ECLI:NL:RBNHO:2021:3195

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 april 2021
Publicatiedatum
19 april 2021
Zaaknummer
15/138511-20
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens schennis van de eerbaarheid met vrijspraak van seksueel corrumperen van minderjarigen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 20 april 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere feiten van schennis van de eerbaarheid en seksueel corrumperen van minderjarigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende momenten in 2020 seksuele handelingen heeft verricht in het bijzijn van minderjarigen, wat heeft geleid tot de tenlastelegging van schennis van de eerbaarheid. De rechtbank heeft echter de verdachte vrijgesproken van de beschuldiging van seksueel corrumperen, omdat niet kon worden bewezen dat de verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de slachtoffers jonger dan zestien jaar waren. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers als betrouwbaar beoordeeld, maar heeft geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was voor de intentie van de verdachte om de slachtoffers te corrumperen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan schennis van de eerbaarheid en heeft een gevangenisstraf van één maand opgelegd, die vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en behandeling. De rechtbank heeft ook een taakstraf van veertig uren opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/138511-20
Uitspraakdatum: 20 april 2021
Tegenspraak
Vonnis in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 6 april 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.M.H.G. Peters en van dat wat de verdachte en de raadsman mr. A.R. Ytsma, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1
Primair
hij op een of meerdere tijdstip(pen) op of omstreeks 10 november 2020 te Haarlem, in elk geval in Nederland, een persoon, te weten: [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 2])
van wie hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, (telkens) met ontuchtig oogmerk ertoe heeft bewogen getuige te zijn van seksuele handelingen, door (telkens) een en/of meermalen:
- die [slachtoffer 1] het woord: "Hey", althans een woord van gelijke strekking, toe te voegen en/of
- ( vervolgens) zijn, verdachtes broek naar beneden te trekken en/of zijn, verdachtes, penis vast te pakken/vast te houden en/of te tonen aan die [slachtoffer 1] en/of
- ( vervolgens) zijn, verdachtes, penis heen en weer te bewegen en/of met zijn, verdachtes, penis te zwaaien en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer 1] het woord: "Kom", althans een woord van gelijke strekking, toe te voegen en/of
- ( vervolgens) te plassen;
Subsidiair
hij op een of meerdere tijdstip(pen) op of omstreeks 10 november 2020 te Haarlem, in elk geval in Nederland, de eerbaarheid heeft geschonden (telkens) op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten in een berm en/of tussen de bosjes op of aan de Oosterhoutlaan en/of de Buitenrustlaan en/of de Kleine Houtweg, althans in een berm en/of bosjes op of aan een openbare weg, en/of in een park (te weten: "De Hout"), in elk geval op of aan een plaats voor het openbaar verkeer bestemd, door (telkens) een en/of meermalen:
- die [slachtoffer 1] het woord: "Hey", althans een woord van gelijke strekking, toe te voegen en/of
- ( vervolgens) zijn, verdachtes broek naar beneden te trekken en/of zijn, verdachtes, penis vast te pakken/vast te houden en/of te tonen aan die [slachtoffer 1] en/of
- ( vervolgens) zijn, verdachtes, penis heen en weer te bewegen en/of met zijn, verdachtes, penis te zwaaien en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer 1] het woord: "Kom", althans een woord van gelijke strekking, toe te voegen en/of
- ( vervolgens) te plassen;
Feit 2
Primair
hij op een of meerdere tijdstip(pen) op of omstreeks 10 mei 2020 in een trein tussen Amsterdam en/of Halfweg, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland, (een) perso(o)n(en), te weten: [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum 3]) en/of [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum 4]) van wie hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet had(den) bereikt, (telkens) met ontuchtig oogmerk ertoe heeft bewogen getuige te zijn van seksuele handelingen, door (telkens) een en/of meermalen in een treinstel:
- in de nabijheid van die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] zijn, verdachtes, (stijve) penis uit zijn, verdachtes, broek te halen en/of met een ontblote (stijve) penis te zitten en/of
- te kijken en/of te (glim)lachen naar die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of
- in de nabijheid van die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] zichzelf af te trekken en/of zichzelf over de penis te strelen/wrijven en/of zichzelf te bevredigen;
Subsidiair
hij op een of meerdere tijdstip(pen) op of omstreeks 10 mei 2020 in een trein tussen Amsterdam en Halfweg, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland, de eerbaarheid heeft geschonden (telkens) op een niet openbare plaats, te weten in een treinstel, terwijl een ander, te weten [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum 3]) en/of [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum 4]
), daarbij haars/huns ondanks tegenwoordig was/waren, door (telkens) een en/of meermalen in voornoemd treinstel:
- zijn, verdachtes, (stijve) penis uit zijn, verdachtes, broek te halen en/of met een ontblote (stijve) penis te zitten en/of
- zichzelf af te trekken en/of zichzelf over de penis te strelen/wrijven en/of zichzelf te bevredigen;
Feit 3
hij op een of meerdere tijdstip(pen) op of omstreeks 26 augustus 2020 in een trein tussen Amsterdam en Zandvoort, in elk geval in Nederland, de eerbaarheid heeft geschonden (telkens) op een niet openbare plaats, te weten in een treinstel, terwijl een ander, te weten [slachtoffer 4] (geboren op [geboortedatum 5]), daarbij haars ondanks tegenwoordig was, door (telkens) een en/of meermalen in voornoemd treinstel:
- zichzelf over de kleding heen te strelen en/of te wrijven over zijn, verdachtes, penis en/of geslachtsstreek en/of
- zijn, verdachtes, (stijve) penis uit zijn, verdachtes, broek(spijp) te halen en/of met een ontblote penis te zitten en/of
- zichzelf af te trekken en/of zichzelf te bevredigen;
Feit 4
hij op een of meerdere tijdstip(pen) op of omstreeks 5 juli 2020 in een trein tussen Haarlem en Amsterdam, in elk geval in Nederland, de eerbaarheid heeft geschonden (telkens) op een niet openbare plaats, te weten in een treinstel, terwijl een ander, te weten [slachtoffer 5] en/of (een) onbekend gebleven perso(o)n(en), daarbij zijns/haars/huns ondanks tegenwoordig was, door (telkens) een en/of meermalen in voornoemd treinstel:
- over de kleding heen zijn, verdachtes, penis te betasten en/of
- zichzelf over de kleding heen af te trekken en/of te bevredigen.

3.De voorvragen

De rechtbank stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is van deze zaak kennis te nemen, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde feit wettig bewijs ontbreekt. De verklaring van aangeefster is geloofwaardig, maar er is geen steunbewijs voor het seksueel corrumperen. Ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde feit niet kan worden bewezen dat de verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de aangeefsters de leeftijd van zestien jaren nog niet hadden bereikt.
De officier van justitie heeft voorts gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3 en 4 ten laste gelegde feiten.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten, omdat bij beide feiten het bestanddeel ‘ertoe bewegen’ niet kan worden bewezen en niet kan worden bewezen dat de verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de aangeefsters de leeftijd van zestien jaren nog niet hadden bereikt.
De raadsman heeft ten aanzien van het bewijs van de onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3 en 4 ten laste gelegde feiten geen verweren gevoerd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak feit 1 primair en feit 2 primair
De rechtbank stelt voorop dat zij geen reden heeft om aan de juistheid van de door de aangeefsters van feit 1 en 2 afgelegde verklaringen te twijfelen en dat zij deze verklaringen betrouwbaar acht. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat de verdachte de handelingen heeft verricht zoals de aangeefsters in hun aangiftes hebben verklaard.
Met de raadsman en de officier van justitie is de rechtbank echter van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is wat aan de verdachte onder 1 primair en 2 primair is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Voor een bewezenverklaring van seksueel corrumperen is onder meer vereist dat de verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat het slachtoffer jonger dan zestien jaar oud was. De wetgever heeft het leeftijdsvereiste in artikel 248d van het Wetboek van Strafrecht (Sr) namelijk niet geobjectiveerd. Uit de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting blijkt niet dat de verdachte wetenschap had van de leeftijd van de aangeefsters. Het dossier bevat ook geen informatie, bijvoorbeeld over het uiterlijk van de aangeefsters, op basis waarvan de rechtbank kan vaststellen dat de verdachte redelijkerwijs heeft moeten vermoeden dat de aangeefsters nog geen zestien jaar oud waren. Dat sprake is van een persoon waarvan de verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, zoals onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegd, kan daarom niet worden bewezen.
4.3.2
Bewijsmiddelen
De rechtbank komt op grond van de hierna te noemen bewijsmiddelen tot een bewezenverklaring van de onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3 en 4 ten laste gelegde feiten.
De hierna vermelde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
De verdachte heeft de onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3 en 4 ten laste gelegde feiten bekend en er is, voor zover het de hiernavolgende bewezenverklaring betreft, geen vrijspraak bepleit. De rechtbank zal daarom, in overeenstemming met artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv) de bewijsmiddelen alleen opsommen.
Ten aanzien van alle feiten:
-de bekennende
verklaring die de verdachte ter terechtzitting van 6 april 2021heeft afgelegd.
Ten aanzien van feit 1 subsidiair
- een
proces-verbaal aangiftevan 10 november 2020 (pagina’s 2-3
digitale nummeringvan het aanvullend proces-verbaal), inhoudend de door [slachtoffer 1] afgelegde verklaring ten overstaan van verbalisant [verbalisant 1].
Ten aanzien van feit 2 subsidiair
- een
proces-verbaal aangiftevan 11 mei 2020 (dossierpagina’s 2-4), inhoudend de door [slachtoffer 2] afgelegde verklaring ten overstaan van verbalisant [verbalisant 2].
- een
proces-verbaal aangiftevan 11 mei 2020 (dossierpagina’s 6-8), inhoudend de door [slachtoffer 3] afgelegde verklaring ten overstaan van verbalisant [verbalisant 3].
Ten aanzien van feit 3
- een
proces-verbaal aangiftevan 26 augustus 2020 (dossierpagina’s 142-145), inhoudend de door [slachtoffer 4] afgelegde verklaring ten overstaan van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5].
Ten aanzien van feit 4
- een
proces-verbaal van bevindingenvan 6 juli 2020 (dossierpagina’s 128-129), opgemaakt door verbalisant [verbalisant 6].
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat:
Feit 1
Subsidiair
hij op 10 november 2020 te Haarlem de eerbaarheid heeft geschonden op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten in een berm tussen de bosjes aan de Oosterhoutlaan en/of de Kleine Houtweg:
- [slachtoffer 1] het woord: "Hey" toe te voegen en
- vervolgens zijn, verdachtes, broek naar beneden te trekken en zijn, verdachtes, penis vast te houden en te tonen aan die [slachtoffer 1] en
- vervolgens zijn, verdachtes, penis heen en weer te bewegen en/of met zijn, verdachtes, penis te zwaaien en
- ( vervolgens) die [slachtoffer 1] het woord: "Kom” toe te voegen en
- vervolgens te plassen.
Feit 2
Subsidiair
hij op 10 mei 2020 in een trein tussen Amsterdam en Halfweg, gemeente Haarlemmermeer, de eerbaarheid heeft geschonden op een niet openbare plaats, te weten in een treinstel, terwijl anderen, te weten [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], daarbij huns ondanks tegenwoordig waren, door in voornoemd treinstel:
- zijn, verdachtes, stijve penis uit zijn, verdachtes, broek te halen en met een ontblote stijve penis te zitten en
- zichzelf af te trekken en zichzelf over de penis te wrijven.
Feit 3
hij op 26 augustus 2020 in een trein tussen Amsterdam en Zandvoort de eerbaarheid heeft geschonden op een niet openbare plaats, te weten in een treinstel, terwijl een ander, te weten [slachtoffer 4], daarbij haars ondanks tegenwoordig was, door in voornoemd treinstel:
- zichzelf over de kleding heen te strelen en/of te wrijven over zijn, verdachtes, penis en/of geslachtsstreek en
- zijn, verdachtes, stijve penis uit zijn, verdachtes, broekspijp te halen en
- zichzelf af te trekken.
Feit 4
hij op 5 juli 2020 in een trein tussen Haarlem en Amsterdam de eerbaarheid heeft geschonden op een niet openbare plaats, te weten in een treinstel, terwijl een ander, te weten [slachtoffer 5], daarbij zijns ondanks tegenwoordig was, door in voornoemd treinstel:
- zichzelf over de kleding heen af te trekken en/of te bevredigen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van feit 1 subsidiair
Schennis van de eerbaarheid op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd.
Ten aanzien van feit 2 subsidiair
Schennis van de eerbaarheid op een niet openbare plaats, terwijl een ander daarbij zijns ondanks tegenwoordig is, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 3 en feit 4, telkens
Schennis van de eerbaarheid op een niet openbare plaats, terwijl een ander daarbij zijns ondanks tegenwoordig is.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. Daarom is de verdachte strafbaar.

7.De op te leggen sancties

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden met een proeftijd van 1 (één) jaar. De officier van justitie heeft daarbij gevorderd dat aan de proeftijd de bijzondere voorwaarden worden verbonden zoals geadviseerd door de reclassering in het advies van 8 februari 2021.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft verzocht met betrekking tot de strafmaat de volgende omstandigheden in het voordeel van de verdachte mee te nemen.
De verdachte neemt verantwoordelijkheid voor zijn handelen en is hier, ook ter terechtzitting, open over. De verdachte heeft op vrijwillige basis hulp gezocht en hij staat open voor verdere behandeling. De persoonlijke omstandigheden van de verdachte zijn ten positieve gewijzigd. De verdachte is niet eerder voor soortgelijke feiten strafrechtelijk veroordeeld.
Gelet hierop heeft de raadsman verzocht aan de verdachte een voorwaardelijke taakstraf op te leggen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, de gevolgen daarvan voor de slachtoffers, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich gedurende een periode van een half jaar meermalen schuldig gemaakt aan schennis van de eerbaarheid. De verdachte heeft driemaal in een treinstel zijn (stijve) penis uit zijn broek gehaald en zichzelf afgetrokken in aanwezigheid van anderen, onder wie meisjes van onder de zestien jaar oud. Gebleken is dat bij de verdachte sprake was van een patroon.
Ondanks het feit dat de verdachte op heterdaad is aangehouden voor feit 3, heeft hij zich een aantal maanden later opnieuw schuldig gemaakt aan schennis van de eerbaarheid. Hij heeft toen in een park een voorbij fietsend meisje van dertien jaar oud aangesproken, zijn broek naar beneden getrokken en zijn penis aan haar getoond en heen en weer bewogen.
De verdachte heeft hiermee naar het algemeen schaamtegevoel kwetsende handelingen verricht en geen rekening gehouden met de gevoelens van de (minderjarige) slachtoffers. De slachtoffers hebben verklaard dat zij geschrokken waren en dat zij het een beangstigende of onaangename situatie vonden. Twee van hen hebben zelfs verklaard dat zij bang waren dat de verdachte hen iets aan zou doen en dat zij er daarom niets van durfden te zeggen en de treincoupé niet durfden te verlaten. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 11 maart 2021. Hieruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor feiten strafrechtelijk is veroordeeld.
Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van het over de verdachte uitgebrachte reclasseringsadvies van 8 februari 2021, opgemaakt door [reclasseringswerker], als reclasseringswerkster verbonden aan Reclassering Nederland, en van hetgeen overigens ter terechtzitting omtrent de persoonlijke omstandigheden van de verdachte is gebleken.
Uit voornoemd reclasseringsadvies blijkt onder meer het volgende.
De reclassering concludeert dat de verdachte inziet dat hij seksueel grensoverschrijdend gedrag heeft vertoond en dat hij daarmee anderen heeft gedupeerd, dat hij gemotiveerd is om inzicht in en controle over de gedragingen te krijgen en dat hij hiervoor al op vrijwillige basis behandelgesprekken voert bij de forensische polikliniek De Waag. De reclassering wijst erop dat ten tijde van de ten laste gelegde feiten risicoverhogende omstandigheden aanwezig waren, te weten het psychosociaal functioneren van de verdachte en de leefomstandigheden waarin hij verkeerde. De reclassering benoemt dat zijn leefomstandigheden inmiddels zijn verbeterd, in de zin dat hij een andere woonruimte en nieuw werk heeft. De reclassering adviseert om aan de verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen en aan de proeftijd bijzondere voorwaarden te verbinden, te weten een meldplicht en een behandelverplichting.
De rechtbank weegt in het voordeel van de verdachte mee dat hij verantwoordelijkheid heeft genomen ten aanzien van de door hem gepleegde feiten en dat hij in een vrijwillig kader hulp heeft gezocht voor zijn problematiek.
Strafmodaliteit en strafmaat
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan de verdachte een gevangenisstraf van 1 (één) maand moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat deze straf vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van 2 (twee) jaren en de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering zijn geadviseerd. De rechtbank acht het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk, als niet mis te verstaan signaal naar de verdachte – bij wijze van steun in de rug dan wel stok achter de deur –, dat hij zich in de toekomst zal moeten onthouden van het plegen van strafbare feiten.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden volstaan met een voorwaardelijke gevangenisstraf van voornoemde duur omdat dat onvoldoende recht doet aan de ernst van de feiten. De rechtbank legt daarom ook een taakstraf voor de duur van 40 uren op, met aftrek van de tijd die door de verdachte in verzekering is doorgebracht, naar de maatstaf van 2 (twee) uren per dag.

8.De toegepaste wetsartikelen

De rechtbank baseert de beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 239 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Bewezenverklaring
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven onder “De bewezenverklaring” is omschreven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Strafbaarheid feit
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dat, zoals hierboven onder “De strafbaarheid van het bewezenverklaarde” vermeld.
Verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Ten aanzien van feit 1 subsidiair
Schennis van de eerbaarheid op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd.
Ten aanzien van feit 2 subsidiair
Schennis van de eerbaarheid op een niet openbare plaats, terwijl een ander daarbij zijns ondanks tegenwoordig is, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 3 en feit 4, telkens
Schennis van de eerbaarheid op een niet openbare plaats, terwijl een ander daarbij zijns ondanks tegenwoordig is.
Strafbaarheid verdachte
Verklaart de verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde.
Straf
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders bepaalt. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten als de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende voorwaarden niet is nagekomen.
Stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als
bijzondere voorwaardendat de veroordeelde:
- zich, binnen vijf dagen na het onherroepelijk worden van het vonnis, meldt bij Reclassering Nederland op het adres Oostvest 60, 2011 AK te Haarlem. De veroordeelde zich blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren. De meldplicht duurt maximaal één jaar.
- zich laat behandelen door de forensische polikliniek De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit nodig acht, daaronder begrepen.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
40 (veertig) uren. Beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet (naar behoren) verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
20 (twintig) dagen.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht, met dien verstande dat voor elke dag die de verdachte in verzekering heeft doorgebracht 2 (twee) uren taakstraf, subsidiair 1 (één) dag hechtenis, in mindering worden gebracht.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.M. Koolen-Zwijnenburg, voorzitter,
mr. M.S. Lamboo en mr. C.H. de Jonge van Ellemeet, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. E.C.W. Coesel,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 april 2021.
Buiten staat
mr. C.H. de Jonge van Ellemeet is niet in de gelegenheid dit vonnis te ondertekenen.