ECLI:NL:RBNHO:2021:3259

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 maart 2021
Publicatiedatum
20 april 2021
Zaaknummer
8801817 AO VERZ 20-166
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens overtreding integriteitsregels door werknemer

In deze zaak heeft de werkgever, Axus Nederland B.V. (handelsnaam ALD Automotive), verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met de werknemer wegens herhaaldelijke overtredingen van de integriteitsregels. De kantonrechter heeft in een tussenbeslissing de werkgever de gelegenheid gegeven om bewijs te leveren van de gestelde overtredingen. Na beoordeling van de ingediende bewijsstukken oordeelt de kantonrechter dat de werkgever hierin niet is geslaagd. De kantonrechter concludeert dat er onvoldoende bewijs is dat de werknemer verwijtbaar heeft gehandeld, en dat de arbeidsrelatie niet duurzaam en onherstelbaar verstoord is. Daarom wordt het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst afgewezen.

Daarnaast heeft de werknemer verzocht om een openbare verontschuldiging van de werkgever op LinkedIn, wat ook is afgewezen. De kantonrechter oordeelt dat er geen bewijs is dat de werkgever onrechtmatig heeft gehandeld, en dat de werknemer voldoende is tegemoetgekomen door de vaststelling dat er onvoldoende bewijs is voor de integriteitsinbreuk. De proceskosten worden toegewezen aan de werknemer, aangezien de werkgever ongelijk heeft gekregen. De kantonrechter benadrukt dat de werknemer, gezien eerdere incidenten, zich in de toekomst moet onthouden van gedragingen die de schijn van integriteitsschending kunnen wekken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8801817 AO VERZ 20-166
Uitspraakdatum: 29 maart 2021
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap Axus Nederland B.V.,h.o.d.n. ALD Automotive
gevestigd te Hoofddorp
verzoekende partij
verder te noemen: ALD
gemachtigde: mr. M. Woltman
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
verwerende partij
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. N.R. Coffi
De zaak in het kort
Deze zaak gaat over een werkgever die ontbinding van de arbeidsovereenkomst met de werknemer heeft verzocht wegens het door werknemer ondanks waarschuwing (bij herhaling) overtreden van de integriteitsregels. Nadat werkgever in een tussenbeslissing in de gelegenheid was gesteld de gestelde overtreding van de integriteitsregels te bewijzen, oordeelt de kantonrechter dat de werkgever hierin onvoldoende geslaagd is. De arbeidsovereenkomst wordt dus niet ontbonden wegens verwijtbaar gedrag van de werknemer. Omdat niet is gebleken dat de arbeidsrelatie duurzaam en onherstelbaar verstoord is, wordt de arbeidsovereenkomst ook niet op de g-grond ontbonden. Er wordt ook niet op de i-grond ontbonden. Het verzoek van werknemer om de werkgever te veroordelen tot het plaatsen van een verontschuldiging op Linkedin wordt afgewezen wegens gebrek aan voldoende onderbouwing en omdat de werknemer zijn Linkedin relaties met deze openbare uitspraak zelf ook kan informeren.

1.Het verdere procesverloop

1.1.
ALD heeft in het kader van het haar bij tussenbeschikking van 15 januari 2021 opgedragen bewijs stukken toegezonden. Hierop heeft [gedaagde] schriftelijk gereageerd.

2.De verdere beoordeling

Het verzoek
2.1.
De kantonrechter blijft bij wat in de tussenbeschikking is overwogen en beslist. In die tussenbeschikking is ALD in de gelegenheid gesteld met alle middelen rechtens, meer in het bijzonder door het horen van getuigen, te bewijzen dat [gedaagde] in strijd met de bij haar geldende integriteitsregels aan de klant [naam klant] een gunst, , heeft aangeboden in ruil voor persoonlijk voordeel. De gunst zou eruit hebben bestaan dat reeds door [naam klant] bestelde bussen kosteloos dan wel tegen beperkte kosten geannuleerd zouden kunnen worden, het persoonlijk voordeel van [gedaagde] zou zijn dat bekenden uit zijn netwerk mochten solliciteren op een vacature bij [naam klant] .
2.2.
ALD heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om getuigen te horen. Zij heeft wel als productie 19 een e-mail van 4 februari 2021 van (destijds interim-directeur van [naam klant] ) [betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1] ) overgelegd. Daarin schrijft [betrokkene 1] – voor zover relevant – het volgende:
‘(…). In een persoonlijk gesprek met de heer [gedaagde] heeft hij aangegeven dat als hij zijn best voor mijn opdrachtgever moest doen wij zijn best voor hem moesten doen. Daarbij wees hij op een openstaande vacature waar hij iemand uit zijn persoonlijke kring op gesprek wilde hebben. (…)’.
2.3.
Verder is door ALD als productie 20 een e-mail van 5 februari 2021 van [betrokkene 2] (hierna: [betrokkene 2] ), leidinggevende van [gedaagde] overgelegd, waarin zij onder meer schrijft dat zij zich op basis van eerdere ervaringen met [gedaagde] niet aan de indruk kan onttrekken dat hij heeft aangeboden zijn best te doen de kosten voor de annulering van vijf bussen te beperken als in ruil daarvoor iemand uit zijn netwerk zou kunnen solliciteren op een vacature bij [naam klant] .
2.4.
Tussen partijen is niet in geschil dat [betrokkene 2] niet aanwezig was bij het gesprek tussen [gedaagde] en [betrokkene 1] , waardoor vaststaat dat zij niet uit eigen waarneming kan verklaren over wat [gedaagde] toen tegen [betrokkene 1] heeft gezegd. Hoewel de kantonrechter met [betrokkene 2] eens is dat [gedaagde] door eerdere gedragingen de schijn tegen heeft, levert dit geen bewijs op dat [gedaagde] in [het derde incident] in strijd met de integriteitscode heeft gehandeld.
2.5.
Ook de e-mail van [betrokkene 1] is hiervoor naar het oordeel van de kantonrechter niet voldoende. Door [gedaagde] is terecht opgemerkt dat deze e-mail geruime tijd (ruim acht maanden) na het gevoerde gesprek is opgesteld, waarmee deze aan waarde inboet. Verder vindt de kantonrechter de inhoud van de e-mail zeer algemeen. Zo ontbreekt de datum waarop het bewuste gesprek tussen beiden heeft plaatsgevonden alsmede de setting waarin dat is gebeurd. Ook wordt niet duidelijk welke bewoordingen in welke context door [gedaagde] zijn gebruikt.
2.6.
[gedaagde] heeft bovendien de inhoud van de e-mail van [betrokkene 1] gemotiveerd weersproken. De kantonrechter begrijpt het verweer zo dat [gedaagde] erkent dat hij destijds tegen [betrokkene 1] heeft gezegd dat hij ( [betrokkene 1] / [naam klant] ) ‘zijn best moest doen’, maar dat deze uitlating niet zag op een door [naam klant] te verlenen gunst aan [gedaagde] in verband met de annulering van de bussen, maar op iets heel anders. Volgens [gedaagde] heeft hij [betrokkene 1] er destijds op aangesproken dat door [naam klant] – in strijd met een single supplier overeenkomst tussen ALD en [naam klant] – leasecontracten waren onderbracht bij een concurrerende leasemaatschappij en heeft [gedaagde] in dat verband tegen [betrokkene 1] gezegd dat hij ‘zijn best moest doen’.
2.7.
Dit verweer van [gedaagde] komt er dus op neer dat wat [gedaagde] destijds tegen [betrokkene 1] heeft gezegd in de e-mail van [betrokkene 1] van 4 februari 2021 in een geheel andere, onjuiste context is geplaatst. Wanneer [betrokkene 1] als getuige zou zijn gehoord, had de kantonrechter hem over voornoemde aspecten nader (onder ede) kunnen bevragen, maar ALD heeft er om haar moverende redenen voor gekozen [betrokkene 1] (of andere betrokkenen) niet als getuige te laten horen.
2.8.
De conclusie van het voorgaande is dat ALD naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende is geslaagd in haar bewijsopdracht. Hierdoor is niet komen vast te staan dat [gedaagde] in [het derde incident] de integriteitsregels heeft geschonden en daarmee verwijtbaar heeft gehandeld. De kantonrechter zal het verzoek van ALD om de arbeidsovereenkomst op de e-grond te ontbinden daarom afwijzen.
2.9.
De arbeidsovereenkomst kan evenmin ontbonden worden op de g-grond (verstoorde arbeidsrelatie). De kantonrechter begrijpt dat het vertrouwen in [gedaagde] door de eerdere integriteitsincidenten en de gebeurtenissen rondom [het derde incident] een deuk heeft opgelopen, maar dat de verstoring duurzaam en onherstelbaar is, is daarmee niet aangetoond. Van een goed werkgever mag worden verlangd dat hij zich inspant om tot herstel van de verstoring in de arbeidsrelatie te komen, van een dergelijke inspanning is niet gebleken. Van een voldragen g-grond is daarom geen sprake. De kantonrechter voegt hieraan toe dat er, mede vanwege zijn eerdere gedragingen, ook een taak bij [gedaagde] ligt om het vertrouwen van ALD terug te winnen, door zich in de toekomst te onthouden van iedere gedraging of nalaten, waarmee de schijn van integriteitsschending kan ontstaan. [gedaagde] is in die zin een gewaarschuwd mens en kan zich geen misstap meer permitteren.
2.10.
De arbeidsovereenkomst wordt evenmin ontbonden op de i-grond. Deze grond is bedoeld voor die gevallen waarin de werkgever een ontbindingsverzoek niet kan baseren op omstandigheden uit één enkelvoudige ontslaggrond, maar dit wel kan motiveren en onderbouwen met omstandigheden uit meerdere ontslaggronden samen. [1] Uit de wet en de wetsgeschiedenis blijkt niet dat vereist is dat één of meer van de ontslaggronden bijna voldragen zijn, maar wel dat de combinatie van omstandigheden meebrengt dat er sprake is van een voldragen i-grond, waardoor voortzetting van het dienstverband in redelijkheid niet meer van de werkgever gevergd kan worden. Hiervoor is overwogen dat er onvoldoende bewijs is dat [gedaagde] – hoewel hij gelet op de eerdere incidenten de schijn tegen zich heeft - in [het derde incident] in strijd met de integriteitsregels – en dus verwijtbaar - heeft gehandeld. Van het bestaan van een e-grond is daardoor geen sprake. Ook de g-grond is niet aangetoond, nu onvoldoende is getracht de verstoring te herstellen. De incidenten waarbij [gedaagde] betrokken is geweest, alsmede de vertrouwensbreuk die daardoor is ontstaan, vormen naar het oordeel van de kantonrechter tezamen geen voldragen i-grond, zodat ontbinding op die niet aan de orde is.
2.11.
De conclusie van het voorgaande is dat het verzoek van ALD om de arbeidsovereenkomst van [gedaagde] op de e, g danwel i-grond te ontbinden, wordt afgewezen.
Proceskosten
2.12.
Omdat ALD ongelijk krijgt, moet zij de proceskosten van [gedaagde] betalen zoals hierna vermeld. Het salaris gemachtigde wordt in lijn met de Aanbeveling schikking en proceskosten WWZ begroot op € 724,00. Voor zover nakosten worden gemaakt, wordt het maximale bedrag aan nakosten van € 124,00 toegewezen.
Het tegenverzoek
2.13.
[gedaagde] heeft in zijn verweerschrift primaire, subsidiaire en meer subsidiaire verzoeken gedaan. Hoewel dat uit (de aanhef/titel van) het verweerschrift niet valt op te maken, vat de kantonrechter deze verzoeken op als zelfstandige tegenverzoeken.
2.14.
De kantonrechter zal alleen het primair door [gedaagde] verzochte beoordelen, aangezien aan een beoordeling van de subsidiaire en meer subsidiaire verzoeken niet wordt toegekomen door de afwijzing van het ontbindingsverzoek.
2.15.
Het primair door [gedaagde] verzochte houdt in dat de kantonrechter ALD, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeelt tot het binnen 14 dagen na deze beschikking plaatsen en gedurende een jaar geplaatst houden van een openbare verontschuldiging op Linkedin die er blijk van geeft dat ALD de integriteit van [gedaagde] ten onrechte in twijfel heeft getrokken en daarvoor spijt betuigt.
2.16.
[gedaagde] heeft zijn verzoek niet nader toegelicht, behoudens de opmerking in zijn verweerschrift dat hij via verschillende kanalen heeft vernomen dat zijn schorsing en de daarvoor door ALD aangevoerde grond is uitgelekt en dat daardoor zijn reputatie is geschaad. De kantonrechter vat het verzoek van [gedaagde] in het licht van die opmerking op als een verzoek tot rectificatie. Rectificatie kan op grond van artikel 6:167 BW alleen worden toegewezen indien komt vast te staan dat ALD op grond van artikel 6:162 BW aansprakelijk is jegens [gedaagde] vanwege het doen van een mededeling over [gedaagde] die in strijd is met de in het maatschappelijk verkeer betamende zorgvuldigheid. Gesteld noch gebleken is dat hiervan sprake is geweest. Voornoemde opmerking van [gedaagde] over het uitlekken van de schorsing, levert hiervoor onvoldoende bewijs op. De kantonrechter is verder van oordeel dat [gedaagde] waar het zijn reputatie betreft in voldoende mate tegemoet wordt gekomen door de vaststelling in deze beschikking dat er onvoldoende bewijs is dat hij in [het derde incident] in strijd met de integriteitsregels heeft gehandeld. Gelet op het voorgaande wordt het verzoek van [gedaagde] dan ook afgewezen.
Proceskosten
2.17.
Omdat [gedaagde] in het ongelijk wordt gesteld, moet hij de proceskosten van ALD betalen. De kantonrechter ziet in de omstandigheden van het geval aanleiding de proceskosten op nihil te stellen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
het verzoek
3.1.
wijst de verzochte ontbinding af;
3.2.
veroordeelt ALD tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [gedaagde] tot en met vandaag vaststelt op € 724,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met € 124,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door [gedaagde] worden gemaakt en – voor het geval voldoening van de nakosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt - vermeerderd met de wettelijke rente over de nakosten vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
3.3.
verklaart deze beschikking, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
het tegenverzoek
3.1.
wijst het verzoek af;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van ALD vaststelt op nihil.
Deze beschikking is gewezen door mr. M.Y.H.G. Erkens, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken door mr. W. Aardenburg in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Kamerstukken I, 2018-2019, 35 074, F, pag. 26.