ECLI:NL:RBNHO:2021:3265
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bepaling referteperiode WW en toepassing van het Dagloonbesluit in bijzondere situaties
Op 6 april 2021 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak tussen een eiser en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De zaak betreft de vaststelling van de referteperiode voor de Werkloosheidswet (WW) en de toepassing van artikel 2, achtste lid, van het Dagloonbesluit. Eiser had een WW-uitkering aangevraagd na een periode van ziekte en stelde dat de referteperiode onterecht was vastgesteld, waardoor zijn dagloon te laag was. De rechtbank oordeelde dat in dit bijzondere geval artikel 2, achtste lid, van het Dagloonbesluit buiten toepassing moest worden gelaten. De rechtbank concludeerde dat de wetgever onvoldoende rekening had gehouden met de situatie van eiser, die tijdens zijn ziekte meer loon had ontvangen dan in de referteperiode werd weerspiegeld. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de bijzondere omstandigheden van eiser in acht worden genomen. Tevens werd verweerder opgedragen het griffierecht aan eiser te vergoeden.