Zwaarder wegende belangen die in de weg staan aan het honoreren van verwachtingen kunnen, zoals onder 3.7.1 is overwogen, evenwel ook zijn gelegen in strijd met de wet.
De rechtbank is, met verweerder en anders dan eiser, voorshands van oordeel dat het project in strijd is met artikel 5c, eerste lid, van de PRV omdat het buiten bestaand stedelijk gebied is gelegen. Het bestemmingsplan maakt naar het oordeel van de rechtbank binnen het gebied waarbinnen het project is beoogd namelijk niet reeds een stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen mogelijk. In de omgeving van het perceel is sprake van slechts enkele verspreid liggende woningen.
Zoals eiser (mede ter zitting) heeft aangevoerd heeft verweerder evenwel niet, in overleg met het college van gedeputeerde staten van de provincie Noord-Holland (GS), (kenbaar) onderzocht en gemotiveerd of ten behoeve van het project met toepassing van het bepaalde in artikel 5c, tweede tot en met het vierde lid, van de PRV van het eerste lid van de PRV kan worden afgeweken. Aldus is niet onderzocht of en gemotiveerd dat voor het project (tevens) een omgevingsvergunning voor de activiteit gebruiken in strijd met regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening (dat is de PRV) als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) nodig is. Verweerder heeft evenmin, hoewel hij zelf tot de conclusie is gekomen dat het project in strijd is met de PRV en daarvoor volgens hem dus een omgevingsvergunning voor de voornoemde activiteit is vereist, ten behoeve van het project een verklaring van geen bedenkingen als bedoeld in artikel 2.27 van de Wabo juncto artikel 4.1a, tweede lid, van de (Wro) gevraagd bij GS alvorens de omgevingsvergunning voor de activiteit gebruiken in strijd met het bestemmingsplan te weigeren.
Niet gemotiveerd is daardoor in het bestreden besluit of zwaarder wegende belangen in de weg staan aan het honoreren van de gewekte verwachtingen die zijn gelegen in strijd met de wet. Indien blijkt dat omgevingsvergunning moet worden geweigerd voor de activiteit gebruiken in strijd met de PRV als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid en onder c, van de Wabo, betekent dit dat ook de omgevingsvergunning voor de activiteit gebruiken in strijd met het bestemmingsplan als bedoeld in dezelfde bepaling moet worden geweigerd. Zoals uit de uitspraak van de Afdeling van 6 juni 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1841 immers volgt is het gedeeltelijk verlenen van een gevraagde omgevingsvergunning namelijk in strijd met (het systeem van) de Wabo indien vergunning wordt gevraagd voor activiteiten die onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden. De activiteiten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan en gebruiken in strijd met de PRV zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. In dit scenario staat het zwaarwegende belang dat is gelegen in strijd met de wet naar het oordeel van de rechtbank in de weg aan het honoreren van de jegens eiser gewekte verwachtingen met betrekking tot de omgevingsvergunning voor de activiteit gebruiken in strijd met het bestemmingsplan. Indien geen omgevingsvergunning nodig is wegens strijd met de PRV (omdat van de PRV kan worden afgeweken) of omdat vergunning voor de activiteit gebruiken in strijd met de PRV door middel van een vvgb kan worden verleend, dan staan er naar het oordeel van de rechtbank geen zwaarwegende belangen in de weg aan het honoreren van de jegens eiser gewekte verwachtingen en dient verweerder (ook) omgevingsvergunning te verlenen voor de activiteit gebruiken in strijd met het bestemmingsplan.