ECLI:NL:RBNHO:2021:3594

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 februari 2021
Publicatiedatum
29 april 2021
Zaaknummer
8963353 VV EXPL 21-4
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van sociale huurwoning na opzegging huurovereenkomst en strijd met gebruiksovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 15 februari 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Woonopmaat en een gedaagde die na opzegging van de huurovereenkomst in een sociale huurwoning verbleef. De eiseres, Woonopmaat, vorderde ontruiming van de woning omdat de gedaagde in strijd handelde met de gemaakte afspraken uit de gebruiksovereenkomst. De gedaagde had de huur van de woning opgezegd en was zonder recht of titel in de woning blijven verblijven. De kantonrechter oordeelde dat de vordering tot ontruiming toewijsbaar was, omdat het voldoende aannemelijk was dat de gedaagde zonder recht of titel in de huurwoning verbleef. De rechter wees ook de vordering tot betaling van de verschuldigde gebruiksvergoeding toe, omdat de gedaagde in gebreke was gebleven met de betalingen. De kantonrechter benadrukte dat er sprake was van een spoedeisend belang, gezien het onrechtmatig gebruik van een sociale huurwoning die geschikt is voor mensen met een handicap. De gedaagde had erkend dat hij nog steeds in de woning verbleef en dat hij in gebreke was met de betalingen. De rechter stelde een ontruimingstermijn van veertien dagen vast en veroordeelde de gedaagde tot betaling van de gebruiksvergoeding en de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8963352 \ VV EXPL 21-4
Uitspraakdatum: 15 februari 2021
Vonnis van de kantonrechter in kort geding in de zaak van:
Stichting Woonopmaat
gevestigd te Heemskerk
eiseres
verder te noemen: Woonopmaat
gemachtigde: mr. G.P. Poiesz
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon
Samenvatting
Gedaagde verblijft, na opzegging van de huurovereenkomst, in een sociale huurwoning van eiseres. Partijen hebben een gebruiksovereenkomst gesloten, maar gedaagde handelt in strijd met de gemaakte afspraken. De kantonrechter wijst de vordering tot ontruiming toe, omdat het voldoende aannemelijk is dat gedaagde zonder recht of titel in de huurwoning verblijft. Ook de vordering tot betaling van de verschuldigde gebruiksvergoeding wordt toegewezen.

1.Het procesverloop

1.1.
Woonopmaat heeft [gedaagde] op 13 januari 2021 gedagvaard.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 1 februari 2021. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten, mede aan de hand van pleitaantekeningen, naar voren hebben gebracht.

2.De feiten

2.1.
Woonopmaat verhuurde met ingang van 10 oktober 2018 de woning aan [adres] aan [gedaagde] en zijn partner [partner van gedaagde] (hierna: [partner van gedaagde] ).
2.2.
Op enig moment zijn [gedaagde] en [partner van gedaagde] verhuisd naar de woning gelegen aan [adres 2] , met een huurprijs van € 560,45 bruto per maand (hierna: het gehuurde/ de woning). Het gehuurde is een sociale huurwoning, die geschikt is voor mensen met een handicap (een zogeheten WMO-woning).
2.3.
[gedaagde] en [partner van gedaagde] hebben gezamenlijk de huur van het gehuurde opgezegd tegen 4 september 2020.
2.4.
Op 30 oktober 2020 heeft op het kantoor van Woonopmaat een gesprek plaatsgevonden met [gedaagde] . Naar aanleiding van dit gesprek hebben [gedaagde] en Woonopmaat een gebruiksovereenkomst gesloten. Partijen hebben de afspraak gemaakt dat [gedaagde] de woning mocht gebruiken voor de periode van 6 november 2020 tot uiterlijk 4 januari 2021, tegen een vergoeding van € 560,45 per maand (hierna: de gebruiksovereenkomst). Daarbij diende [gedaagde] meteen een bedrag van € 561,13 te betalen en een bedrag van € 520,- op uiterlijk 1 december 2020.
2.5.
Bij e-mail van 5 november 2020 heeft Woonopmaat [gedaagde] de gebruiksovereenkomst toegezonden. Op verzoek van [gedaagde] heeft Woonopmaat de gebruiksovereenkomst nadien ook per post aan hem toegestuurd. Door [gedaagde] is de gebruiksovereenkomst niet geretourneerd en ook niet ondertekend.
2.6.
Bij brief van 28 december 2020 heeft Woonopmaat [gedaagde] gesommeerd tot betaling van € 1.081,13. [gedaagde] heeft aan deze sommatie geen gehoor gegeven.
2.7.
[gedaagde] verblijft nog altijd in de woning en heeft geen verdere betalingen verricht.

3.De vordering

3.1.
Woonopmaat vordert – na wijziging van haar eis ter zitting – dat de kantonrechter bij wijze van voorlopige voorziening [gedaagde] veroordeelt tot ontruiming van de woning gelegen aan [adres 2] binnen 14 dagen. Daarbij vordert Woonopmaat betaling van € 1.081,13, te vermeerderen met € 560,45 per maand vanaf 5 januari 2021 totdat [gedaagde] de woning heeft ontruimd en verlaten. Dit alles met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure, waaronder de nakosten.
3.2.
Woonopmaat legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde] zonder recht of titel in de woning verblijft. Ook is [gedaagde] tekortgeschoten in de nakoming van zijn betalingsverplichtingen op grond van de gebruiksovereenkomst. Woonopmaat heeft een spoedeisend belang bij haar vordering, omdat het een sociale huurwoning betreft.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] erkent de vordering en refereert zich aan het oordeel van de kantonrechter.

5.De beoordeling

5.1.
De vordering in kort geding kan alleen worden toegewezen als Woonopmaat daarbij een spoedeisend belang heeft. Dat is het geval, nu er sprake is van onrechtmatig gebruik van een relatief schaarse sociale huurwoning die geschikt is voor mensen met een handicap.
5.2.
Verder is voor toewijzing van de vordering in dit kort geding vereist dat de aan die vordering ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden voldoende aannemelijk zijn en dat het ook in voldoende mate waarschijnlijk is dat die vordering in een nog te voeren gewone procedure (bodemprocedure) zal worden toegewezen. Voor nader onderzoek naar bepaalde feiten en omstandigheden of voor bewijslevering door bijvoorbeeld getuigen is in dit kort geding in beginsel geen plaats. Dat moet gebeuren in een eventuele bodemprocedure. De beoordeling in dit kort geding is dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
Ontruiming
5.3.
[gedaagde] heeft ter zitting erkend dat hij momenteel nog altijd in de woning verblijft. Hij weet dat dit in strijd is met de gemaakte afspraken, maar hij heeft pas een ander onderkomen vanaf 1 maart 2021 dat groot genoeg voor hem is en beschikt over (onder andere) een eigen keuken. [gedaagde] heeft ook erkend in gebreke te zijn met de (tijdige) betaling van de gebruiksvergoeding. Met de gebruiksovereenkomst kon [gedaagde] namelijk geen huurtoeslag aanvragen. Zonder huurtoeslag kon hij de vergoeding niet betalen.
5.4.
Gelet op de erkenning van [gedaagde] dat hij – zonder te betalen – nog altijd in de woning verblijft, bezien in combinatie met de door Woonopmaat in het geding gebrachte stukken is voldoende aannemelijk dat de woning maanden in gebruik was zonder dat [gedaagde] daarvoor heeft betaald. Dat [gedaagde] in de veronderstelling was dat Sociaal Domein tussen hem en Woonopmaat bemiddelde, maakt vorenstaande niet anders. [gedaagde] had op zijn minst kunnen begrijpen dat hij diende te betalen voor zijn verblijf in de woning. Dit is hem op het kantoor van Woonopmaat ook duidelijk uitgelegd. Door niets te doen en de zaak op zijn beloop te laten heeft hij zijn verplichtingen als gebruiker ernstig geschonden.
5.5.
Ook een belangenafweging staat niet in de weg aan toewijzing van de vordering tot ontruiming. [gedaagde] voert in dat verband weliswaar aan dat hij als gevolg van een ontruiming mogelijk dakloos zal worden in de tussengelegen periode (tot 1 maart 2021) of in een zeer kleine ruimte zou moeten verblijven, maar [gedaagde] heeft voldoende tijd gehad om voorzorgsmaatregelen te treffen voor het geval de uitspraak in deze zaak voor hem slecht zou uitvallen. Als hij dat niet heeft gedaan, dan komt dat voor zijn eigen risico.
5.6.
Op grond van het voorgaande is voldoende aannemelijk dat de rechter in een bodemprocedure zal oordelen dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de gebruiksovereenkomst en de ontruiming zal toewijzen. Dit betekent dat de vordering tot ontruiming in dit kort geding toewijsbaar is. De ontruimingstermijn wordt daarbij vastgesteld op veertien dagen.
Betaling verschuldigde gebruiksvergoeding
5.7.
Nu de hoogte van de betalingsachterstand niet door [gedaagde] is betwist, is hij gehouden deze te betalen. Verder is [gedaagde] de gebruiksvergoeding verschuldigd tot hij de woning heeft verlaten. De vordering van Woonopmaat is op dit punt ook toewijsbaar, zoals hierna te melden.
Proceskosten
5.8.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat hij ongelijk krijgt. Daarbij wordt de [gedaagde] ook veroordeeld tot betaling van € 124,- aan nasalaris voor zover daadwerkelijk nakosten door Woonopmaat worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen 14 dagen de woning aan [adres 2] met al het zijne en de zijnen te (laten) ontruimen en te verlaten en onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking te stellen aan Woonopmaat;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Woonopmaat van € 1.081,13 vermeerderd met de verschuldigde gebruiksvergoeding van € 560,45 per maand vanaf 5 januari 2021 totdat [gedaagde] de woning heeft verlaten en ontruimd;
6.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Woonopmaat tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 106,01
griffierecht € 507,00
salaris gemachtigde € 498,00 ;
6.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 124,- aan nasalaris voor zover daadwerkelijk nakosten door Woonopmaat worden gemaakt;
6.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.6.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I. de Greef en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter