Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De procedure
- de dagvaarding tevens inhoudende vordering in incident (met producties 1 tot en met 7);
- de conclusie van antwoord in incident (met producties 1 tot en met 5);
- het vonnis in incident van 22 juli 2020;
- de brief van de man ingekomen op 7 augustus 2020 (met producties 6 tot en met 10);
- de conclusie van antwoord (met producties 1 en 2);
- het tussenvonnis van 16 september 2020;
- de akte overleggen producties tevens inhoudende vermeerdering van eis van 4 januari 2021 (met producties 8 tot en met 10);
- de antwoordakte vermeerdering van eis tevens uitlating producties, ingekomen op 15 maart 2021 (met producties 3 tot en met 10); en
- het faxbericht van de vrouw, ingekomen op 30 maart 2021 (met productie 11).
2.Feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
(…) Indien naderhand mocht blijken dat de opsomming toch niet volledig is geweest, zal dit worden aangemerkt als opzettelijk verzwijgen, zoekmaken of verborgen gehouden als bedoeld in artikel 3:194 tweede lid BW. In dat geval zal hetgeen verzwegen is derhalve toekomen aan de ander”. Het kan beide partijen verweten worden dat de opsomming van de gemeenschappelijke boedel niet volledig is geweest.
Ter beëindiging van de onzekerheid c.q. geschillen omtrent het bedrag van de overbedeling stellen partijen deze vast op een bedrag van € 20.000,--.” In zoverre heeft de in het echtscheidingsconvenant getroffen regeling het karakter van een vaststellingsovereenkomst als bedoeld in artikel 7:900 en verder BW.