ECLI:NL:RBNHO:2021:4016

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 mei 2021
Publicatiedatum
13 mei 2021
Zaaknummer
8213295 CV EXPL 19-9366 en 8757349 CV EXPL 20-4668
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding wegens misbruik van bankvolmacht afgewezen

In deze zaak vorderde de (schoon)moeder van gedaagde en opposant schadevergoeding van € 21.926,35 wegens vermeend misbruik van bankvolmachten door haar zoon en schoondochter. De kantonrechter oordeelde dat gedaagde en opposant binnen de bevoegdheden handelden die zij van de eiseres hadden gekregen. De eiseres had samen met haar overleden echtgenoot bankvolmachten aan gedaagde en opposant verstrekt, maar de rechter concludeerde dat er geen verplichting tot rekening en verantwoording bestond. De eiseres had niet aangetoond dat de gedaagde en opposant onrechtmatig hadden gehandeld. De vordering tot teruggave van een auto werd ook afgewezen, omdat deze auto volgens de rechter al bij leven door de vader van eiseres aan opposant was geschonken. De rechter benadrukte dat de familiebanden en de zorgrelatie tussen partijen een belangrijke rol speelden in de beoordeling van de zaak. De vordering van eiseres werd afgewezen, en het verstekvonnis tegen opposant werd vernietigd, waardoor de oorspronkelijke vordering ook in dat geval werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknrs./rolnrs.: 8213295 CV EXPL 19-9366 en 8757349 CV EXPL 20-4668 BL
Uitspraakdatum: 4 mei 2021
Vonnis van de kantonrechter:
in de zaak 8213295 CV EXPL 19-9366 van:
[eiseres]
wonende te [woonplaats]
eiseres
verder te noemen: [eiseres/geopposeerde]
gemachtigde: mr. P. van Lingen
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon
en
in de zaak 8757349 CV EXPL 20-4668 van:
[opposant]
wonende te [woonplaats]
eisende partij in het verzet
verder te noemen: [opposant]
gemachtigde: mr. D.H. Guldemond
tegen
[geopposeerde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde partij in het verzet
verder te noemen: [eiseres/geopposeerde]
gemachtigde: mr. P. van Lingen
De zaak in het kort
[eiseres/geopposeerde] is de (schoon)moeder van [gedaagde] en [opposant] . Zij heeft (samen met haar inmiddels overleden echtgenoot) bankvolmachten aan [gedaagde] en [opposant] gegeven. Volgens [eiseres/geopposeerde] hebben [gedaagde] en [opposant] misbruik van die volmachten gemaakt, door daarmee zonder toestemming privé-uitgaven te doen. [eiseres/geopposeerde] vordert daarom terugbetaling van € 21.926,35. De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] en [opposant] hebben gehandeld binnen de bevoegdheden die zij van [eiseres/geopposeerde] (en vader) hebben gekregen. Daarom wordt de vordering van [eiseres/geopposeerde] afgewezen. Ook de vordering van [eiseres/geopposeerde] tot teruggave van een auto wordt afgewezen, omdat deze toen vader nog leefde aan [opposant] is geschonken.

1.Het procesverloop in de zaak 8213295 CV EXPL 19-9366

1.1.
[eiseres/geopposeerde] heeft bij dagvaarding van 2 december 2019 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De behandeling van de zaak is enige tijd aangehouden in verband met de maatregelen vanwege het coronavirus. De op 5 oktober 2020 bepaalde zitting is niet doorgegaan in verband met de hierna te noemen rolvoeging met de zaak 8757349 CV EXPL 20-4668.

2.Het procesverloop in de zaak 8757349 CV EXPL 20-4668

2.1.
[eiseres/geopposeerde] heeft bij inleidende dagvaarding van 6 juli 2020 een vordering ingesteld tegen [opposant] .
2.2.
[opposant] is niet verschenen, waarna [opposant] bij verstekvonnis van 29 juli 2020 is veroordeeld.
2.3.
Bij dagvaarding van 7 september 2020 is [opposant] in verzet gekomen van dat verstekvonnis.

3.Het verdere procesverloop in beide zaken

3.1.
Bij brief van 24 september 2020 heeft [eiseres/geopposeerde] gevraagd om rolvoeging van beide zaken. Daarbij heeft [eiseres/geopposeerde] nadere stukken toegezonden en haar vordering in beide zaken vermeerderd.
3.2.
Op de rolzitting van 30 september 2020 is de kantonrechter overgegaan tot rolvoeging.
3.3.
De zitting die was bepaald op 8 februari 2021 is niet doorgegaan in verband met weersomstandigheden.
3.4.
Op 1 april 2021 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. [eiseres/geopposeerde] en [gedaagde] hebben gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd. Voorafgaand aan de zitting hebben [eiseres/geopposeerde] , [gedaagde] en [opposant] bij brieven van 20 januari en 29 maart 2021 nog stukken toegezonden. Bij brief van 22 maart 2021 heeft [eiseres/geopposeerde] een akte toegezonden, waarin zij haar vordering in beide zaken nogmaals vermeerdert.

4.De feiten

4.1.
[eiseres/geopposeerde] en [gedaagde] zijn moeder en zoon. [eiseres/geopposeerde] was gehuwd met [naam echtgenoot] (verder te noemen: vader), die op 30 maart 2019 is overleden. [eiseres/geopposeerde] heeft nog een zoon, [zoon 2] (verder te noemen: [zoon 2] ), die in [land] woont.
4.2.
[opposant] is de echtgenote van [gedaagde] .
4.3.
[eiseres/geopposeerde] is houder van een rekening bij de Rabobank met nummer [rekeningnummer 1] (verder: de Raborekening) en van een rekening bij ABN AMRO Bank met nummer [rekeningnummer 2] (verder: de ABN AMRO rekening). Tot het overlijden van vader waren dit en/of rekeningen van hem en [eiseres/geopposeerde] .
4.4.
[eiseres/geopposeerde] en vader waren eigenaar van een auto, merk Chevrolet, type Matiz, [kenteken] (verder: de auto). Het kenteken stond op naam van vader en is na zijn overlijden overgezet op naam van [opposant] . [eiseres/geopposeerde] heeft geen rijbewijs.
4.5.
Begin april 2018 is gebleken dat vader ernstig ziek was.
4.6.
Met ingang van 13 april 2018 heeft vader een schriftelijke volmacht aan [opposant] gegeven om namens hem te beschikken over de tegoeden en eventuele kredieten op de Raborekening.
4.7.
Met ingang van 13 april 2018 hebben [eiseres/geopposeerde] en vader een schriftelijke volmacht aan [opposant] gegeven, op grond waarvan [opposant] (naast hen) onbeperkt en algeheel bevoegd was met betrekking tot de ABN AMRO rekening.
4.8.
Met ingang van 26 september 2018 heeft [eiseres/geopposeerde] een schriftelijke volmacht aan [opposant] gegeven om namens haar te beschikken over de tegoeden en eventuele kredieten op de Raborekening, met een op naam van [opposant] gestelde bankpas.
4.9.
[eiseres/geopposeerde] en vader hebben aan [gedaagde] mondeling volmacht verstrekt om (met gebruikmaking van hun bankpassen) te beschikken over tegoeden op de bankrekeningen.
4.10.
Begin december 2018 zijn [eiseres/geopposeerde] en vader verhuisd van [plaatsnaam] naar [woonplaats] , waar [gedaagde] en [opposant] ook wonen.
4.11.
Op 14 december 2018 heeft vader bij notariële akte zijn testament laten opmaken. In dit testament is [eiseres/geopposeerde] benoemd tot enig erfgenaam, waarbij is bepaald dat als deze erfstelling geen effect sorteert zijn kleindochter (dochter van [gedaagde] en [opposant] ) enig erfgenaam zal zijn. Verder is [eiseres/geopposeerde] door vader benoemd tot executeur / afwikkelingsbewindvoerder.
4.12.
Op 28 maart 2019 zijn [eiseres/geopposeerde] en vader samen opgenomen in een hospice, waar vader op 30 maart 2019 is overleden.
4.13.
Na het overlijden van vader is [eiseres/geopposeerde] in de hospice gebleven, totdat zij op 24 mei 2019 is overgeplaatst naar een revalidatiecentrum.
4.14.
Op of omstreeks 7 juni 2019 heeft [eiseres/geopposeerde] het revalidatiecentrum (op eigen initiatief voortijdig) verlaten. Zij is die dag met een taxi teruggegaan naar haar woning in [woonplaats] .
4.15.
Op of omstreeks 18 september 2019 heeft [eiseres/geopposeerde] de bankvolmachten van [opposant] ingetrokken. Ook heeft [eiseres/geopposeerde] in die periode de sloten van haar woning laten vervangen.
4.16.
De gemachtigde van [eiseres/geopposeerde] schrijft in een brief van 30 oktober 2019 aan [gedaagde] dat [eiseres/geopposeerde] samen met [zoon 2] heeft geconstateerd dat [gedaagde] onrechtmatig een bedrag van in totaal € 20.226,70 aan de bankrekeningen heeft onttrokken, dat niet ten goede van zijn ouders is gekomen. Daarbij is [gedaagde] gesommeerd om dit bedrag binnen vijf dagen terug te betalen aan [eiseres/geopposeerde] .

5.De vordering en het verweer in de zaak 8213295 CV EXPL 19-9366

5.1.
[eiseres/geopposeerde] vordert (na vermeerderingen van eis) dat de kantonrechter [gedaagde] (primair) veroordeelt tot betaling van € 20.226,70, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 november 2019, en hoofdelijke veroordeling van [gedaagde] (en [opposant] ) tot betaling van € 1.699,65 en tot afgifte van de auto aan [eiseres/geopposeerde] , op straffe van een dwangsom. Subsidiair vordert [eiseres/geopposeerde] dat rekening en verantwoording wordt afgelegd door [gedaagde] (en [opposant] ).
5.2.
[eiseres/geopposeerde] legt aan de vordering - kort weergegeven - het volgende ten grondslag. In oktober 2018 hebben [eiseres/geopposeerde] en vader mondeling volmacht verstrekt en bankpassen ter hand gesteld aan [gedaagde] . Daar heeft [gedaagde] misbruik van gemaakt, door op onrechtmatige wijze gelden aan de bankrekeningen te onttrekken die alleen aan hemzelf (en [opposant] ) ten goede zijn gekomen (€ 20.226,70 van de Raborekening en € 1.699,65 van de ABN AMRO rekening), en door zich de in gebruik gegeven auto toe te eigenen. De schade die [eiseres/geopposeerde] hierdoor heeft geleden moet [gedaagde] vergoeden, en de auto moet worden teruggegeven.
5.3.
[gedaagde] betwist de vordering, en voert daartoe - samengevat - het volgende aan. [gedaagde] heeft met de hem verstrekte bankpassen uitgaven gedaan voor zijn ouders en voor zichzelf. Daar waren [eiseres/geopposeerde] en vader van op de hoogte en zij hebben er toestemming voor gegeven. Het is allemaal gegaan zoals [eiseres/geopposeerde] en vader het wilden, mede als dank voor het feit dat [gedaagde] en [opposant] 24 uur per dag voor hen klaarstonden, voor hen zorgden en hun zaken hebben geregeld. [gedaagde] vermoedt dat [eiseres/geopposeerde] nu op de achtergrond wordt opgestookt en gesouffleerd door [zoon 2] en een tante, waardoor zij zich tegen [gedaagde] en [opposant] heeft gekeerd. De auto heeft vader voor zijn overlijden aan [opposant] geschonken.

6.De vordering en het verweer in de zaak 8757349 CV EXPL 20-4668

6.1.
[eiseres/geopposeerde] heeft bij inleidende dagvaarding, waarin als herhaald en ingelast wordt verwezen naar de dagvaarding van 2 december 2019 in de zaak tegen [gedaagde] , van [opposant] betaling gevorderd van bovengenoemd bedrag van € 20.226,70, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 juli 2020, met dien verstande dat met hetgeen [gedaagde] betaalt, [opposant] is gekweten.
6.2.
[opposant] is door de kantonrechter bij verstek veroordeeld tot betaling van het gevorderde.
6.3.
[opposant] vordert, in de verzetdagvaarding, ontheffing van de veroordeling en afwijzing van de oorspronkelijke vordering. Daartoe voert [opposant] - kort weergegeven - het volgende aan. [opposant] heeft op de juiste wijze gebruik gemaakt van de volmacht, en is niet verplicht om rekening en verantwoording af te leggen. Zij heeft een onbeperkte volmacht gekregen voor het gebruik van de bankrekeningen. Daarbij is de afspraak gemaakt dat [opposant] ook privé-uitgaven mocht doen, als dank voor alle betrokkenheid en hulp. [opposant] kreeg een eigen bankpasje omdat zij de Raborekening vrij mocht gebruiken. Alle uitgaven zijn in openheid gedaan, vader was tot zijn overlijden actief betrokken bij de bankzaken en [eiseres/geopposeerde] wist ervan en was ermee akkoord. [eiseres/geopposeerde] en vader hebben steeds de mogelijkheid gehad om controle uit te oefenen, en zij hebben [opposant] nooit aangesproken op transacties. Voor het geval [opposant] wel rekening en verantwoording moet afleggen is zij daartoe bereid, voor zover zij dit nog kan. De grotere uitgaven heeft [opposant] in de verzetdagvaarding al toegelicht.
6.4.
[eiseres/geopposeerde] heeft vervolgens haar vordering tegen [opposant] vermeerderd met een bedrag van € 1.699,65 (betreffende de ABN AMRO rekening), en met de vordering tot afgifte van de auto, op straffe van een dwangsom. [opposant] heeft daartegen verweer gevoerd.

7.De beoordeling

7.1.
Gelet op de samenhang tussen de vorderingen in beide zaken worden deze gezamenlijk behandeld.
7.2.
[eiseres/geopposeerde] vordert betaling van een bedrag van in totaal € 21.926,35 en legt daaraan ten grondslag dat [gedaagde] en [opposant] dit op onrechtmatige wijze aan de bankrekeningen hebben onttrokken. [gedaagde] en [opposant] betwisten op zichzelf niet dat zij een groot deel van het gevorderde bedrag ten behoeve van zichzelf hebben besteed, maar stellen zich op het standpunt dat dit is gebeurd binnen de bevoegdheden die zij als gevolmachtigden hebben gekregen, en dat zij daarover geen rekening en verantwoording hoeven af te leggen. Het verweer van [gedaagde] en [opposant] slaagt, en de kantonrechter overweegt daarover het volgende.
7.3.
Volgens vaste rechtspraak kan een verplichting tot het doen van rekening en verantwoording worden aangenomen indien tussen partijen een rechtsverhouding bestaat of heeft bestaan krachtens welke de een tegenover de ander verplicht is om zich over de behoorlijkheid van enig vermogensrechtelijk beleid te verantwoorden. Een zodanige verhouding kan voortvloeien uit de wet, een rechtshandeling of het ongeschreven recht (HR 2 december 1994, NJ 1995/548; HR 8 december 1995, NJ 1996/274; HR 13 mei 2005, ECLI:NL:HR:2005:AS4167; HR 9 mei 2014, ECLI:NL:HR:2014:1089). Het enkele feit dat een volmacht is verleend, brengt niet mee dat de gevolmachtigde rekening en verantwoording moet afleggen aan de volmachtgever. Of het doen van rekening en verantwoording verplicht is, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, zoals de aanleiding voor het financiële beheer, de verhouding tussen volmachtgever en gevolmachtigde, het gebruik in familierelaties, de mate waarin de gevolmachtigde zelfstandig kon handelen, de mate waarin de volmachtgever de handelingen van de gevolmachtigde kon overzien en voor zijn belangen kon opkomen en de aard en de inhoud van de handelingen (Hof Amsterdam, 13 februari 2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:470).
7.4.
[gedaagde] en [opposant] zijn de zoon en schoondochter van [eiseres/geopposeerde] . Vast staat dat [gedaagde] en [opposant] jarenlang nauw contact hebben gehad met [eiseres/geopposeerde] en vader, en in allerlei opzichten voor hen hebben gezorgd. In verband met hun toenemende zorgbehoefte zijn [eiseres/geopposeerde] en vader in december 2018 verhuisd van [plaatsnaam] naar [woonplaats] , omdat ook [gedaagde] en [opposant] daar wonen. De andere zoon, [zoon 2] , woont in [land] . Met hem hadden vader en [eiseres/geopposeerde] minder contact, en de relatie van [gedaagde] met zijn broer [zoon 2] is al lange tijd verstoord. In april 2018 heeft vader aan [opposant] bankvolmachten verstrekt. Dit hield verband met het feit dat bij vader een ernstige ziekte (kanker) was geconstateerd, waaraan hij op 30 maart 2019 is overleden. Volgens [gedaagde] en [opposant] is met de volmachten een situatie geformaliseerd die feitelijk al bestond. Dit is door [eiseres/geopposeerde] niet gemotiveerd weersproken. Over de periode vóór oktober 2018 heeft [eiseres/geopposeerde] geen Raboafschriften overgelegd.
7.5.
De vordering van [eiseres/geopposeerde] heeft betrekking op de periode van 13 oktober 2018 tot en met 18 september 2019. Partijen zijn het erover eens dat [gedaagde] en [opposant] in deze periode beiden over een algemene bankvolmacht van [eiseres/geopposeerde] (en vader) beschikten. [eiseres/geopposeerde] splitst de periode uit in die vóór en na het overlijden van vader. In die laatste periode was [eiseres/geopposeerde] bijna twee maanden opgenomen in een hospice. [eiseres/geopposeerde] heeft het vermoeden dat [gedaagde] en [opposant] dachten dat ook zij op korte termijn zou overlijden, en volgens [eiseres/geopposeerde] hebben [gedaagde] en [opposant] deze situatie misbruikt.
7.6.
Anders dan [eiseres/geopposeerde] aanvoert, zijn de betalingen, overschrijvingen en kasopnames ten gunste van [gedaagde] en/of [opposant] niet met name gedaan in de periode dat zij was opgenomen. Uit de overgelegde afschriften van de ABN AMRO rekening blijkt dat ook in de periode van 3 november 2018 tot april 2019 overschrijvingen naar de bankrekening van [gedaagde] zijn gedaan, voor een bedrag van in totaal € 1.227,00 (tegenover overschrijvingen met een totaalbedrag van € 2.007,65 in de periode van april tot en met september 2019). Uitgaande van het door [eiseres/geopposeerde] zelf opgestelde overzicht van de Raborekening zijn ook in de periode van zes maanden voor het overlijden van vader continue betalingen ten gunste van [gedaagde] en/of [opposant] gedaan, variërend van aankopen bij supermarkten, drogisterijen, warenhuizen, dierenwinkels, tankstations, restaurants en coffeeshop, tot betalingen aan een advocatenkantoor en de belastingdienst. Ook zijn volgens dit overzicht van [eiseres/geopposeerde] in de periode voor het overlijden van vader kasopnames door [gedaagde] en/of [opposant] gedaan met een totaalbedrag van € 4.920,00 (tegenover kasopnames van in totaal € 3.000,00 in de periode na het overlijden).
7.7.
De stelling van [eiseres/geopposeerde] dat het bij het verlenen van de volmachten de bedoeling was dat daarvan alleen ten nutte van vader en [eiseres/geopposeerde] gebruik zou worden gemaakt, vindt geen steun in de stukken. Bovendien is het enkele feit dat [gedaagde] en [opposant] de volmachten c.q. bankpassen ten gunste van zichzelf hebben gebruikt, onvoldoende om een verplichting tot terugbetaling of tot het doen van rekening en verantwoording tegenover [eiseres/geopposeerde] aan te nemen. Daarbij is het volgende van belang.
7.8.
Al in april 2018 heeft vader volmachten aan [opposant] verleend voor de en/of rekeningen. Niet is gesteld of gebleken dat vader niet in staat was zijn wil te bepalen ten tijde van de volmachtverlening en bij gebruikmaking daarvan. Integendeel, tussen partijen is niet in geschil dat vader tot kort voor zijn overlijden zelf goed inzicht had in de bankzaken, en gebruik maakte van internetbankieren. Dat vader wetenschap had van alle transacties die plaatsvonden op de bankrekeningen is door [eiseres/geopposeerde] niet weersproken. Volgens [gedaagde] en [opposant] was [eiseres/geopposeerde] er altijd bij als bankzaken werden besproken, en was ook zij scherp op de inkomsten en uitgaven. Dit vindt steun in het feit dat vader in zijn testament van 14 december 2018 [eiseres/geopposeerde] heeft benoemd tot executeur / afwikkelingsbewindvoerder. Vast staat dat [gedaagde] en [opposant] regelmatig de bankpassen van zowel [eiseres/geopposeerde] als vader meekregen om aankopen te doen, en dat [opposant] in september 2018 een eigen bankpas kreeg, op basis van de door [eiseres/geopposeerde] verleende schriftelijke bankvolmacht. Dat [eiseres/geopposeerde] niet in staat was haar wil te bepalen is niet gesteld of gebleken. Verder staat vast dat gedurende de hele periode waarop de vordering ziet papieren bankafschriften werden ontvangen op het adres waar [eiseres/geopposeerde] en vader tot 28 maart 2019 zelfstandig woonden, en [eiseres/geopposeerde] sinds 7 juni 2019 alleen woont.
7.9.
[gedaagde] en/of [opposant] zijn in de periode tot het overlijden van vader nooit ter verantwoording geroepen door vader en/of [eiseres/geopposeerde] over de veelheid aan uitgaven die zij ten behoeve van zichzelf hebben gedaan. Dit is in lijn met hun stelling dat deze in alle openheid, met instemming en medeweten van vader en [eiseres/geopposeerde] zijn gedaan. Volgens [gedaagde] en [opposant] hebben vader en [eiseres/geopposeerde] toen zij in [woonplaats] kwamen wonen gezegd: ‘Ons geld is jullie geld, we hebben één huishouden’. Vader kan hierover door zijn overlijden niet meer verklaren. In elk geval waren de mutaties op de bankrekeningen duidelijk inzichtelijk op de bankafschriften en via internetbankieren. Voor zover [eiseres/geopposeerde] betwist dat zij tot het moment van haar opname op 28 maart 2019 op de hoogte was van de wijze waarop [gedaagde] en [opposant] gebruik maakten van de volmachten, dan komt dat onder de gegeven omstandigheden voor haar rekening en risico.
7.10.
[eiseres/geopposeerde] kan worden gevolgd in haar stelling dat zij gedurende haar verblijf in het hospice enige tijd minder of geen controle heeft kunnen uitoefenen op de financiële gang van zaken. Maar zoals hiervoor is overwogen, blijkt uit de overzichten van [eiseres/geopposeerde] dat sprake is van een situatie waarin het bestaande uitgavenpatroon is voortgezet na het overlijden van vader. Een uitgavenpatroon waarmee [eiseres/geopposeerde] bekend en akkoord mag worden verondersteld. Daarbij is ook van belang de toelichting van [gedaagde] op de achtergrond van het verblijf van [eiseres/geopposeerde] in het hospice. Volgens [gedaagde] is [eiseres/geopposeerde] op 28 maart 2019 in huis gevallen, waarbij zij haar (eerder gebroken) heup heeft bezeerd. [eiseres/geopposeerde] is toen met de ambulance naar het ziekenhuis gebracht, en vader naar een hospice (een verblijfhuis voor terminale patiënten). Later die dag is ook [eiseres/geopposeerde] vanuit het ziekenhuis overgebracht naar het hospice, zodat zij daar samen met haar terminale echtgenoot verzorgd kon worden. Twee dagen later overleed vader. Hoewel het hospice volgens de huisarts niet de juiste plek was voor [eiseres/geopposeerde] , mocht zij daar verder herstellen totdat zij op verwijzing van de botspecialist naar het revalidatiecentrum ging, aldus [gedaagde] . Deze gang van zaken is door [eiseres/geopposeerde] niet weersproken, en nuanceert zowel haar suggestie dat [gedaagde] en [opposant] handelden vanuit de gedachte dat zij op korte termijn zou komen te overlijden, als de mate waarin het voor haar (on)mogelijk was om ook in die periode voor haar belangen op te komen. Pas op of omstreeks 18 september 2019, nadat [zoon 2] weer in beeld is gekomen, heeft [eiseres/geopposeerde] aanleiding gezien de volmacht in te trekken en [gedaagde] en [opposant] ter verantwoording te roepen.
7.11.
[gedaagde] en [opposant] hebben (onverplicht) een toelichting gegeven op grotere uitgaven die zij hebben gedaan. Zo verklaart [opposant] dat de betaling van € 510,50 voor een Van der Valk hotel op 15 april 2019, drie kasopnamen eind april 2019 met een totaalbedrag van € 1.100,00 en andere uitgaven in die periode verband hielden met het bezoek van haar zus en zwager uit [land2] . Vader was er al voor zijn overlijden mee akkoord dat zij op zijn kosten zouden komen. Hij wilde hen graag ontmoeten, maar is kort daarvoor helaas overleden, en heeft gezegd: ‘Geef ze een goede tijd in Nederland’, aldus [opposant] ter zitting. Dit is door [eiseres/geopposeerde] onvoldoende gemotiveerd weersproken.
7.12.
Alles overziende is de kantonrechter van oordeel dat [gedaagde] en [opposant] niet verplicht zijn om (nader) rekening en verantwoording af te leggen aan [eiseres/geopposeerde] , en dat niet kan worden aangenomen dat [gedaagde] en [opposant] hebben gehandeld in strijd met de aan hen verleende volmachten. Van onrechtmatig handelen is geen sprake. Er zijn ook onvoldoende aanknopingspunten om aan te nemen dat [gedaagde] en [opposant] misbruik hebben gemaakt van de omstandigheid dat [eiseres/geopposeerde] in het hospice verbleef. Dit betekent dat [gedaagde] en [opposant] niet verplicht zijn om schadevergoeding aan [eiseres/geopposeerde] te betalen, zodat deze vordering wordt afgewezen.
7.13.
Ook de vordering van [eiseres/geopposeerde] tot teruggave van de auto wordt afgewezen. [gedaagde] en [opposant] hebben voldoende aannemelijk gemaakt dat de auto al bij leven door vader is geschonken, dat deze schenking na zijn overlijden is geformaliseerd en dat [eiseres/geopposeerde] hiermee akkoord was. [eiseres/geopposeerde] heeft niet weersproken dat de auto(sleutel) en alle autopapieren (inclusief het overschrijvingsbewijs) al in de zomer van 2018 door vader aan [opposant] zijn overhandigd. Na het overlijden ontvingen de erven een brief van de RDW, waarin stond dat de auto binnen vier weken verkocht of overgeschreven moest worden. Dat laatste heeft [opposant] toen gedaan. Zij kon de auto overschrijven op haar naam omdat de auto al in haar bezit was en zij beschikte over de autopapieren, aldus [opposant] ter zitting. Kennelijk is deze gang van zaken voor [eiseres/geopposeerde] nooit eerder en probleem geweest. Pas kort voor de zitting, een jaar na overschrijving van de auto, heeft [eiseres/geopposeerde] [opposant] aangeschreven over de auto en ter zake een vordering ingesteld.
7.14.
De conclusie in de zaak tegen [gedaagde] is dat de kantonrechter de vordering van [eiseres/geopposeerde] zal afwijzen.
7.15.
De conclusie in de zaak tegen [opposant] is dat het verzet gegrond is. Het verstekvonnis kan dan ook niet in stand blijven. De oorspronkelijke vordering zal alsnog worden afgewezen.
7.16.
Omdat partijen familie van elkaar zijn, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd. Dit betekent dat iedere partij de eigen kosten draagt.

8.De beslissing

De kantonrechter:
in de zaak 8213295 CV EXPL 19-9366
8.1.
wijst de vordering af;
8.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
in de zaak 8757349 CV EXPL 20-4668
8.3.
verklaart het verzet gegrond en vernietigt het verstekvonnis van 29 juli 2020;
8.4.
wijst de oorspronkelijke vordering alsnog af;
8.5.
wijst de in de verzetprocedure (vermeerderde) vordering af;
8.6.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten in de verstek- en de verzetprocedure draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Slijkhuis en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter