ECLI:NL:RBNHO:2021:4059

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 mei 2021
Publicatiedatum
17 mei 2021
Zaaknummer
C/15/316108 / FA RK 21/2266
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 12 mei 2021 een beschikking gegeven inzake de voortzetting van een crisismaatregel voor betrokkene, geboren op [geboortedatum] te [plaats]. De officier van justitie had verzocht om de voortzetting van de crisismaatregel die door de burgemeester van [plaats] was opgelegd op 10 mei 2021. De advocaat van betrokkene verzocht de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren, omdat de crisismaatregel door de burgemeester was getroffen terwijl betrokkene in [plaats] verbleef. De rechtbank verwierp dit verweer en oordeelde dat de rechtmatigheid van de crisismaatregel niet ter beoordeling stond, maar enkel de voortzetting van de verplichte zorg.

De rechtbank heeft de psychiater en advocaat gewezen op de implicaties van een eerdere uitspraak van de Hoge Raad en heeft de advocaat in overweging gegeven een zelfstandig verzoek in te dienen voor de voortzetting van de crisismaatregel. De rechtbank oordeelde dat er een onmiddellijke dreiging van ernstig nadeel voor betrokkene of anderen was, veroorzaakt door een psychische stoornis. De officier van justitie verzocht om verschillende vormen van verplichte zorg, waaronder het toedienen van medicatie en het insluiten van betrokkene.

De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel te verlenen, met een geldigheidsduur van drie weken. De beschikking is openbaar uitgesproken en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Alkmaar
Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel
zaak-/rekestnr.: C/15/316108 / FA RK 21/2266
beschikking van de enkelvoudige kamer van 12 mei 2021,
naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot voortzetting van een crisismaatregel als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg, ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
wonende te z.v.w.o.v.,
thans verblijvende in [verblijfplaats] ,
hierna: betrokkene,
advocaat mr. G.E. Helder, gevestigd te Bovenkarspel.

1.Procedure

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 11 mei 2021, heeft de officier van justitie voortzetting verzocht van de door de burgemeester van [plaats] op 10 mei 2021 aan betrokkene opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • een afschrift van de beslissing tot het nemen van de crisismaatregel;
  • de medische verklaring van 10 mei 2021.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 12 mei 2021. Hoewel uitgangspunt binnen de Wvggz is – mede gelet op de kwetsbare positie van betrokkene – dat betrokkene fysiek wordt gehoord, acht de rechtbank dat op dit moment niet verantwoord vanwege de ontwikkelingen rondom het coronavirus. De rechtbank sluit hiermee aan bij de afgekondigde landelijke maatregelen ter beperking van de verspreiding van het virus. De zitting heeft daarom via een tweezijdige beeld- en geluidsverbinding plaatsgevonden. De rechtbank is van oordeel dat het belang van betrokkene om verweer te kunnen voeren, afdoende is gewaarborgd door deelname van de advocaat aan de zitting en de eigen inbreng van betrokkene.
1.3.
Betrokkene werd verpleegd in de separeer en hij is vanuit die ruimte en deels vanuit de voorruimte van de separeer via de beeld- en geluidsverbinding gehoord.
1.4.
De rechtbank heeft de volgende personen gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
- [psychiater] , psychiater .
1.5.
De officier van justitie heeft aangegeven niet ter zitting te zullen verschijnen.

2.Beoordeling

2.1.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat er een onmiddellijke dreiging van ernstig nadeel voor of van betrokkene of een ander is, te weten:
  • maatschappelijke teloorgang;
  • dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van een ander oproept;
  • de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
2.2.
Het ernstige vermoeden bestaat dat dit nadeel wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit een psychische stoornis, te weten een psychotische stoornis. De crisissituatie is zo ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht.
2.3.
De officier van justitie heeft verzocht om de crisismaatregel voort te zetten met de volgende vormen van verplichte zorg:
  • het toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
  • het beperken van bewegingsvrijheid;
  • het insluiten van betrokkene;
  • opnemen in een accommodatie.
2.4.
De advocaat van betrokkene heeft verzocht de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren in diens verzoek nu de crisismaatregel is getroffen door de burgemeester van [plaats] , terwijl betrokkene op dat moment in [plaats] verbleef. De rechtbank verwerpt dit verweer van de advocaat onder verwijzing naar de uitspraak van de Hoge Raad van 17 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1314. Bij de beoordeling van een verzoek tot verlening van een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel dient blijkens de wetsgeschiedenis niet de rechtmatigheid van de crisismaatregel, maar alleen de rechtmatigheid van de voortzetting van de verplichte zorg te worden onderzocht. Voor de beoordeling van de rechtmatigheid van de crisismaatregel heeft de wetgever in artikel 7:6 Wvggz de mogelijkheid van beroep bij de rechtbank in het leven geroepen. Of de burgemeester al dan niet bevoegd was tot het nemen van de crisismaatregel is daarom niet van belang voor de ontvankelijkheid van de officier van justitie in zijn verzoek tot het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel.
2.5.
Ter zitting heeft de behandelend psychiater aangegeven het wenselijk te achten tevens het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten op te nemen als vorm van verplichte zorg. Daarmee is het naar het oordeel van de psychiater naar alle waarschijnlijkheid mogelijk betrokkene eerder uit de kliniek te ontslaan omdat met die vorm van verplichte zorg ernstig nadeel kan worden afgewend dat anders alleen met een langere opneming in de accommodatie zou kunnen worden afgewend.
De advocaat van betrokkene heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen opneming van die aanvullende vorm van verplichte zorg in het licht van hetgeen de psychiater daarover ter zitting heeft opgemerkt.
2.6
De rechtbank heeft de psychiater en advocaat gewezen op de implicaties van de uitspraak van de Hoge Raad van 29 januari 2021, ECLI:NL:HR:2021:158 en opgemerkt dat het de rechtbank op grond van die uitspraak niet vrij staat meer toe te wijzen dan de officier van justitie heeft verzocht. Nu echter de regels van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering inzake de verzoekschriftprocedure aanvullend op de Wvggz van toepassing zijn, heeft de rechtbank de advocaat in overweging gegeven een (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek in te dienen om de crisismaatregel voort te zetten mede met de door de psychiater voorgestelde vorm van verplichte zorg. De advocaat heeft in reactie daarop mondeling ter zitting dat verzoek namens betrokkene gedaan.
2.7.
De rechtbank is van oordeel dat aan de wettelijke voorwaarden voor afgifte van de machtiging met de door de officier van justitie en de door betrokkene verzochte vormen van verplichte zorg wordt voldaan.
2.8
Betrokkene verzet zich tegen de door de officier van justitie verzochte vormen van verplichte zorg. Betrokkene verzet zich weliswaar niet expliciet tegen de door de advocaat namens betrokkene zelf verzochte vorm van verplichte zorg, maar gezien de stoornis en de daaruit voortvloeiende kwetsbaarheid van betrokkene staat niet vast dat betrokkene alle hem op te leggen beperkingen in de vrijheid om het eigen leven in te richten zonder meer zal (kunnen) aanvaarden, waarbij van belang is dat nog niet duidelijk is om welke beperkingen het precies zal gaan. Dat laatste zal afhangen van het verloop van de behandeling in de komende dagen. Wel is duidelijk dat met de invulling van deze vorm van verplichte zorg waarschijnlijk een langere opneming in de kliniek dan anders het geval zou zijn kan worden voorkomen. Om die reden zal de rechtbank dat zelfstandig verzoek toewijzen.
2.9.
Gelet op het voorgaande zal een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel worden verleend, welke machtiging een geldigheidsduur heeft van drie weken na heden.

3.Beslissing

De rechtbank:
- verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel ten aanzien van [betrokkene] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] , met de volgende vormen van verplichte zorg:
  • het toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
  • het beperken van bewegingsvrijheid;
  • het insluiten van betrokkene;
  • het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten;
  • opnemen in een accommodatie.
- bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met
2 juni 2021.
Deze beschikking is gegeven door mr. L. van Dijk, rechter, in tegenwoordigheid van
E.B.B.M. van Linden als griffier en in het openbaar uitgesproken op 12 mei 2021.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 12 mei 2021.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.