Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
verweerder in reconventie
verder te noemen: [eiser]
eiser in reconventie
verder te noemen: Winkelstichting
1.Het procesverloop
2.De feiten
(…) Ik moet helaas zeggen dat er nog wel een plaats in de winkel waar er water naar beneden druppelt.
3.De vordering
I. de huurprijs per maand vermindert met 100%, vanaf 11 november 2019, dan wel een door de kantonrechter vast te stellen datum, tot 1 maart 2020;
II. Winkelstichting veroordeelt tot terugbetaling van de te veel betaalde huur;
III. Winkelstichting veroordeelt tot betaling aan [eiser] van een schadevergoeding wegens gederfde omzet van € 3.452,40;
IV. Winkelstichting veroordeelt tot terugbetaling aan [eiser] van de waarborgsom ad
€ 4.050,00;
V. Winkelstichting veroordeelt tot betaling aan [eiser] van de buitengerechtelijke incassokosten van € 698,78;
VI. Winkelstichting veroordeelt tot betaling aan [eiser] van de wettelijke rente over de vordering sub II tot en met V;
VII. Winkelstichting veroordeelt in de proceskosten en de nakosten.
4.Het verweer en de tegenvordering
I. [eiser] veroordeelt tot betaling van de huurachterstand van € 4.350,00 (3 maanden x € 1.450,00) te vermeerderen met de wettelijke rente;
II. [eiser] veroordeelt tot betaling van de boete wegens het niet tijdig betalen van de huurprijs van € 9.900,00;
III. [eiser] veroordeelt tot betaling van de gematigde boete wegens het niet exploiteren van het gehuurde ten bedrage van € 5.000,00;
IV. [eiser] veroordeelt tot betaling van de kosten van herstel van het gehuurde wegens de onjuiste oplevering van € 13.632,27 te vermeerderen met BTW alsmede te vermeerderen met de wettelijke rente;
V. voor recht verklaart dat het Winkelstichting is toegestaan de op basis van dit vonnis door [eiser] verschuldigde bedragen te verrekenen met de waarborgsom;
VI. [eiser] veroordeelt in de kosten van het geding.
5.De beoordeling
(…)In de periode tussen september 2017 en maart 2018 hebben wij (…) de winkelruimte gelegen aan [adres] in beheer gehad. (…) Er is destijds door ons een kleine lekkage midden in de winkelruimte geconstateerd. (…) De verhurende partij ‘Winkelstichting [A] ’ hebben we destijds direct hierover op de hoogte gesteld. Tot aan de periode dat de ruimte verhuurd werd aan een nieuwe huurder, (1 maart 2018) hebben we de ruimte beheerd en zijn er naar mijn weten geen werkzaamheden verricht mbt het verhelpen van het kleine lek, noch zijn wij hiervan op de hoogte gesteld. (…). Winkelstichting betwist dat deze verklaring daadwerkelijk afkomstig is van [huurder naastgelegen pand] en verzoekt om deze buiten beschouwing te laten. Daarnaast hebben twee vertegenwoordigers van Winkelstichting ter zitting betwist dat [huurder naastgelegen pand] het gehuurde beheerde. In reactie daarop heeft [eiser] aangeboden om [huurder naastgelegen pand] te laten horen als getuige maar daar gaat de kantonrechter aan voorbij. Wat er ook zij van deze verklaring, ook al zou komen vast te staan dat de verklaring van [huurder naastgelegen pand] afkomstig is en [huurder naastgelegen pand] het gehuurde in beheer heeft gehad, dan leidt deze verklaring niet zonder meer tot de conclusie dat dit gaat over dezelfde lekkage als de lekkages waar [eiser] last van had en dat Winkelstichting op de hoogte was van deze lekkage. [eiser] heeft zijn stelling dat Winkelstichting de (oorzaak van) de lekkages in november en december 2019 al bij het aangaan van de huurovereenkomst kende verder niet nader onderbouwd, zodat de kantonrechter daaraan voorbij gaat. [eiser] heeft dan ook onvoldoende gesteld om te kunnen concluderen dat artikel 11.4 van de Algemene Bepalingen van toepassing is. Dat geldt ook ten aanzien van de schimmelvorming. [eiser] heeft weliswaar aangevoerd dat de schimmel er al lang moet hebben gezeten, maar heeft niet gesteld dat die bij Winkelstichting bekend was bij het aangaan van de huurovereenkomst. De conclusie is dat het beroep van Winkelstichting op artikel 11.3 van de Algemene Bepalingen slaagt. [eiser] kan geen geslaagd beroep doen op huurprijsvermindering en de vordering van [eiser] zal worden afgewezen.
Kelder geen opmerkingen.De lameltegels aangebracht door verhuurder zijn ondanks verzoek van verhuurder niet verwijderd.In het inspectierapport is het systeemplafond niet meer genoemd. In het rapport staat dat de ondergetekenden verklaren dat de opleveringsinspectie behoudens de genoemde punten naar volle tevredenheid is geschied. Daaruit mag worden afgeleid dat Winkelstichting heeft geaccepteerd dat het systeemplafond in het gehuurde zou blijven. Aan de stelling van Winkelstichting dat zij in het voortraject duidelijk heeft aangegeven dat het systeemplafond eruit moest, gaat de kantonrechter voorbij. Dit had Winkelstichting, zoals zij ter zitting ook heeft erkend, dan moeten opnemen in het inspectierapport. Een inspectierapport heeft immers als doel vast te stellen wat de opleverpunten zijn. De door Winkelstichting gevorderde kosten voor het verwijderen van het systeemplafond zullen dan ook worden afgewezen.
‘Tevens is er bij huurder aangegeven dat verhuurder aan het einde van het contract bepaald of de gedane verbouwingen een toegevoegde waarde zijn en achter kunnen blijven of dat deze verwijderd moeten worden.’
Winkelstichting heeft in conventie een beroep gedaan op verrekening. Na verrekening dient [eiser] nog een bedrag aan Winkelstichting te betalen van € 2.307,19 (€ 6.357,19 - € 4.050,00). Winkelstichting heeft in reconventie nog gevorderd om voor recht te verklaren dat zij de door [eiser] verschuldigde bedragen mag verrekenen met de waarborgsom. [eiser] heeft daar geen verweer tegen gevoerd zodat de kantonrechter ook deze vordering zal toewijzen zoals hierna vermeld. De vordering van [eiser] in conventie tot terugbetaling van de waarborgsom wordt afgewezen door het geslaagde beroep op verrekening door Winkelstichting. De door [eiser] gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zullen ook worden afgewezen.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van Winkelstichting grotendeels zal toewijzen en de vorderingen van [eiser] zal afwijzen.