ECLI:NL:RBNHO:2021:4127
Rechtbank Noord-Holland
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Huurrecht en bewijslevering bij beëindiging huurovereenkomst met wederzijds goedvinden
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 19 mei 2021 uitspraak gedaan in een huurrechtelijke kwestie tussen eiser en gedaagde. De zaak betreft de beëindiging van een huurovereenkomst en de vraag of dit met wederzijds goedvinden is gebeurd. Eiser, vertegenwoordigd door mr. M.J. Kikkert en mr. A. Kruijdenberg, vorderde onder andere een verhuiskostenvergoeding en schadevergoeding voor het weggooien van zijn spullen door gedaagde, die werd bijgestaan door mr. R.P. Groot. De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde er niet in is geslaagd te bewijzen dat de huurovereenkomst met wederzijds goedvinden is beëindigd. De getuigenverklaringen ondersteunden de stelling van eiser dat er geen duidelijke afspraken zijn gemaakt over het beëindigen van de huurovereenkomst. Hierdoor bleef de huurovereenkomst bestaan op het moment dat gedaagde eiser de toegang tot de woning ontzegde, wat werd gekwalificeerd als wanprestatie. Eiser heeft recht op terugbetaling van de waarborgsom en onverschuldigd betaalde huur. De kantonrechter oordeelde echter dat gedaagde wel kon bewijzen dat de spullen van eiser met diens toestemming zijn weggegooid, waardoor de vordering van eiser op dit punt werd afgewezen. Daarnaast werd gedaagde veroordeeld tot betaling van een verhuiskostenvergoeding en opslagkosten aan eiser, maar de vordering voor de autoschade en de schade aan de scooter werd afgewezen. De kantonrechter heeft de proceskosten verdeeld en de wettelijke rente toegewezen vanaf de dag van dagvaarding.