ECLI:NL:RBNHO:2021:4131

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 april 2021
Publicatiedatum
19 mei 2021
Zaaknummer
C/15/303828 / HA ZA 20-371
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van werkzaamheden en verschotten met budgetafspraak en afwijzing van vordering wegens niet voldoen aan substantiëringsplicht

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, heeft BIZZNIZZ PARTNERS B.V. (hierna: Bizznizz) een vordering ingesteld tegen VTG BETON B.V. en andere vennootschappen (hierna: VTG Beton c.s.) voor betaling van € 77.906,98, die voortvloeit uit verrichte werkzaamheden en voorgeschoten kosten. Bizznizz had een budgetafspraak van € 75.000,00 per jaar met VTG Beton, maar stelt dat de werkelijke kosten voor de jaren 2014 tot en met 2016 deze overschreden. VTG Beton c.s. hebben echter betwist dat zij nog enige bedragen aan Bizznizz verschuldigd zijn, en hebben een tegenvordering ingesteld voor onverschuldigde betalingen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat Bizznizz niet heeft voldaan aan haar substantiëringsplicht, omdat zij onvoldoende bewijs heeft geleverd van de daadwerkelijk bestede uren en gemaakte kosten. De rechtbank oordeelt dat de vorderingen van Bizznizz in conventie niet toewijsbaar zijn, omdat de onderbouwing van de vorderingen niet voldoet aan de eisen die de wet daaraan stelt. De rechtbank wijst de vorderingen van Bizznizz af en veroordeelt Bizznizz in de proceskosten aan de zijde van VTG Beton c.s. tot een bedrag van € 4.270,00.

In reconventie heeft VTG Beton c.s. ook hun vordering afgewezen, omdat zij niet hebben aangetoond dat de betalingen onverschuldigd zijn gedaan. De rechtbank heeft geoordeeld dat VTG Beton c.s. ook in de proceskosten worden veroordeeld tot een bedrag van € 721,00. Dit vonnis is uitgesproken op 28 april 2021.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/303828 / HA ZA 20-371
Vonnis van 28 april 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BIZZNIZZ PARTNERS B.V.,
gevestigd te Wormerveer, gemeente Zaanstad,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. H.M. Eijking te Naarden,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VTG BETON B.V.,
gevestigd te Heemskerk,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LIMA BEHEER B.V.,
gevestigd te Velsen-Noord, gemeente Velsen,
gedaagde in conventie,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GERHAN BEHEER B.V.,
gevestigd te Velsen-Noord, gemeente Velsen,
gedaagde in conventie,
advocaat mr. G.P. Poiesz te Heemskerk.
Partijen zullen hierna Bizznizz en VTG Beton c.s. genoemd worden. Gedaagden zullen afzonderlijk worden aangeduid als VTG Beton, Lima Beheer en Gerhan Beheer.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 18 november 2020
  • de conclusie van antwoord in reconventie met productie 9 t/m 15 aan de zijde van Bizznizz
  • de mondelinge behandeling van 5 maart 2021, waarvan de griffier aantekeningen heeft bijgehouden, welke zich in het dossier bevinden
  • de pleitnotities van mr. Poiesz namens VTG Beton c.s.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De zaak in het kort
2.1.
Bizznizz heeft werkzaamheden verricht voor VTG Beton c.s. en heeft in dat verband kosten voorgeschoten. Bizznizz ontving daarvoor jaarlijks een (voorschot)bedrag van € 75.000,00. Bizznizz vordert nu betaling van € 77.906,98, omdat het voorschotbedrag niet toereikend was om de daadwerkelijke kosten voor de jaren 2014 tot en met 2016 te dekken. VTG Beton vordert bij wijze van tegenvordering betaling van € 23.893,73. Volgens VTG Beton heeft zij ten onrechte een aantal facturen aan Bizznizz betaald. Deze facturen hadden niet door haar, maar door een andere (aan haar gelieerde) vennootschap moeten worden betaald.

3.Feiten

3.1.
Bizznizz is een accountantskantoor en verricht werkzaamheden op het gebied van administratie, accountancy, fiscale dienstverlening en advisering.
3.2.
VTG Beton c.s. zijn vennootschappen die deel uitmaken van een concern. VTG Beton is gespecialiseerd in betonreparatie. De bestuurder van VTG Beton is Lima Beheer, waarvan Gerhan Beheer enig aandeelhouder en bestuurder is. De heer [A.] (hierna: [A.]) is enig aandeelhouder en bestuurder van Gerhan Beheer.
3.3.
De heer [B.] (hierna: [B.]) is als adviseur werkzaam bij Bizznizz.
Ruim 23 jaar werkte [B.] als adviseur voor de diverse vennootschappen van (de vader van) [A.]. Sinds 2013 verliep deze samenwerking via Bizznizz.
3.4.
Op 5 september 2014 hebben partijen een schriftelijke overeenkomst van opdracht gesloten (hierna: de Overeenkomst). In de Overeenkomst is onder meer het volgende bepaald:
‘U heeft ons opdracht gegeven de jaarrekeningen 2013 en de daaropvolgende jaren van de volgende vennootschappen samen te stellen:
  • Gerhan Beheer B.V.
  • Lima Beheer B.V.
  • VTG Beton B.V.
  • Gerhan Pensioen B.V.
  • Gerhan Lease B.V.
  • Aqua Demolition Services B.V.
(…)
Opdracht
Wij zullen op basis van de door u te verstrekken gegevens de jaarrekeningen 2013 en de daaropvolgende jaren van bovengenoemde entiteiten samenstellen. (…)
Werkzaamheden
Onze werkzaamheden in het kader van deze samenstellingsopdracht zullen in hoofdzaak bestaan uit het verzamelen, het verwerken, het rubriceren en het samenvatten van financiële gegevens. (…)
Honorarium
Ons honorarium is gebaseerd op de tijdsbesteding van ons team, inclusief te maken kosten. De individuele uurtarieven zijn in overeenstemming met de mate van verantwoordelijkheid en de vereiste ervaring en bekwaamheid van elk der teamleden. Het budget voor het samenstellen van de jaarrekeningen 2013 bedraagt € 75.000 en zal in 12 maandelijkse termijnen, ieder € 6.250 groot, in rekening worden gebracht. De betalingstermijn bedraagt 14 dagen.
Na het gereed komen van de jaarrekeningen 2013 zal een nacalculatie van de daadwerkelijk bestede uren en gemaakte kosten plaats vinden. Indien de werkelijke bestede uren en gemaakte kosten 10% of meer (zowel in het geval van meerwerk als minderwerk) afwijken van het budget ad € 75.000 wordt dit verschil met u verrekend.
(…)’
3.5.
Ten aanzien van het boekjaar 2013 zijn de daadwerkelijk bestede uren en gemaakte kosten van Bizznizz binnen de overeengekomen 10% bandbreedte van de budgetafspraak gebleven. Er heeft (dus) geen verrekening plaatsgevonden.
3.6.
Bij factuur van 6 november 2015 heeft Bizznizz ‘extra werkzaamheden conform afspraak’ van € 5.000,00 exclusief btw (€ 6.050,00 inclusief btw) bij VTG Beton in rekening gebracht. VTG Beton heeft deze factuur betaald.
3.7.
In de periode van 24 januari 2015 tot en met 18 juli 2016 heeft VTG Beton diverse van Bizznizz aan Bemat GmbH (hierna: Bemat) geadresseerde facturen voor een totaal van € 30.018,27 inclusief btw betaald. Bemat is een Duitse vennootschap die deel uitmaakt van de VTG groep. [A.] is directeur grootaandeelhouder van Bemat.
3.8.
Op 24 juni 2016 heeft er tussen partijen een evaluatie plaatsgevonden. Tijdens deze evaluatie zijn partijen overeengekomen dat VTG Beton voor de maanden juni 2016 tot en met november 2016 maandelijks € 5.000,00 exclusief btw (€ 6.050,00 inclusief btw) extra als voorschot zou betalen. VTG Beton heeft – conform de afspraak – deze extra € 30.000,00 aan Bizznizz betaald.
3.9.
De samenwerking met Bizznizz is eind 2016 door [A.] namens zijn vennootschappen opgezegd.
3.10.
Tijdens een bespreking van partijen op 24 mei 2017 heeft Bizznizz een slotdeclaratie aan [A.] overhandigd. In de slotdeclaratie staat dat Bizznizz wegens overschrijding van het aantal uren over de boekjaren 2014 tot en met 2016 in totaal
€ 52.721,53 te factureren heeft. Daarnaast staat er € 25.185,45 open aan verschotten, bestaande uit kosten van derden die Bizznizz voor VTG Beton c.s. heeft voorgeschoten.
3.11.
Bij brief van 12 juni 2017 heeft VTG Beton laten weten niet akkoord te gaan met de slotdeclaratie, omdat de boekjaren 2013 tot en met 2015 zijn afgesloten en de budgetoverschrijving van 2016 – na verhoging van het budgetbedrag naar € 105.000,00 – binnen de marge van 10% valt en er daardoor geen verrekening kan plaatsvinden. De slotdeclaratie is onbetaald gelaten.

4.Het geschil

in conventie

4.1.
Bizznizz vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, VTG Beton c.s. hoofdelijk te veroordelen:
I. tot betaling van € 25.185,45 (verschotten), te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de dag der verschuldigdheid tot aan de dag der algehele voldoening;
II. tot betaling van € 52.721,53 (verrichte werkzaamheden), te vermeerderen met 21% omzetbelasting, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de dag der verschuldigdheid tot aan de dag der algehele voldoening;
III. tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van € 1.554,07, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente, vanaf veertien dagen na het te wijzen vonnis;
IV. tot betaling van de kosten van het geding, te vermeerderen met de nakosten van
€ 131,00, indien betekening van het in deze te wijzen vonnis achterwege kan blijven en € 199,00, indien betekening hiervan noodzakelijk blijkt, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na de datum van het in deze te wijzen vonnis en, voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
4.2.
VTG Beton c.s. voeren verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
4.4.
VTG Beton vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van Bizznizz tot betaling aan VTG Beton van € 23.893,73 (inclusief btw) te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente over dit bedrag vanaf 29 juli 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van Bizznizz in de proceskosten.
4.5.
Bizznizz voert verweer.
4.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

in conventie

5.1.
Bizznizz vordert betaling van VTG Beton c.s. van € 77.906,98 wegens verrichte werkzaamheden en verschotten. Om het onderscheid tussen deze kosten inzichtelijk te maken heeft Bizznizz genoemd bedrag gesplitst in de vorderingen zoals hierboven in rov. 4.1 onder I en II is vermeld. Ter onderbouwing van haar vordering verwijst Bizznizz naar de Overeenkomst. Partijen zijn hierin een budgetafspraak van € 75.000,00 per jaar overeengekomen. Indien de werkelijk bestede uren en gemaakte kosten 10% of meer afwijken van het budget wordt dit verschil verrekend. Bizznizz stelt dat er op basis van de daadwerkelijk bestede uren en gemaakte kosten over de boekjaren 2014 tot en met 2016 een verrekening moet plaatsvinden zoals in de slotdeclaratie vermeld.
5.2.
VTG Beton c.s. betwisten dat zij Bizznizz nog enig bedrag verschuldigd zijn. Ten eerste voeren zij aan dat alleen uren en kosten die verband houden met het samenstellen van de jaarrekeningen onder de werking en reikwijdte van de Overeenkomst vallen.
5.3.
De rechtbank oordeelt als volgt. Bizznizz heeft ter zitting toegelicht dat partijen in 2014 de Overeenkomst hebben gesloten, omdat het vanuit de beroepsorganisatie van accountants verplicht is om voor het opstellen van de jaarrekeningen een opdrachtbevestiging op te maken. Voor andere (advies)werkzaamheden geldt die verplichting niet. In die opdrachtbevestiging is ook meteen de budgetafspraak opgenomen. Onder dat budget vielen echter
alle(advies)werkzaamheden en kosten die Bizznizz voor de vennootschappen van [A.] verrichtte/maakte, en dus niet alleen de werkzaamheden gericht op het samenstellen van de jaarrekeningen. [B.], die jarenlang meermalen per week contact had met [A.], ontving die aanvullende opdrachten voor uiteenlopende (advies)werkzaamheden mondeling van [A.]. Ter zitting heeft [A.] verklaard dat hij en [B.] inderdaad veel contact met elkaar hadden en dat hij ook na het sluiten van de Overeenkomst ervan uitging dat [B.] alle (advies)werkzaamheden bleef verrichten die hij voorheen ook verrichtte. Voorts heeft [A.] verklaard dat hij ervan mocht uitgaan dat ook de kosten die niet zagen op het samenstellen van de jaarrekeningen, bijvoorbeeld de kosten die Bizznizz maakte ten behoeve van Bemat, onder de budgetafspraak vielen. Hieruit leidt de rechtbank af dat Bizznizz ook mondelinge opdrachten heeft ontvangen van [A.] tot het verrichten van werkzaamheden én dat partijen de bedoeling hadden om alle bestede uren en gemaakte kosten onder de Overeenkomst te laten vallen en niet alleen de bestede uren en gemaakte kosten die betrekking hadden op het opstellen van de jaarrekeningen. Het verweer van VTG Beton c.s. dat de Overeenkomst slechts ziet op werkzaamheden met betrekking tot het opstellen van de jaarrekeningen treft dan ook geen doel.
5.4.
Ten tweede voeren VTG Beton c.s. ten verwere aan dat, anders dan over boekjaar 2016, er over de boekjaren 2014 en 2015 geen evaluatie heeft plaatsgevonden. Uit de omstandigheid dat er geen nacalculatie heeft plaatsgevonden moet worden afgeleid dat het in rekening gebrachte honorarium over die jaren volstond en binnen de aangebrachte marges van 10% viel. Bizznizz was de enige partij die wist, dan wel kon weten, of de daadwerkelijk bestede uren en/of gemaakte kosten binnen de budgetafspraak vielen. Op Bizznizz rustte daarom een zware zorgplicht om niet alleen op reguliere basis rekening en verantwoording daarover af te leggen, maar ook om de bestede uren inzichtelijk te maken door het overleggen van specificaties. Dit heeft Bizznizz nagelaten en overigens heeft zij ook veel te laat de kosten/werkzaamheden bij VTG Beton c.s. in rekening gebracht, aldus nog steeds VTG Beton c.s.
5.5.
Naar de rechtbank begrijpt, is tussen partijen niet in geschil dat VTG c.s. aan Bizznizz loon moet betalen op grond van artikel 7:405 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Partijen zijn het evenwel oneens over het antwoord op de vraag of Bizznizz recht heeft op méér loon dan zij reeds betaald heeft gekregen, zoals Bizznizz vordert onder II. Indien de opdrachtgever de factuur niet betaalt en de opdrachtnemer nakoming vordert, moet de opdrachtnemer stellen en bij voldoende betwisting bewijzen hoeveel tijd hij aan de opdracht heeft besteed en wat het gebruikelijke tarief is. Om achteraf de hoogte van de factuur te kunnen beoordelen is informatie benodigd over de tijd die met bepaalde werkzaamheden gemoeid zijn geweest. Op de opdrachtnemer rust een informatieplicht en verantwoordingsplicht bestaande uit het geven van een toelichting op de gefactureerde bedragen. Het hangt van de omstandigheden van het geval af in hoeverre redelijkerwijs van de opdrachtnemer kan worden verwacht om zijn tijdsbesteding en werkzaamheden bij te houden en op te geven, om zijn tijdsbesteding te specificeren naar de aard van bepaalde (deel)werkzaamheden en om daarvan bewijsstukken te overleggen.
5.6.
Partijen hebben in het onderhavige geval een budgetafspraak van € 75.000,00 per jaar gemaakt. Dit is een richtbedrag op basis van een inschatting van de omvang van de werkzaamheden (inclusief de te maken kosten). Gelet op deze afspraak, zijn er door Bizznizz bepaalde verwachtingen over de hoogte van het verschuldigde loon gewekt. Van Bizznizz mag dan ook worden verwacht dat zij een overschrijding van het budget duidelijk onderbouwt en toelicht.
5.7.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft Bizznizz dit niet gedaan en is de vordering ten aanzien van de verrichte werkzaamheden (loon) niet toewijsbaar. Bizznizz heeft (de hoogte van) haar vordering onder II met niet meer onderbouwd dan de slotdeclaratie (zie rov. 3.10), welk overzicht een half A-viertje beslaat. De onderbouwing van ‘de bestede uren’ in deze slotdeclaratie bestaat slechts uit een totaalbedrag per jaar. Hoe Bizznizz tot dit bedrag komt heeft zij verder niet inzichtelijk gemaakt. Zo is (onder meer) onduidelijk om hoeveel uren het gaat, welke werkzaamheden zijn verricht en welk tarief in rekening is gebracht. Bizznizz diende haar stelling dat de bestede uren voor de boekjaren 2014 tot en met 2016 het budget overschreden nader te onderbouwen en kon gelet op de betwisting door VTG Beton c.s. niet volstaan met verwijzing naar de slotdeclaratie. Dat geldt te meer nu VTG Beton c.s. al bij brief van 12 juni 2017 aan Bizznizz hebben laten weten niet akkoord te gaan met de slotdeclaratie (zie rov. 3.11) en zij ook voor aanvang van deze procedure om een nadere specificatie hebben verzocht. Ook bij conclusie van antwoord hebben VTG Beton c.s. dit bezwaar aangedragen. Desondanks heeft Bizznizz nagelaten om – bij dagvaarding of nadien (tijdig) bij akte – een specificatie van de bestede uren en een toelichting daarop in het geding te brengen. De rechtbank is daarom van oordeel dat Bizznizz niet heeft voldaan aan haar substantiëringsplicht. De vordering in conventie onder II zal dan ook – in het licht van de betwisting als onvoldoende onderbouwd – worden afgewezen.
5.8.
Wat betreft de verschotten geldt dat, zoals onder rov. 5.3 overwogen, deze kosten in beginsel onder de reikwijdte van de Overeenkomst vallen. Desondanks zal de rechtbank de vordering ten aanzien van de kosten eveneens afwijzen. Van belang is dat zowel de verrichte werkzaamheden als de aan derden voorgeschoten kosten (verschotten) onder het budget van € 75.000,00 werden gebracht. Aan het einde van het boekjaar moest er een verrekening plaatsvinden indien de totale daadwerkelijke kosten (bestede uren en kosten) het budget van € 75.000,00 met meer dan 10% overschreden. Aangezien de door Bizznizz bestede uren (loon) onvoldoende zijn onderbouwd, is door de rechtbank niet vast te stellen of het budget van € 75.000,00 al was opgegaan aan de werkzaamheden van Bizznizz, en de kosten zoals gevorderd nog verrekend moesten worden. Als gevolg hiervan zal ook de vordering in conventie onder I worden afgewezen. Daarmee liggen ook de vorderingen onder III en IV voor afwijzing gereed. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, behoeft – gelet op hetgeen hiervoor is overwogen – geen verdere bespreking en beoordeling meer.
5.9.
Ter zitting heeft Bizznizz de rechtbank in het kader van bewijslevering verzocht om een akte tot overlegging producties te mogen nemen. In het licht van de gemotiveerde betwisting door VTG Beton c.s. heeft Bizznizz haar stelling onvoldoende gehandhaafd. Aan bewijslevering wordt niet toegekomen, zodat de rechtbank het bewijsaanbod van Bizznizz passeert.
5.10.
Bizznizz zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van VTG Beton c.s. worden begroot op:
- griffierecht 2.042,00
- salaris advocaat
2.228,00(2,0 punten × tarief € 1.114,00)
Totaal € 4.270,00
in reconventie
5.11.
VTG Beton stelt dat zij ten onrechte diverse op naam van Bemat gestelde facturen aan Bizznizz heeft betaald. In totaal gaat het om facturen ter hoogte van € 30.018,27. Ten aanzien van een deel van deze facturen (periode januari 2015 – juni 2015) heeft VTG Beton in conventie een beroep op verrekening gedaan, omdat het leerstuk van verjaring dan geen rol speelt. Aangezien de vorderingen in conventie zijn afgewezen, behoeven deze facturen geen bespreking meer. Wat betreft de facturen vanaf 1 augustus 2015 tot en met 18 juli 2016 vordert VTG Beton de betalingen als onverschuldigd betaald terug. Het gaat om een totaalbedrag van € 17.057,43. Daarnaast stelt VTG Beton dat de factuur van 6 november 2015 van € 6.050,00 inclusief btw een spookfactuur is. Deze factuur is ten onrechte bij haar in rekening gebracht en door haar betaald. Reden waarom zij ook dit bedrag als onverschuldigd betaald terugvordert.
5.12.
De rechtbank zal de vordering in reconventie afwijzen. Daartoe wordt als volgt overwogen. Ingevolge artikel 6:203 BW is degene die een ander zonder rechtsgrond een goed heeft gegeven gerechtigd dit van de ontvanger als onverschuldigd betaald terug te vorderen. Betreft de onverschuldigde betaling een geldsom, dan strekt de vordering tot teruggave van een gelijk bedrag. Op VTG Beton rusten, aangezien zij een vordering uit onverschuldigde betaling instelt, de stelplicht en (zo nodig) de bewijslast van feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat VTG Beton de betalingen van € 17.057,43 en € 6.050,00 heeft verricht zonder dat hiervoor een rechtsgrond aanwezig was.
5.13.
VTG Beton stelt in dit verband dat de facturen betrekking hebben op werkzaamheden die Bizznizz in opdracht en voor rekening van Bemat zou hebben uitgevoerd. Hoewel Bemat tot dezelfde groep als VTG Beton behoort, zijn het verschillende entiteiten met verschillende fiscale regimes. De ten behoeve van Bemat door Bizznizz verrichte werkzaamheden en voorgeschoten kosten vallen niet onder de werking van de Overeenkomst. De bij VTG Beton in rekening gebrachte werkzaamheden zijn ook niet in haar opdracht verricht. Als er opdrachten daartoe aan Bizznizz zijn verstrekt dan zijn die door Bemat verstrekt en behoort Bemat die facturen te voldoen, aldus nog steeds VTG Beton.
5.14.
Bizznizz betwist dat sprake is van onverschuldigde betaling. Zij stelt (onder meer) dat zij van [A.] de (mondelinge) opdracht heeft gekregen de in Duitsland gerezen problemen van Bemat op te lossen. Voor de fiscale en administratieve verwerking van de Duitse werkzaamheden is het administratiekantoor Teletel ingeschakeld. Bizznizz verwijst in dit verband naar e-mailcorrespondentie met [A.] over het inschakelen van het administratiekantoor Teletel en (daarmee samenhangend) een opdracht aan de heer Schmidt, een Duitse belastingadviseur. Bij e-mail van 8 november 2014 vraagt [A.], in reactie op de e-mail van Bizznizz over het inschakelen van Teletel en de opdracht aan de heer Schmidt, het volgende: ‘
De kosten welke worden berekend, zijn toch bij de fee die wij jullie betalen inbegrepen?’ Bij e-mail van 11 november 2014 antwoordt Bizznizz: ‘
Klopt, de normale kosten voor Bemat nemen wij voor onze rekening. Dit heeft ook al eerder plaatsgevonden, wij hebben de kosten van mevrouw Hartwig ook verrekend in onze nota.’ Bizznizz verwijst tevens naar een e-mail van [A.] aan Bizznizz van 14 oktober 2016, waarin hij een rekening uit Duitsland doorstuurt aan Bizznizz. Bizznizz reageert vervolgens op deze e-mail met de mededeling dat Bizznizz ook deze declaratie zal gaan betalen, net zoals de vorige declaratie. Tevens deelt Bizznizz mede:
‘Ik heb gesteld dat als het binnen de afgesproken jaarruimte valt blijft het zo. Indien de ruimte wordt overschreden zal er een verrekening volgen.’Daarop reageert [A.] met:
‘OK Jos. Dank voor je terugkoppeling’.Volgens Bizznizz blijkt uit dit een en ander duidelijk dat partijen hebben afgesproken dat Bizznizz de facturen met betrekking tot Bemat zou betalen, en vervolgens aan VTG Beton zou doorbelasten alsmede dat deze kosten onder de Overeenkomst vallen.
5.15.
Ter zitting heeft [A.] desgevraagd verklaard dat de problemen van Bemat moesten worden opgelost en dat op zijn verzoek [B.] (Bizznizz) daarmee aan de slag is gegaan. De rechtbank begrijpt deze verklaring aldus dat [A.] Bizznizz mondeling opdracht heeft gegeven de problemen van Bemat op te lossen. Of [A.] voor Bemat of voor VTG Beton heeft gecontracteerd, moet worden bepaald aan de hand van wat partijen jegens elkaar hebben verklaard en over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid. Uit de hiervoor genoemde e-mail van 8 november 2014 volgt dat [A.] als directeur grootaandeelhouder van zowel VTG Beton als Bemat zelf heeft verzocht om de kosten met betrekking tot Bemat onder de budgetafspraak tussen Bizznizz en VTG Beton c.s. te brengen. Deze e-mail is ook vanaf het e-mailadres van VTG Beton verzonden. Hetzelfde geldt voor de e-mailwisseling van 14 oktober 2016. Uit deze omstandigheden heeft Bizznizz mogen afleiden dat VTG Beton als contractspartij heeft te gelden. De stelling dat de facturen onverschuldigd zijn betaald is dan ook niet komen vast te staan, zodat de grondslag van de vordering ontbreekt. Het gevorderde is daarom niet toewijsbaar.
5.16.
Wat betreft de factuur van € 6.050,00 inclusief btw stelt VTG Beton dat zij geen onderliggende afspraak in haar systeem kan ontdekken en er geen (schriftelijke) opdracht is verstrekt. Om die reden wordt het bedrag als onverschuldigd betaald teruggevorderd. Bizznizz betwist dat er geen opdracht bestaat en voert aan dat de extra werkzaamheden door [B.] zijn verricht en doorbelast in het kader van de aankoop en levering van een bedrijfspand aan de Rooswijkweg 216 te Velsen-Noord. Door niet te protesteren alsmede zonder voorbehoud tot betaling over te gaan, heeft VTG Beton de gemaakte afspraak bevestigd.
5.17.
De rechtbank oordeelt als volgt. Gelet op deze gemotiveerde betwisting van Bizznizz, had het op de weg van VTG Beton gelegen om concrete feiten en omstandigheden aan te voeren om aan haar stelplicht te blijven voldoen. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, heeft VTG Beton hier niet aan voldaan. De conclusie luidt dan ook dat de factuur van € 6.050,00 niet onverschuldigd is betaald.
5.18.
VTG Beton zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Bizznizz worden begroot op:
- salaris advocaat
721,00(2,0 punten × factor 0,5 × tarief € 721,00)
Totaal € 721,00

6.De beslissing

De rechtbank
in conventie
6.1.
wijst de vorderingen af,
6.2.
veroordeelt Bizznizz in de proceskosten, aan de zijde van VTG Beton c.s. tot op heden begroot op € 4.270,00,
6.3.
verklaart dit vonnis in conventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
6.4.
wijst de vordering af,
6.5.
veroordeelt VTG Beton in de proceskosten, aan de zijde van Bizznizz tot op heden begroot op € 721,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na dagtekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
6.6.
veroordeelt VTG Beton in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat VTG Beton niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
6.7.
verklaart dit vonnis in reconventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J. Bellaart en in het openbaar uitgesproken op
28 april 2021. [1]

Voetnoten

1.type: 1589