ECLI:NL:RBNHO:2021:4240

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 mei 2021
Publicatiedatum
21 mei 2021
Zaaknummer
20-853
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit tot kwijtschelding van lening in het kader van de Wet inburgering

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 12 mei 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De eiser, die inburgeringsplichtig is, had een lening van € 9.365,39 aangevraagd bij de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) voor inburgeringscursussen en examens. De minister legde een boete op van € 100,- omdat de eiser niet op tijd was ingeburgerd en weigerde de lening ambtshalve kwijt te schelden. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij hij aanvoerde dat het onredelijk en onevenredig was om de lening niet kwijt te schelden, gezien zijn inspanningen en omstandigheden.

De rechtbank oordeelde dat de eiser, ondanks het feit dat hij niet binnen de gestelde termijn van 29 oktober 2019 was ingeburgerd, voldoende had aangetoond dat hij de inburgeringseisen had nageleefd en dat de gevolgen van het niet kwijtschelden van de lening zeer onevenredig waren. De rechtbank vond dat de minister de regelgeving in dit geval buiten toepassing had moeten laten. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en herstelde de situatie door de lening volledig kwijt te schelden. Tevens werd de minister veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten en het griffierecht aan de eiser.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 20/853

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 mei 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J.F.R. Eisenberger),
en

de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, verweerder

(gemachtigde: mr. F. Hummel-Fekkes).

Procesverloop

In het besluit van 20 juni 2019 (primair besluit) heeft verweerder
aan eiser een boete opgelegd van € 100,- omdat hij niet op tijd is ingeburgerd. Daarbij heeft verweerder besloten dat hij het bedrag dat eiser heeft geleend van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) niet kwijtscheldt en dat eiser dit bedrag moet terugbetalen wanneer hij klaar is met inburgeren.
In het besluit van 9 januari 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 april 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Voor verweerder heeft mr. Th. Holtrop via skype (een verbinding met beeld en geluid) deelgenomen aan de zitting. Daardoor was sprake van een zogenaamde hybride-zitting.

Overwegingen

1.1
Sinds 1 mei 2015 is eiser inburgeringsplichtig. Hij had tot en met 29 oktober 2018 de tijd om in te burgeren. Eiser heeft bij DUO een lening gevraagd voor de cursussen en examens die hij moest afleggen om het inburgeringsexamen te behalen. DUO heeft die lening verstrekt tot een bedrag van € 9.365,39.
1.2
Voor het inburgeringsexamen moest eiser onder meer het onderdeel ‘Oriëntatie op de Nederlandse Arbeidsmarkt’ (ONA) met succes afronden. Het examen ONA kan op twee manieren worden gedaan. De eerste manier bestaat uit het volgen van 64 uur ONA-cursus en het aanleveren van een digitale portfolio, de tweede manier bestaat uit het maken van een portfolio en een eindgesprek. Eiser heeft gekozen voor de cursus en de portfolio. In de periode van 20 augustus 2018 tot 1 oktober 2018 heeft eiser 66 uren ONA-cursus gevolgd.
Op 26 oktober 2018 heeft eiser een portfolio aan verweerder verstuurd. Die is door verweerder afgekeurd. Eiser heeft op 26 december 2018 zijn portfolio opnieuw ingediend. Bij brief van 25 januari 2019 heeft verweerder eiser laten weten dat hij is geslaagd voor het examenonderdeel ONA.
1.3
In november 2018 heeft eiser aan DUO laten weten dat hij niet op tijd heeft kunnen inburgeren wegens ziekte van hemzelf en van zijn partner. DUO heeft dit opgevat als een verzoek om verlenging van de inburgeringstermijn. DUO heeft daarom Argonaut Advies (Argonaut) gevraagd om advies. Argonaut heeft een rapport uitgebracht op 12 juni 2019. Daarna heeft verweerder het primaire besluit genomen.
2. Het bestreden besluit gaat – samengevat – over het volgende. Volgens Argonaut zijn er geen medische redenen om de inburgeringstermijn te verlengen. Verweerder twijfelt niet aan de juistheid van de medische rapportage en het advies. ONA is een verplicht onderdeel van eisers examen, omdat hij na 1 januari 2015 inburgeringsplichtig is geworden. Verweerder heeft dit voldoende duidelijk gemaakt. Eiser is zelf verantwoordelijk voor het op tijd halen van de examens. De gevolgen van het feit dat hij het examen ONA te laat heeft behaald, komen voor rekening en risico van eiser. De mogelijkheid om vrijstelling voor ONA te krijgen voor een inburgeraar die in loondienst werkt, geldt pas vanaf 20 april 2019. Dat eiser werkt sinds 19 mei 2018, betekent dus niet dat hij geen ONA zou hoeven te doen.
3. Eiser voert het volgende aan. Doel van de Wet Inburgering is dat nieuwkomers inburgeren. Dat heeft hij gedaan. Het is onredelijk en onevenredig dat hij bijna € 10.000,- moet terugbetalen omdat hij een klein onderdeel van ONA iets te laat heeft ingeleverd. Het gaat om een onderdeel dat na 20 april 2019 helemaal niet meer verplicht geweest zou zijn voor hem. Behalve ONA heeft hij alle verplichte examenvakken ruimschoots binnen de daarvoor gestelde termijn van drie jaar gehaald, op universitair niveau en werkte hij vanaf mei 2018 in loondienst. Eiser heeft alleen het onderdeel ‘portfolio’ van ONA niet op tijd gehaald. De redenen daarvoor waren dat hij werkte, zijn BIG-registratie aan het halen was en hij ook nog eens de zorg voor vier kinderen op zich moest nemen omdat zijn vrouw lichamelijke en psychische klachten had, terwijl hij zelf (ook) kampte met psychische klachten. Eiser had gehoord dat het examen ONA mogelijk op korte termijn niet meer nodig was als de inburgeringsplichtige al werk in loondienst had. Hij heeft daarom even gewacht met het volgen van de ONA-cursus. Toen hij begreep dat de ONA-vrijstelling er niet zou komen voor het einde van zijn inburgeringstermijn heeft hij alsnog de cursus gevolgd en het portfolio ingeleverd.
4. De rechtbank gaat ervan uit dat het beroep alleen gericht is tegen het besluit over de lening. In het beroepschrift vraagt eiser (uitsluitend) om herroeping van het primaire besluit, in die zin dat hij de lening niet hoeft terug te betalen. Op de zitting heeft eiser desgevraagd weliswaar verklaard dat het beroep zich ook richt tegen de boete, maar heeft hij dit deel van het beroep niet verder onderbouwd en heeft hij verder verklaard dat hij de boete van € 100,- geen probleem vond, maar dat hij schrok toen hij begreep dat hij de lening moet terugbetalen. Daarom beoordeelt de rechtbank hierna alleen het besluit om eiser de lening niet kwijt te schelden.
5.1
Vast staat dat eiser niet binnen de termijn die hem was gegeven, dus uiterlijk
29 oktober 2019, is ingeburgerd. Op grond van artikel 4.13, derde lid, van het Besluit inburgering wordt de lening ambtshalve (uitsluitend) kwijtgescholden als eiser binnen deze termijn het inburgeringsexamen (geheel) heeft behaald. Uit het dwingende systeem van de geldende regelgeving volgt dat de lening in dit geval niet ambtshalve wordt kwijtscholden en dat eiser de lening dus moet terugbetalen.
5.2
Bij de beoordeling van de vraag of dit betekent dat het besluit van verweerder over de terugbetaling van de lening door eiser in stand kan blijven, vindt de rechtbank de volgende omstandigheden belangrijk.
a. a) Het doel van de Wet inburgering en het daarin neergelegde inburgeringstraject is om mensen een goede start te geven in de Nederlandse samenleving. Binnen het inburgeringstraject moeten daarom allerlei cursussen worden gevolgd en examens worden afgelegd. Eiser heeft in de periode van 1 mei 2015 tot en met 24 januari 2018 alle examens, behalve het ONA-examen, met succes en op hoog niveau afgerond. Daarnaast heeft eiser binnen de inburgeringstermijn werk gezocht en gevonden, betaald (sinds mei 2018) maar ook als vrijwilliger. Daarmee heeft hij al binnen de inburgeringstermijn laten zien dat hij zelfstandig op de Nederlandse arbeidsmarkt kan functioneren. Verder is eiser begonnen met de geneeskunde en heeft hij daarvoor binnen de inburgeringstermijn meerdere examens behaald.
b) Eiser heeft aannemelijk gemaakt dat zijn thuissituatie gedurende de inburgeringstermijn niet gemakkelijk was. Hij kampte zelf met psychische problemen. Argonaut heeft bevestigd dat bij hem sprake was van diverse geobjectiveerde afwijkingen. Zijn vrouw had meerdere psychische en lichamelijke klachten. Dit blijkt uit de stukken die eiser heeft overgelegd. Aannemelijk is dat daardoor de zorg voor hun vier minderjarige kinderen meer op eiser kwam te rusten.
c) In april 2019 is het Besluit inburgering gewijzigd. Toen is daarin de mogelijkheid opgenomen om vrijstelling te verkrijgen voor het onderdeel ONA voor een inburgeringsplichtige die over werk beschikt. Achtergrond van die vrijstelling is dat als iemand in de praktijk aantoont zelfstandig op de Nederlandse arbeidsmarkt te kunnen functioneren, er geen reden meer is om dat aan te tonen via een examen of verplichte deelname aan 64 cursusuren ONA. Deze wijziging is ingevoerd enkele maanden na het einde van de inburgeringstermijn van eiser. Uit de Kamerstukken [1] blijkt dat de vrijstellingsmogelijkheid al in februari 2018 en april 2018 werd aangekondigd. Dat het voor eiser enige tijd niet duidelijk is geweest of hij (nog) wel of niet (meer) ONA-examen moest doen en dat hij daarom enige tijd de verdere ontwikkelingen heeft afgewacht, is begrijpelijk.
d) Toen voor eiser duidelijk werd dat hij toch ONA-examen moest doen, heeft hij in de periode van augustus tot oktober 2018 alsnog de cursus gevolgd. Ook heeft hij een portfolio gemaakt. De portfolio heeft hij ingeleverd binnen de inburgeringstermijn. Verweerder heeft in november 2018 aan eiser laten weten dat de eerste versie van de portfolio niet aan de vereisten voldeed. De inburgeringstermijn was toen inmiddels verstreken. Op 26 december 2018 heeft eiser een aangepaste versie van de portfolio ingeleverd. Deze is door verweerder wel goedgekeurd. Slechts twee maanden na het verstrijken van de oorspronkelijke inburgeringstermijn had eiser alle examenonderdelen dus met succes afgerond.
5.3.
Kijkend naar de inspanningen die eiser heeft geleverd om mee te kunnen doen in de Nederlandse samenleving en de resultaten van die inspanningen, vindt de rechtbank dat het in dit specifieke geval in strijd is met het doel van de inburgering om hem de lening niet ambtshalve kwijt te schelden. Daarbij geldt met name dat eiser de inburgeringstermijn slechts met enkele maanden heeft overschreden en het enige examenonderdeel dat hij niet binnen de termijn heeft gehaald het portfolio ONA is. Juist dit examenonderdeel heeft tot doel om te bevorderen dat een inburgeringsplichtige een plek vindt op de Nederlandse arbeidsmarkt, terwijl eiser ruim voor het einde van de inburgeringstermijn had laten zien dat hij over de benodigde vaardigheden beschikte doordat hij reeds werkzaam was in loondienst. De financiële gevolgen van het niet kwijtschelden van de lening voor eiser zijn groot, omdat zijn inkomen net boven een bijstandsuitkering uitkomt en hij en zijn gezin met een terugbetalingsverplichting in grote financiële problemen komen. Gelet op dit alles, had verweerder de desbetreffende regelgeving in dit geval buiten toepassing moeten laten, omdat de gevolgen daarvan zeer onevenredig uitwerken.
6. Uit het voorgaande volgt dat het beroep gegrond is. Het bestreden besluit wordt vernietigd voor zover daarbij de beslissing over de lening in stand is gelaten. De rechtbank ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien door het primaire besluit te herroepen wat betreft de lening en door te bepalen dat aan eiser volledige kwijtschelding van de schuld wordt verleend.
7. Omdat het beroep gegrond is, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
8. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten in deze beroepsprocedure. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.068,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 534,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit voor zover daarbij de afwijzing van de kwijtschelding van de lening is gehandhaafd;
- herroept het primaire besluit voor zover verweerder daarbij de lening niet ambtshalve heeft kwijtgescholden;
- bepaalt dat de schuld van eiser aan DUO ten bedrage van € 9.365,39 volledig wordt kwijtgescholden;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 48,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.068,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Jochem, rechter, in aanwezigheid van mr. F. Vermeij, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 12 mei 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Kamerstukken II 2017/18, 32 824 en Staatsblad 2019, 148