ECLI:NL:RBNHO:2021:4654

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 april 2021
Publicatiedatum
8 juni 2021
Zaaknummer
C/15/314971 / FA RK 21-1692
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van zorgmachtiging in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 9 april 2021 uitspraak gedaan over een verzoek tot wijziging van een zorgmachtiging, ingediend door de officier van justitie. De zaak betreft een betrokkene die op 11 augustus 2020 een zorgmachtiging had gekregen, maar waarbij op 31 maart 2021 bleek dat de bestaande vormen van verplichte zorg niet langer volstonden. De zorgverantwoordelijke, psychiater, heeft daarom tijdelijke verplichte zorg verleend en verzocht om wijziging van de zorgmachtiging. De rechtbank heeft de noodzaak van de wijziging beoordeeld in het licht van de psychische toestand van de betrokkene, die leed aan een schizofreniespectrumstoornis en zich in een psychose bevond. Tijdens de mondelinge behandeling op 9 april 2021 is de betrokkene gehoord, bijgestaan door zijn advocaat, en is vastgesteld dat de situatie thuis niet veilig was. De rechtbank oordeelde dat de voorgestelde wijziging van de zorgmachtiging gerechtvaardigd was, gezien de noodsituatie en het gevaar voor de betrokkene en zijn omgeving. De rechtbank heeft de zorgmachtiging gewijzigd en de aanvullende vormen van verplichte zorg goedgekeurd, die van toepassing zijn tot en met 11 augustus 2021.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Haarlem
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
zaak-/rekestnr.: C/15/314971 / FA RK 21-1692
beschikking van de enkelvoudige kamer van 9 april 2021,
naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het wijzigen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 8:12 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
wonende te [plaats] ,
thans verblijvende in [verblijfplaats] ,
hierna: betrokkene,
advocaat mr. E.G. Al, kantoorhoudende te Nieuw-Vennep.

1.Procedure

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 7 april 2021, heeft de officier van justitie verzocht om wijziging van de zorgmachtiging, zoals die op 11 augustus 2020 ten aanzien van betrokkene is afgegeven tot en met 11 augustus 2021. Op 8 april 2021 is een gewijzigd verzoek ontvangen, waarin de benodigde ondertekening wel is opgenomen.
1.2.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de aanvraag van de zorgverantwoordelijke van 1 april 2021;
- het advies van de geneesheer-directeur van 6 april 2021;
- beslissing inzake tijdelijke verplichte zorg van 1 april 2021;
- de medische verklaring van 10 juli 2020;
- het zorgplan van 9 juli 2020, aangepast op 6 april 2021.
1.3.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 9 april 2021. Hoewel uitgangspunt binnen de Wvggz is – mede gelet op de kwetsbare positie van betrokkene – dat betrokkene fysiek wordt gehoord, acht de rechtbank dat op dit moment niet verantwoord vanwege de ontwikkelingen rondom het coronavirus. De rechtbank sluit hiermee aan bij de afgekondigde landelijke maatregelen ter beperking van de verspreiding van het virus. De zitting heeft daarom via een tweezijdige beeld- en geluidsverbinding plaatsgevonden. De rechtbank is van oordeel dat het belang van betrokkene om verweer te kunnen voeren, afdoende is gewaarborgd door deelname van de advocaat aan de zitting en de eigen inbreng van betrokkene.
1.4.
Ter zitting heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
- [verpleegkundig specialist] , verpleegkundig specialist.

2.Beoordeling

2.1.
Ten aanzien van betrokkene is op 11 augustus 2020 een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wvggz afgegeven. De vormen van verplichte zorg van de beschikking van 11 augustus 2020 zijn:
- toedienen van medicatie;
- het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten.
2.3.
Op 31 maart 2021 is gebleken dat de in deze zorgmachtiging genoemde vormen van verplichte zorg niet (langer) volstaan en heeft de zorgverantwoordelijke, psychiater [psychiater] , onder toepassing van artikel 8:11 van de Wvggz, besloten tot het verlenen van tijdelijke verplichte zorg waarin de zorgmachtiging van 11 augustus 2020 niet voorziet. De zorgverantwoordelijke heeft vervolgens op 1 april 2021 mededeling gedaan aan de geneesheer-directeur van de tijdelijke verplichte zorg en heeft een aanvraag gedaan tot wijziging van de zorgmachtiging, omdat de verwachting van de zorgverantwoordelijke was dat de tijdelijke verplichte zorg (tijdelijke zorg in noodsituaties) na de maximale periode van drie dagen moest worden voortgezet.
2.4.
De aanvraag tot wijziging van de zorgmachtiging is als volgt gemotiveerd: het waarborgen van de veiligheid van moeder is in de thuissituatie niet te garanderen, waarbij het gevaar voortkomt uit een psychotische stoornis. Betrokkene vertoonde de afgelopen twee weken toenemend bizar gedrag, zoals met koffie onder de douche staan en bij moeder in bed gaan liggen. Betrokkene zegt en vraagt honderd keer hetzelfde aan de moeder en was tevens dreigend en agressief. Hij heeft zijn moeder bedreigd en haar vastgegrepen, geschopt en geduwd. Dit gedrag komt voort uit een psychose. Hij ziet geesten in de spiegel en hij ziet goede en kwade engelen. Er is geen ander alternatief dan opneming in een accommodatie om de veiligheid te waarborgen gedurende de periode dat betrokkene wordt ingesteld op adequate dosering van antipsychotica.
2.5.
Teneinde de noodsituatie op 1 april 2021 af te wenden is betrokkene opgenomen in een accommodatie. De zorgverantwoordelijke heeft, bij wijze van tijdelijke maatregel, de volgende vormen van verplichte zorg toegepast:
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- onderzoek kleding of lichaam;
- onderzoek van de woon- of verblijfruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
- controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
- opnemen in een accommodatie.
2.6.
Deze vormen van zorg, die niet zijn opgenomen in de zorgmachtiging van 11 augustus 2020, zijn na verloop van drie dagen voortgezet.
2.7.
In de aanvraag tot aanvulling van de zorgmachtiging zijn de onder 2.5. genoemde vormen van verplichte zorg opgenomen. De geneesheer-directeur [geneesheer-directeur] heeft de aanvraag tot wijziging van de zorgmachtiging onderschreven. De geneesheer-directeur heeft op 6 april 2021 een verzoek tot wijziging van de zorgmachtiging ingediend bij de officier van justitie.
2.8.
Op 8 april 2021 heeft de officier van justitie bij gewijzigd verzoek verzocht met wijziging van de beschikking van 11 augustus 2020 de verplichte vormen van zorg aan te vullen/wijzigen zoals door de geneesheer-directeur is geadviseerd.
2.9.
De advocaat van betrokkene heeft primair verweer gevoerd tegen de termijn waarbinnen de geneesheer-directeur het verzoek tot wijziging van de zorgmachtiging bij de officier van justitie heeft ingediend. De advocaat betoogt dat het verzoek om aanvulling niet-ontvankelijk dient te worden verklaard omdat sprake is van een termijnoverschrijding. De zorgverantwoordelijke heeft op 31 maart 2021 aan de geneesheer-directeur meegedeeld dat hij besloten heeft tot het verlenen van de genoemde tijdelijke verplichte zorg. Gelet op de termijnen in artikel 8:12 Wvggz (derde en vierde lid) had de geneesheer-directeur het verzoek binnen drie dagen na 31 maart 2021 bij de officier van justitie moeten indienen. De aanvraag is echter pas op 6 april gedaan. Voorts heeft de advocaat gewezen op de uitspraak van Hoge Raad van 19 februari 2021 (ECLI:NL:HR:2021:272). De advocaat heeft zich op het standpunt gesteld dat uit dit arrest volgt dat op grond van de Wvgga het verzoek tot wijziging niet kan worden toegewezen.
2.10.
Betrokkene is op 31 maart 2021 gedwongen opgenomen in een accommodatie. Artikel 8:12 lid 4, Wvggz bepaalt dat indien de zorgverantwoordelijke van oordeel is dat de tijdelijke verplichte zorg na de in het eerste lid bedoelde periode moet worden voortgezet, hij daartoe uitsluitend kan beslissen indien een door hem gemotiveerde aanvraag tot wijziging van de machtiging tot voortzetting van de zorgmachtiging door de geneesheer-directeur, vergezeld van het advies van de geneesheer-directeur daarover, bij de officier van justitie is ingediend. Hiermee wordt beoogd te waarborgen dat de verplichte zorg in noodsituaties niet langer duurt dan drie dagen. Deze termijn eindigde zaterdag 3 april 2021. Op grond van artikel 8:12, lid 6, Wvggz kan de aanvullende verplichte zorg worden verleend totdat de rechter uitspraak heeft gedaan over het verzoekschrift voor een wijziging van een zorgmachtiging of door het verstrijken van de termijn, bedoeld in artikel 6:2, eerste lid, onderdeel d.. De laatstgenoemde termijn is drie werkdagen na ontvangst van een verzoekschrift voor de aanvulling van de zorgmachtiging door de rechtbank. De rechtbank heeft het verzoek op dinsdag 7 april 2021 ontvangen en heeft op 9 april 2021 op het verzoek beslist, hetgeen tijdig is.
De termijn van drie dagen, waarbinnen op grond van artikel 8:12, eerste lid, van de Wvggz aanvullende zorg in noodsituaties rechtmatig kan worden verleend, doet naar het oordeel van de rechtbank niet af aan de bevoegdheid van de zorgverantwoordelijke om ook na afloop van deze termijn om wijziging van de machtiging te verzoeken. Uit de genoemde uitspraak van Hoge Raad van 19 februari 2021 blijkt dat wijziging van de zorgmachtiging ook kan worden verzocht (en verleend) in gevallen dat geen sprake is van een noodsituatie. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat in het geval er wél sprake was van een noodsituatie – en de rechtbank ziet in het dossier en het verhandelde ter zitting voldoende aanknopingspunten dat op 31 maart 2021 inderdaad sprake van een noodsituatie was – een termijnoverschrijding van de aanvraag door de zorgverantwoordelijke zou moeten leiden tot niet-ontvankelijkheid. De rechtbank overweegt daarbij dat de in de Wvggz opgenomen beslistermijnen termijnen van orde zijn, waaraan bij overschrijding niet het gevolg van niet-ontvankelijkheid is verbonden (vergelijk de uitspraak van de Hoge Raad van 5 maart 2021, ECLI:NL:HR:2021:349). In geval van een termijnoverschrijding waardoor de betrokkene nadeel heeft ondervonden, kan op grond van art. 10:12 lid 3 Wvggz schadevergoeding worden toegekend.
2.11.
Voor het geval de rechtbank van oordeel is dat het verzoek wel ontvankelijk is, heeft de advocaat subsidiair betoogd dat het verzoek moet worden afgewezen. Dit omdat betrokkene zich verzet tegen deze (aanvullende) vormen van verplichte zorg. Betrokkene stelt dat een opname niet nodig was geweest omdat hij de samenwerking wil met de instelling. Hij was niet verplicht tot de inname medicatie maar heeft dat in overleg wel gedaan. Betrokkene stelt dat niet psychotisch is. Thuis bij zijn moeder waren er wel problemen omdat hij het huis uit wilde gaan en dat niet mocht van zijn moeder. Hij werd toen boos. De aanwezige behandelaar dacht echter dat hij zijn moeder ging aanvallen en heeft hem toen laten opnemen. Betrokkene heeft inmiddels contact gehad met zijn moeder. Alles is bijgelegd en hij kan ook gewoon weer naar huis. Betrokkene geeft aan dat hij nu rustig is en dit niet meer gaat gebeuren.
2.12.
De psychiater heeft ter zitting het verzoek nader onderbouwd. Betrokkene verkeerde in een psychose. Dit leidde tot ernstig nadeel. De situatie thuis bij zijn moeder was niet veilig om betrokkene daar met zijn moeder te laten verblijven. Door cannabisgebruik is betrokkene afgegleden en zijn de grote zorgen ontstaan. Ook had betrokkene zijn medicatie gestaakt. Betrokkene moet nu weer op medicatie worden ingesteld. Betrokkene neemt deze in de instelling onder toezicht in en de psychiater ziet bij betrokkene geen intrinsieke motivatie voor het nemen van de medicatie, ook omdat bij betrokkene ziektebesef en ziekte-inzicht ontbreekt. Tijdens de opname zal betrokkene onder toezicht en monitoring opnieuw worden ingesteld op medicatie. De bedoeling van de wijziging van de zorgmachtiging is om ervoor te zorgen dat betrokkene goed ingesteld weer naar huis kan.
2.13.
Uit het dossier en het verhandelde ter zitting blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat bij betrokkene sprake is van een psychische stoornis, namelijk een schizofreniespectrumstoornis. Betrokkene stelt dat geen sprake is van een psychose. Uit de in het dossier weergegeven feiten, en ook gezien het gebrek aan ziektebesef en ziekte-inzicht van betrokkene, volgt de rechtbank dit het standpunt van betrokkene niet. Betrokkene kan niet zonder meer naar huis, omdat daar gevaarlijke situaties kunnen ontstaan, in het bijzonder voor en met de moeder van betrokkene. Opname in een accommodatie is nodig en proportioneel.
2.14.
Gebleken is dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn die hetzelfde effect hebben als met de wijziging van de zorgmachtiging is beoogd. De voorgestelde gewijzigde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief en veilig. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van deze zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.15.
Gelet op het voorgaande is met de voorgestelde wijziging voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. Het verzoek zal dan ook worden toegewezen, aldus dat de vormen van verplichte zorg worden uitgebreid met
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- onderzoek kleding of lichaam;
- onderzoek van de woon- of verblijfruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
- controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
- opnemen in een accommodatie
voor de duur van de lopende zorgmachtiging, die loopt tot en met 11 augustus 2021.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
wijzigt de zorgmachtiging d.d. 11 augustus 2020 verleend ten aanzien van
[betrokkene] , geboren [geboortedatum] te [plaats] ,
inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
- toedienen van medicatie (deze was al opgenomen in de machtiging van 11 augustus 2020);
- het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening (deze was al opgenomen in de machtiging van 11 augustus 2020);
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten (deze was al opgenomen in de machtiging van 11 augustus 2020);
- beperken van de bewegingsvrijheid (aanvullend op de machtiging van 11 augustus 2020);
- onderzoek kleding of lichaam (aanvullend op de machtiging van 11 augustus 2020);
- onderzoek van de woon- of verblijfruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen (aanvullend op de machtiging van 11 augustus 2020);
- controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen (aanvullend op de machtiging van 11 augustus 2020);
- opnemen in een accommodatie (aanvullend op de machtiging van 11 augustus 2020).
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 11 augustus 2021.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.A. Schreuder, rechter, in tegenwoordigheid van J.B. Stevens als griffier en in het openbaar uitgesproken op 2 april 2021.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 23 april 2021.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.