ECLI:NL:RBNHO:2021:4983

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 juli 2021
Publicatiedatum
21 juni 2021
Zaaknummer
8097995 \ CV EXPL 19-15350
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid Nederlandse rechter in schadevergoeding op grond van het Verdrag van Montreal

In deze zaak heeft de passagier, die een vervoersovereenkomst had gesloten met de vervoerder EasyJet Airline Company Limited, de vervoerder gedagvaard na de annulering van een vlucht van Amsterdam naar Londen op 29 april 2018. De vervoerder is niet verschenen op de zitting van 26 juni 2019, wat resulteerde in een verstekvonnis op 24 juli 2019 waarin de vervoerder werd veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de passagier. De passagier vorderde compensatie van € 400,23 voor gemaakte kosten door de annulering, alsook buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. De vervoerder kwam in verzet tegen het verstekvonnis en vorderde ontheffing van de veroordeling.

De kantonrechter heeft in deze tussenvonnis vastgesteld dat het hier gaat om een internationale zaak, aangezien de vervoerder buiten Nederland is gevestigd. De rechter heeft ambtshalve de bevoegdheid van de rechtbank Noord-Holland onderzocht. Volgens het Verdrag van Montreal, artikel 33, moet de rechtsvordering tot schadevergoeding worden ingesteld in de staat waar de vervoerder is gevestigd of waar de overeenkomst is gesloten. De kantonrechter concludeert dat het onduidelijk is of de Nederlandse rechter bevoegd is, omdat de plaats van bestemming Londen is en niet Nederland. De passagier krijgt de gelegenheid om zich hierover uit te laten, waarna de zaak naar de rolzitting van 4 augustus 2021 is verwezen voor verdere behandeling.

De beslissing van de kantonrechter houdt in dat de zaak wordt aangehouden voor een akte uitlating van de passagier over de bevoegdheid van de Nederlandse rechter, en dat verdere beslissingen worden aangehouden tot dat moment.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8097995 \ CV EXPL 19-15350
Uitspraakdatum: 7 juli 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
EasyJet Airline Company Limited
statutair gevestigd te Luton (Verenigd Koninkrijk)
eiser in het verzet
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. B. Koolhaas
tegen
[de passagier]
wonende te [woonplaats]
gedaagde in het verzet
hierna te noemen de passagier
gemachtigde mr. I.G.B. Maertzdorff

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft de vervoerder gedagvaard om te verschijnen ten overstaan van de kantonrechter op de zitting van 26 juni 2019. De vervoerder is niet verschenen, waarna de vervoerder bij verstekvonnis van 24 juli 2019 is veroordeeld. Bij dagvaarding van 11 september 2019 is de vervoerder in verzet gekomen tegen dat verstekvonnis.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Amsterdam naar Londen (Verenigd Koninkrijk) op 29 april 2018, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht is geannuleerd.
2.3.
De passagier heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde annulering.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 400,23, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 18 mei 2018, althans vanaf datum ingebrekestelling, dan wel vanaf de datum van de betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 90,75 dan wel € 72,64 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 mei 2018 dan wel vanaf de datum van de betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 14 dagen na de datum van dit vonnis.
3.2.
De passagier baseert haar verzoek op artikel 19 van het Verdrag tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake het internationale luchtvervoer van 28 mei 1999, Trb. 2001/91 (hierna: het Verdrag van Montreal). De passagier stelt dat er geen (redelijk) alternatief vervoer beschikbaar was. Het hotel dat de passagier van tevoren had geboekt, heeft aan de passagier kosten in rekening gebracht vanwege een no-show tot een bedrag € 400,23. Dit is schade die de vervoerder aan de passagier dient te vergoeden vanwege de annulering van de vlucht, aldus de passagier.
3.3.
De vervoerder is door de kantonrechter bij verstek veroordeeld tot betaling van het gevorderde. Ook de nevenvorderingen zijn toegewezen, met dien verstande dat het subsidiair gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke kosten is toegewezen en de gevorderde wettelijke rente over de buitengerechtelijke kosten is afgewezen.
3.4.
De vervoerder vordert, in de verzetdagvaarding, de vervoerder te ontheffen van de veroordeling die in het verstekvonnis van 24 juli 2019 is uitgesproken, de vorderingen van de passagiers af te wijzen, met veroordeling van de passagiers, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt voorop dat hier sprake is van een internationale zaak omdat de vervoerder buiten Nederland haar woonplaats heeft. De kantonrechter is derhalve ambtshalve gehouden te onderzoeken of de rechtbank Noord-Holland internationaal bevoegd is.
4.2.
Uit het arrest van Hof van Justitie van de Europese Unie van 7 november 2019 (zaak C213/18, ECLI:EU:C:2019:927, r.o. 43) volgt dat in geval van vorderingen op grond van de bepalingen van het Verdrag van Montreal, met name artikel 19, die zien op vergoeding van schade als gevolg van de vertraging van vluchten, de rechter zijn bevoegdheid om uitspraak te doen dient vast te stellen in het licht van artikel 33 van dat verdrag.
4.3.
Artikel 33 lid 1 van het Verdrag van Montreal luidt:

De rechtsvordering tot schadevergoeding moet ter keuze van de eiser worden ingesteld binnen het gebied van een der staten die partij zijn bij dit verdrag, hetzij voor de rechter van de woonplaats van de vervoerder, of van de hoofdzetel van diens onderneming of van de plaats waar hij een vestiging heeft, door de zorg waarvan de overeenkomst is gesloten, hetzij voor de rechter van de plaats van bestemming”.
4.4.
De kantonrechter stelt vast dat de vervoerder volgens de oorspronkelijke dagvaarding respectievelijk de verzetdagvaarding statutair gevestigd is te Cardiff dan wel Luton (beide in het Verenigd Koninkrijk). Volgens de oorspronkelijke dagvaarding heeft de vervoerder mede woonplaats en kantoor te Schiphol (Haarlemmermeer). Deze vestiging valt binnen het arrondissement van deze rechtbank. Onduidelijk is echter of dit de vestiging is ‘door de zorg waarvan de overeenkomst is gesloten’. Vast staat dat Londen de plaats van bestemming was en dat die dus niet in Nederland is gelegen. Bij deze stand van zaken gaat de kantonrechter er vanuit dat de Nederlandse rechter niet bevoegd is om van het onderhavige geschil kennis te nemen. Voordat de kantonrechter hierover definitief zal beslissen, zal de passagier in de gelegenheid worden gesteld zich hierover uit te laten. De zaak zal hiertoe worden verwezen naar de rol. De vervoerder zal vervolgens in de gelegenheid worden gesteld bij antwoordakte te antwoorden.
4.5.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
verwijst de zaak naar de rolzitting van 4 augustus 2021 voor akte uitlating aan de zijde van de passagier inzake hetgeen hiervoor in 4.4 is overwogen;
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Kruithof, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter