ECLI:NL:RBNHO:2021:5196

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 juli 2021
Publicatiedatum
28 juni 2021
Zaaknummer
5813663 \ CV EXPL 17-2673
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door blikseminslag en de beoordeling van buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben passagiers een vordering ingesteld tegen de luchtvaartmaatschappij Easyjet Airline Company Limited wegens compensatie voor vertraging van hun vlucht van Amsterdam naar Londen op 6 mei 2015. De vlucht was vertraagd door een blikseminslag die het toestel had getroffen tijdens een eerdere vlucht. De passagiers vorderden een schadevergoeding van € 500,00 per persoon, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De vervoerder betwistte de vordering en stelde dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, zoals bedoeld in de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004.

De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder onvoldoende had aangetoond dat de vertraging van 4 uur en 14 minuten volledig het gevolg was van de blikseminslag. De rechter stelde vast dat de passagiers met meer dan drie uur vertraging op hun eindbestemming waren aangekomen, wat hen recht gaf op compensatie volgens de Verordening. De vervoerder had niet kunnen bewijzen dat de vertraging niet kon worden voorkomen, ondanks het treffen van redelijke maatregelen.

Uiteindelijk werd de vordering van de passagiers toegewezen. De kantonrechter veroordeelde de vervoerder tot betaling van € 575,00 aan de passagiers, vermeerderd met wettelijke rente, en de proceskosten. De kantonrechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wees het meer of anders gevorderde af. Dit vonnis is uitgesproken door kantonrechter M.M. Kruithof op 7 juli 2021.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 5813663 \ CV EXPL 17-2673
Uitspraakdatum: 7 juli 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

wonende te [woonplaats]
2.
[passagier sub 2]
wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigden mr. I.G.B. Maertzdorff, mr. M.J.R. Hannink en M.A.P. Duinkerke (LL.B.)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Easyjet Airline Compnay Limited
gevestigd te Luton (Verenigd Koninkrijk)
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. B. Koolhaas

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 19 december 2016 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam (Schiphol Airport) naar Londen (Gatwick Airport) op 6 mei 2015, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht had als geplande vertrektijd 19:15 uur (lokale tijd, 17:15 UTC) en als geplande aankomsttijd 19:25 uur (lokale tijd, 18:25 UTC). De vlucht is vertraagd uitgevoerd en is 4 uur en 5 minuten later dan oorspronkelijk gepland (om 23:30 uur lokale tijd) aangekomen te Londen.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 mei 2015, althans vanaf de datum ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 181,50 dan wel € 75,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 juni 2015, dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten en de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na de datum van dit vonnis.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00 per passagier.
3.3.
De vervoerder stelt zich op het standpunt dat de vordering dient te worden afgewezen omdat – kort samengevat – er sprake is van een uitzonderingssituatie in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening, waardoor hij geen compensatie verschuldigd is.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen op de eindbestemming te Londen, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening.
4.3.
De vervoerder heeft ter onderbouwing van zijn beroep op buitengewone omstandigheden aangevoerd dat het vliegtuig dat de onderhavige vlucht om 17:15 UTC zou uitvoeren, eerder die dag zou vliegen van Praag (vertrek 10:50 UTC) naar Amsterdam (aankomst 12:25 UTC) met vluchtnummer EZY3808, van Amsterdam (vertrek 13:25 UTC) naar Basel (aankomst 14:45 UTC) met vluchtnummer EZY1045 en van Basel (vertrek 15:15 UTC) naar Amsterdam (aankomst 16:40 UTC) met vluchtnummer EZY1046. Tijdens de vlucht van Praag naar Amsterdam is het toestel echter getroffen door bliksem. Het toestel moest daarom aan een grondige veiligheidsinspectie worden onderworpen. Het toestel kreeg de status ‘aircraft on ground’, hetgeen betekent dat het niet meer kan worden ingezet om vluchten uit te voeren. De vervoerder heeft daarom een reservetoestel ingezet, dat uit Hamburg moest komen. Dit reservetoestel arriveerde om 15:27 UTC te Amsterdam. Dit toestel moest worden gereed gemaakt en vervolgens kon de vlucht van Amsterdam naar Basel om 16:65 UTC vertrekken. In verband met de minimum “turnaround time” te Basel van 25 minuten en 30 minuten te Amsterdam kon de onderhavige vlucht uiteindelijk om 21:33 UTC vertrekken uit Amsterdam en kwam om 22:39 UTC aan te Londen Gatwick. De vertraging van 4 uur en 14 minuten van de onderhavige vlucht is een direct gevolg van de blikseminslag. Op het moment dat het vluchtschema weer kon worden hervat, was de vertraging al opgelopen tot 3 uur en 31 minuten. Voor zover niet de totale vertraging van 4 uur en 14 minuten aan de blikseminslag kan worden toegerekend, stelt de vervoerder zich op het standpunt dat in ieder geval 3 uur en 31 minuten vertraging daaraan kan worden toegerekend. Een blikseminslag is volgens de vervoerder een gebeurtenis die niet vanwege zijn aard of oorsprong kan worden aangemerkt als inherent aan de normale uitoefening van de activiteiten van de vervoerder en de vervoerder kon hier ook geen daadwerkelijke invloed op uitoefenen. De vervoerder heeft ervoor gekozen om niet te wachten tot het originele toestel weer vliegklaar verklaard kon worden, maar heeft ervoor gekozen om een reservetoestel in te zetten. De vervoerder meent dat zij hiermee alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de nadelige gevolgen van de blikseminslag voor de passagiers te voorkomen.
4.4.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Als niet betwist staat vast dat het toestel dat de onderhavige vlucht zou uitvoeren op een voorafgaande vlucht is getroffen door bliksem en derhalve aan een verplichte inspectie moest worden onderworpen. Een blikseminslag is een van buiten komende omstandigheid waar een luchtvaartmaatschappij geen invloed op kan uitoefenen en vormt dan ook een buitengewone omstandigheid, die in beginsel kan doorwerken op de onderhavige vlucht.
4.5.
De vervoerder heeft echter onvoldoende onderbouwd dat de totale vertraging van 4 uur en 14 minuten en/of een deel daarvan, het directe gevolg was van de blikseminslag. Volgens de vervoerder kreeg het toestel bij de veiligheidsinspectie na de blikseminslag de status ‘aircraft on ground’, hetgeen betekent dat het niet meer kan worden ingezet om vluchten uit te voeren. De passagiers hebben dit betwist en hebben erop gewezen dat uit productie 3 bij de conclusie van antwoord blijkt dat het toestel na de inspectie is vrijgegeven om nog 50 vluchten door te vliegen. De vervoerder heeft dit niet betwist en heeft evenmin toegelicht hoe lang de inspectie heeft geduurd. Hierdoor staat onvoldoende vast dat het de meest voor de hand liggende oplossing was om een reservetoestel in te vliegen. De passagiers hebben er voorts, met verwijzing naar de producties bij de conclusie van antwoord, op gewezen dat de vluchten EZY1045 en EZY1046 niet alleen waren vertraagd ten gevolge van de wisseling van het toestel, maar ook 54 minuten door een technisch mankement en 20 minuten door ‘non scheduled maintenance’. De vervoerder heeft dit evenmin betwist. Al met al valt niet na te gaan welk deel van de vertraging op de onderhavige vlucht is veroorzaakt doordat het toestel waarmee de vlucht oorspronkelijk zou worden uitgevoerd drie vluchten vóór de onderhavige vlucht door blikseminslag is geraakt.
4.6.
Het beroep van de vervoerder op buitengewone omstandigheden slaagt dan ook niet. De kantonrechter komt daarom niet toe aan de beantwoording van de vraag of de vertraging ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet kon worden voorkomen.
4.7.
Nu de vervoerder voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van de hoofdsom worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
4.8.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vervoerder heeft deze vordering betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat de passagiers buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II; de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn. Omdat het subsidiair gevorderde bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de subsidiair gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten wordt afgewezen, omdat niet is gesteld of gebleken dat deze kosten daadwerkelijk zijn betaald.
4.9.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat hij ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt. De gevorderde rente over de proceskosten en de nakosten is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 575,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 500,00 vanaf 6 mei 2015 tot aan de dag van algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 96,57;
griffierecht € 223,00
salaris gemachtigde € 248,00
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 62,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Kruithof, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter