ECLI:NL:RBNHO:2021:5758

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 juli 2021
Publicatiedatum
13 juli 2021
Zaaknummer
9248251 \ VV EXPL 21-81
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huur bedrijfsruimte en ontbinding huurovereenkomst tussen Stichting GTSE Beheer en McDonald's Nederland B.V.

In deze zaak heeft de stichting GTSE Beheer (hierna: GTSE) McDonald's Nederland B.V. (hierna: McDonald's) gedagvaard in kort geding. De kern van het geschil betreft de huurovereenkomst die op 30 september 2020 tussen partijen is gesloten voor een bedrijfsruimte. GTSE vordert dat McDonald's wordt veroordeeld tot nakoming van de huurovereenkomst, terwijl McDonald's aanvoert dat zij de overeenkomst rechtsgeldig heeft ontbonden. De ontbinding is gebaseerd op het ontbreken van een onherroepelijke omgevingsvergunning en de benodigde toestemming van de Vereniging van Eigenaren (VvE). De kantonrechter heeft op 13 juli 2021 geoordeeld dat McDonald's de huurovereenkomst niet rechtsgeldig heeft ontbonden. De kantonrechter oordeelt dat McDonald's in beginsel gehouden is de verplichtingen uit de huurovereenkomst na te komen, omdat het beroep op ontbinding niet kan slagen. De kantonrechter heeft McDonald's veroordeeld om binnen twee weken na betekening van het vonnis haar medewerking te verlenen aan de oplevering van het gehuurde, op straffe van een dwangsom. Daarnaast is McDonald's veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 30.008,01 aan GTSE, alsmede tot betaling van de maandelijkse huurprijs en servicekosten. De proceskosten zijn voor rekening van McDonald's, omdat zij grotendeels ongelijk heeft gekregen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9248251 \ VV EXPL 21-81
Uitspraakdatum: 13 juli 2021
Vonnis van de kantonrechter in kort geding in de zaak van:
de stichting
Stichting GTSE Beheer
gevestigd te Haarlem
eiseres
verder te noemen: GTSE
gemachtigde: mr. D.J. Posthuma
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
McDonald's Nederland B.V.
gevestigd te Amsterdam
gedaagde
verder te noemen: McDonald’s
gemachtigde: mr. A. Scholten

1.Het procesverloop

1.1.
GTSE heeft McDonald’s op 3 juni 2021 gedagvaard. Op 28 juni 2021 heeft McDonald’s een akte
houdende uiteenzetting feitelijke achtergrondenovergelegd.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 29 juni 2021. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten, mede aan de hand van pleitaantekeningen, naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting heeft McDonald’s bij brief van 25 juni 2021 en GTSE bij brief van 28 juni 2021 nog stukken toegezonden.

2.Feiten

2.1.
Op 30 september 2020 hebben GTSE als verhuurder en McDonald’s als huurder een huurovereenkomst gesloten met betrekking tot een bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:290 BW aan [adres] (hierna: het gehuurde).
2.2.
In artikel 1.3 van de huurovereenkomst staat:
Het Gehuurde mag door of vanwege Huurder worden gebruikt als horecaruimte in de ruimste zin des woords als bedoeld in artikel 7:290 BW, volgens een van de door McDonald’s gevoerde formules. Voorgaande onder de voorwaarde dat huurder dit gebruik onherroepelijk vergund krijgt.
2.3.
In artikel 14.20 van de huurovereenkomst staat:
Deze Huurovereenkomst kan door Huurder worden ontbonden indien niet uiterlijk op1 januari 2021een onherroepelijke omgevingsvergunning en eventueel andere benodigde publiekrechtelijke medewerking, in eveneens een onherroepelijke vorm, is verkregen van de daartoe bevoegde (overheids)instanties, voor het in het Gehuurde realiseren en exploiteren volgens de bestemming opgenomen in artikel 1.3. Huurder dient hiertoe tijdig alle aanvragen in te dienen zodat die datum haalbaar is gezien de wettelijke termijnen en zich tot uiterste in te spannen een onherroepelijke omgevingsvergunning te hebben verkregen voor bovenvermelde datum. Huurder zal verhuurder een kopie van de aanvraag toesturen binnen een week na de indienen daarvan.
2.4.
In artikel 14.21 van de huurovereenkomst staat:
Deze huurovereenkomst kan door Huurder worden ontbonden indien niet uiterlijk op1 januari 2021de benodigde privaatrechtelijke medewerking is verleend, in de breedste zin des woords, waaronder de medewerking van de VVE, voor het in het Gehuurde realiseren en exploiteren volgens de bestemming opgenomen in artikel 1.3.
2.5.
Op 4 februari 2021 heeft McDonalds bij de gemeente een verzoek voor een omgevingsvergunning ingediend voor het realiseren van een McDonald’s restaurant in het gehuurde en het plaatsen van gevelreclame.
2.6.
Bij brief van 4 maart 2021 heeft McDonald’s aan GTSE geschreven:
(…) Tijdens een gesprek op 2 maart 2021 tussen u en mijn collega de heer [B] heeft u bevestigd dat de benodigde VvE toestemming niet voor 1 maart 2021 is verkregen. Om die reden maakt McDonald’s gebruik van ontbindingsmogelijkheid en ontbindt zij door middel van de onderhavige brief de huurovereenkomst tussen partijen op grond van artikel 14.21.
2.7.
Bij brief van 8 maart 2021 heeft GTSE aan McDonald’s geschreven:
Met verbazing nam ik kennis van uw brief d.d. 4 maart 2021 (…) Het informeren van en het in gang zetten van het (formeel) verkrijgen van de medewerking van de VVE voor het realiseren van het gehuurde conform de bestemming zou op aangeven van de heer [B] plaats gaan vinden, dit pas ná het indienen van de vergunning door McDonald’s. (…) In het telefoongesprek van 2 maart jl. vroeg ik de heer [B] dan ook of ik dat traject nu moest gaan inzetten en hij bevestigde dat. Alleen al vanuit deze bevestiging begrijpen wij niet waarom er dan vervolgens twee dagen later een beroep op deze grond wordt gedaan. In het vervolg van het telefoongesprek gaf hij ook aan dat uit het vooroverleg met de gemeente voor de recent ingediende vergunning zijns inziens geen problemen meer zouden voortvloeien en dat de energievoorziening, hoewel een lastig hoofdstuk gebleken, inmiddels getackeld was. Ook daaruit maakten wij op dat de onzekerheid die eind vorig jaar nog speelde, nu opgelost was. (…) Het verkrijgen van medewerking van de VVE voor het realiseren van het gehuurde conform de bestemming, is naar het zich laat aanzien een formaliteit, daarbij speelt mee dat wij 55% van de stemmen in de VVE hebben en wij gewoonweg conform het bestemde gebruik verhuren aan u. Het is zodoende zeer onwaarschijnlijk dat deze medewerking niet tot stand komt.
2.8.
Bij brief van 12 maart 2021 heeft McDonald’s geantwoord:
In de brief geeft GTSE aan dat partijen op initiatief van de heer [B] overeengekomen zouden zijn dat verkrijging van de VvE toestemming gekoppeld zou worden aan de aanvraag van de omgevingsvergunning. Hoewel partijen die afspraak wel gemaakt hebben, is die afspraak in gemeenschappelijk overleg tot stand gekomen en niet op initiatief van de heer [B] . GTSE had daar weldegelijk een eigen belang bij. Daarbij komt dat het verkrijgen van de benodigde toestemming van de VvE – gezien het lidmaatschap van GTSE van de VvE – altijd uitsluitend een verantwoordelijkheid is gebleven van GTSE. (…) Met betrekking tot hetgeen GTSE stelt aangaande het telefoongesprek van 2 maart jl. schetst zij een onjuiste weergave van de feiten. De heer [B] heeft u niet medegedeeld dat het VvE traject gestart kon worden en evenmin dat de problemen rondom de energievoorziening thans opgelost zouden zijn (…) Hoe het ook zij, de benodigde VvE toestemming is niet tijdig verkregen. Aangezien het, volgens GTSE haar eigen woorden, slechts een formaliteit betrof, (…) valt niet in te zien, waarom die toestemming niet reeds in februari 2021 verkregen had kunnen worden, althans waarom toen niet direct om deze toestemming is verzocht. GTSE heeft pas actie ondernomen toen op 2 maart jl. de heer [B] verzocht om opheldering over de status van die VvE toestemming. Bovendien heeft GTSE geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid in artikel 14.22 van de huurovereenkomst om voorafgaand aan 1 maart 2021 in overleg te treden met McDonald’s over een verlenging van die termijn. Die mogelijkheid staat na 1 maart 2021 niet meer open. McDonald’s heeft de huurovereenkomst rechtsgeldig en op juiste wijze ontbonden (…)

3.De vordering en het verweer

3.1.
GTSE vordert dat de kantonrechter bij wijze van voorlopige voorziening McDonald’s veroordeelt tot (kort gezegd) nakoming van de huurovereenkomst. Concreet wil GTSE dat McDonald’s meewerkt aan de oplevering van het gehuurde en sloop- en bouwwerkzaamheden uitvoert zodra de vergunningen daarvoor zijn verleend en dat McDonald’s de maandelijkse huurprijs betaalt.
3.2.
GTSE legt aan de vordering ten grondslag dat zij met McDonald’s een huurovereenkomst heeft waaruit deze verplichtingen voortvloeien. McDonald’s komt deze verplichtingen echter niet na.
3.3.
McDonald’s betwist de vordering. Zij voert aan dat zij de huurovereenkomst rechtsgeldig heeft ontbonden. Er bestaat voor haar dan ook geen verplichting om mee te werken aan oplevering van het gehuurde of het betalen van huurpenningen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hieronder nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De vordering in kort geding kan alleen worden toegewezen als GTSE daarbij een spoedeisend belang heeft. Vast staat dat het gehuurde al langere tijd leegstaat. Volgens GTSE brengt leegstand een verhoogd risico voor het gehuurde met zich mee, zoals vandalisme, en heeft leegstand ook een negatief effect op de beleggingswaarde. McDonald’s heeft dat laatste weliswaar betwist maar de kantonrechter acht dat in zijn algemeenheid wel aannemelijk. GTSE heeft naar het oordeel van de kantonrechter dan ook belang bij een spoedig oordeel over de vraag of McDonald’s het gehuurde in gebruik moet nemen. Daarnaast zal de gestelde huurachterstand verder oplopen. Van GTSE kan ook om die reden niet worden gevergd dat zij een bodemprocedure afwacht. Hiermee is ook het spoedeisend belang voor de overige vorderingen gegeven.
4.2.
Verder is voor toewijzing van de vordering in dit kort geding vereist dat de aan die vordering ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden voldoende aannemelijk zijn en dat het ook in voldoende mate waarschijnlijk is dat die vordering in een nog te voeren bodemprocedure zal worden toegewezen. Voor nader onderzoek naar bepaalde feiten en omstandigheden of voor bewijslevering door bijvoorbeeld getuigen is in dit kort geding in beginsel geen plaats. Dat moet gebeuren in een eventuele bodemprocedure. De beoordeling in dit kort geding is dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
Heeft McDonald’s de huurovereenkomst rechtsgeldig ontbonden?
4.3.
Het gaat in deze zaak om de vraag of McDonald’s het gehuurde in gebruik moet nemen en huurpenningen moet betalen. Volgens GTSE is dit wel het geval. Zij beroept zich op de door partijen op 30 september 2020 ondertekende huurovereenkomst. McDonald’s betwist dat deze huurovereenkomst nog tussen partijen geldt vanwege de buitengerechtelijke ontbinding en beroept zich daarbij op de artikelen 14.20 en 14.21 van de huurovereenkomst. De kantonrechter merkt in dat verband op dat uit de correspondentie tussen partijen volgt dat de in die artikelen genoemde termijn van 1 januari 2021 is verschoven naar 1 maart 2021. McDonald’s voert aan dat er op 1 maart 2021 vier redenen waren om de huurovereenkomst tot ontbinden. Ten eerste beschikte zij niet over een onherroepelijke omgevingsvergunning ter realisatie en exploitatie van het gehuurde. Ten tweede beschikte zij niet over de privaatrechtelijke toestemming van de gemeente voor het plaatsen van de vetvangput. Ten derde ontbrak de (privaatrechtelijke) medewerking van Liander voor de levering van de benodigde elektriciteit. En ten vierde ontbrak de toestemming van de VvE met betrekking tot het zichtbaar aanbrengen van o.a. de luchtbehandelingsinstallaties, naamborden, reclame-uitingen, uithangborden en (voor zover vereist) de exploitatie.
4.4.
Beoordeeld moet worden of dit beroep van McDonald’s kan slagen. GTSE heeft er terecht op gewezen dat McDonalds in haar brief van 4 maart 2021 alleen de laatste grond (het ontbreken van toestemming van de VvE) heeft genoemd. Ook in haar brief van 12 maart 2021 gaat McDonald’s alleen inhoudelijk in op het ontbreken van toestemming van de VvE. Pas in de brief van 12 mei 2021 noemt McDonald’s ook de andere hiervoor genoemde gronden als onderbouwing van haar beroep op ontbinding. De kantonrechter is met GTSE van oordeel dat dit te laat is en dat McDonald’s zich niet met recht kan beroepen op meer ontbindingsgronden. In artikel 14.23 van de huurovereenkomst staat immers dat als McDonald’s een beroep doet op een van de ontbindende voorwaarden zij dat
zo spoedig mogelijkbij aangetekende brief aan GTSE moet mededelen. Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter is daaraan alleen voldaan ten aanzien van het ontbreken van toestemming van de VvE. Dat McDonald’s op 4 maart 2021 mogelijk ook andere redenen had om de overeenkomst te ontbinden blijkt niet uit de brief en GTSE hoefde daar geen rekening mee te houden. McDonald’s voert in dat verband nog aan dat in het geheel geen motivering van het beroep op ontbinding was vereist. De kantonrechter deelt dit standpunt niet. Een redelijke uitleg van artikel 14.20 en 14.21 brengt mee dat McDonald’s aan GTSE in elk geval de reden meedeelt van een beroep op een van deze ontbindende voorwaarden cq toelicht dat sprake is van een situatie waarin ontbinding op grond van die artikelen mogelijk is. McDonald’s heeft dit kennelijk zelf ook zo gezien door in de brief van 4 maart 2021 wel een grond te noemen voor de ontbinding. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat de overige gronden zoals genoemd in de brief van 12 mei 2021 niet alsnog aan de ontbinding ten grondslag kunnen worden gelegd.
4.5.
Vervolgens moet worden beoordeeld of het beroep van McDonalds op artikel 14.21 van de huurovereenkomst wegens het ontbreken van toestemming van de VvE kan slagen. Volgens GTSE ziet deze ontbindende voorwaarde uitsluitend op het verkrijgen van medewerking van de VvE voor het realiseren van het bouwplan en is die medewerking altijd al een gegeven geweest omdat GTSE de meerderheid in de vergadering van de VvE heeft. McDonald’s heeft dat betwist. Naar het oordeel van de kantonrechter is het enkele feit dat GTSE de meerderheid van de stemmen heeft in de VvE onvoldoende om zonder meer ‘medewerking’ van de VvE aan te nemen zoals bedoeld in artikel 14.21 van de huurovereenkomst. Verwacht mag worden dat die medewerking blijkt uit een concrete handeling van de VvE zodat McDonald’s verzekerd is van de benodigde toestemming. Dit zal in het algemeen een besluit door de vergadering van de VvE zijn waarin de benodigde toestemming wordt verleend.
4.6.
Vast staat dat er op 2 maart 2021 geen besluit/toestemming van de VvE lag. Daarmee is in beginsel voldaan aan de voorwaarde voor ontbinding die in artikel 14.21 in de huurovereenkomst is opgenomen. GTSE heeft aangevoerd dat een beroep op deze ontbindingsgrond in strijd is met de redelijkheid en billijkheid. Volgens GTSE is de toestemming van de VvE nooit een issue geweest voor McDonald’s omdat haar bekend was dat het slechts om een formaliteit zou gaan. Bovendien hadden partijen afgesproken dat McDonald’s eerst een omgevingsvergunning zou aanvragen. Volgens GTSE zou McDonald’s aangeven wanneer de VvE zou moeten worden ingelicht. Dit is volgens GTSE pas gebeurd in een telefoongesprek tussen de heer [A] (GTSE) en de heer [B] (McDonald’s) op 2 maart 2021. McDonald’s heeft hiertegen verweer gevoerd.
4.7.
De kantonrechter stelt voorop dat de rechten en verplichtingen van partijen ten opzichte van elkaar niet alleen worden bepaald door hetgeen zij uitdrukkelijk zijn overeengekomen, maar dat de redelijkheid en billijkheid met zich brengen dat partijen ook rekening moeten houden met elkaars gerechtvaardigde belangen. In dit geval leidt dat er in de gegeven omstandigheden toe dat McDonald’s het ontbreken van toestemming van de VvE niet ten grondslag heeft mogen leggen aan haar beroep op ontbinding. Daartoe is het volgende redengevend.
4.8.
Op 2 maart 2021 (dus twee dagen voor de brief waarin McDonald’s zich beroept op de ontbindende voorwaarde) hebben [A] en [B] een telefoongesprek gevoerd over de voortgang van het project. Over de precieze inhoud van dit gesprek lopen de visies uiteen. In elk geval is niet aannemelijk geworden dat [B] in dit gesprek [A] heeft aangesproken op het ontbreken van die toestemming. Uit de verklaring van [B] die McDonald’s heeft ingebracht volgt dit in ieder geval niet. [B] verklaart daarin ten aanzien van de VvE alleen dat [A] uiteindelijk een einde maakte aan het gesprek met de mededeling dat hij direct de VvE zou inlichten en de komst van McDonald’s zou aankondigen. [B] verklaart niet dat hij tegen [A] heeft gezegd dat het ontbreken van de VvE toestemming een probleem zou zijn. Op basis hiervan hoefde GTSE er dan ook geen rekening mee te houden dat McDonald’s een beroep zou doen op het ontbreken van toestemming van de VvE op 1 maart 2021. Dit geldt te meer omdat op basis van de brief van 12 maart 2021 (r.o. 2.8) voldoende aannemelijk is geworden dat de toestemming van de VvE pas gevraagd zou worden nadat McDonald’s een omgevingsvergunning had aangevraagd. Dat is gebeurd op 4 februari 2021 en McDonald’s heeft pas op 2 maart 2021 bij GTSE geïnformeerd naar de toestemming van de VvE. Het feit dat uit de e-mail van [A] van 2 maart 2021 aan McDonald’s blijkt dat hij naar aanleiding van het telefoongesprek die dag direct toestemming aan de VvE heeft gevraagd is een aanwijzing voor de juistheid van de stelling van GTSE dat zij pas toestemming aan de VvE zou vragen op aangeven van McDonald’s. Ook is van belang dat McDonald’s onvoldoende heeft aangegeven welk rechtens te respecteren belang zij op 4 maart 2021 had bij het beroep op het ontbreken van de toestemming van de VvE. McDonald’s betoogt zelf dat haar voornaamste reden om de overeenkomst te ontbinden is gelegen in de problemen met de levering van elektra. [B] heeft daarover verklaard dat hij in het telefoongesprek op 2 maart 2021 met [A] heeft gezegd dat het onderzoek naar de elektravoorziening nog steeds liep, maar dat een gedegen elektravoorziening de bottleneck bleef. Het onderzoek naar de elektramogelijkheden was dus nog niet afgerond op 2 maart 2021 en McDonald’s wilde kennelijk op dat moment zelf nog geen beroep doen op een ontbindende voorwaarde op die grond. Bovendien is gesteld noch gebleken dat het ontbreken van de toestemming van de VvE op enigerlei wijze tot vertraging heeft geleid, terwijl Mc Donald’s zich er zelf op heeft beroepen dat aan andere voorwaarden op 4 maart 2021 ook nog niet was voldaan. Ten slotte heeft GTSE er terecht op gewezen dat de toestemming door de VvE inmiddels is verleend, terwijl ter zitting is gebleken dat op de vergunningaanvraag (met toestemming van McDonald’s) nog niet is beslist. Gezien de redelijkheid en billijkheid die partijen jegens elkaar in acht moeten nemen en al deze omstandigheden tezamen en in onderling verband bezien levert het ontbreken van toestemming van de VvE op 4 maart 2021 onvoldoende grond op voor een gerechtvaardigd beroep op ontbinding van de overeenkomst. Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter slaagt het beroep van McDonald’s op ontbinding van de overeenkomst dan ook niet.
4.9.
Het voorgaande betekent dat McDonald’s in beginsel gehouden is de verplichtingen die uit de overeenkomst voortvloeien na te komen. Dit is echter anders als nakoming door McDonald’s feitelijk niet mogelijk zou zijn, zoals McDonald’s heeft bepleit. McDonald’s kan immers niet worden verplicht tot het onmogelijke. McDonald’s voert in dit kader aan dat zij het gehuurde nooit in gebruik kan nemen als restaurant omdat er onvoldoende energiecapaciteit beschikbaar is. GTSE betwist dat deels. Niet ter discussie staat dat gelet op de door Liander opgelegde transportbeperking er (op dit moment) onvoldoende leveringscapaciteit beschikbaar is om het restaurant volledig op elektriciteit te laten draaien. Volgens McDonald’s is het echter ook onmogelijk om het restaurant deels of volledig op gas te exploiteren. Zij voert aan dat voor een exploitatie van een nieuw restaurant op gas interne toestemmingen moeten worden verkregen binnen het McDonald’s concern en dat de desbetreffende apparatuur uit Duitsland zal moeten komen. Het grootste probleem is volgens McDonalds echter dat de HVAC (de luchtbehandelingsinstallatie) niet op gas kan werken en dat deze alleen al meer elektriciteit nodig heeft dan de leveringscapaciteit nu toelaat. Dit laatste is door GTSE betwist en door McDonald’s onvoldoende onderbouwd. De verklaring van Elektro Technisch Advies & Installatie Bureau [naam] is wat dat betreft onvoldoende. In het kader van het benodigde stroomverbruik staat daarin ook de grill genoemd naast de HVAC. De mogelijkheid dat bij gebruik van een grill op gas er wel voldoende stroom zou zijn voor de HVAC is daarmee niet uitgesloten. In deze verklaring is bovendien niet benoemd wat de mogelijkheden zijn om het restaurant volledig op gas te laten draaien. Weliswaar staat vast dat het voor McDonald’s niet eenvoudig zal zijn om op een andere wijze dan zij normaal gesproken doet in de energiebehoefte van het restaurant te voorzien, maar de kantonrechter is van oordeel dat McDonald’s onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de exploitatie wat dat betreft geheel onmogelijk is en niet van haar kan worden gevergd. Evenmin is aannemelijk geworden dat er andere gronden zijn waardoor de exploitatie onmogelijk is. Zo staat niet ter discussie dat de aanvraag om de omgevingsvergunning nog loopt.
4.10.
De kantonrechter ziet dan ook vooralsnog geen beletsel voor McDonald’s om mee te werken aan de oplevering van het gehuurde overeenkomstig artikel 14.2 van de huurovereenkomst. De kantonrechter zal McDonald’s daarom daartoe veroordelen.
4.11.
Als prikkel tot nakoming zal ook een dwangsom worden toegewezen. De kantonrechter ziet wel aanleiding om deze te maximaliseren. Toegewezen zal worden een dwangsom van € 3.000,00 per overtreding per dag met een maximum van € 300.000,00.
4.12.
GTSE vordert ook dat McDonald’s wordt veroordeeld
om binnen twee weken na verlening van de omgevingsvergunning(en) voor sloop en bouwen (en reclame) aan te vangen met de sloop- en bouwwerkzaamheden conform de als productie 6 overgelegde ingediende aanvragen omgevingsvergunning d.d. 4 februari 2021 teneinde het gehuurde gereed te maken voor de exploitatie van een McDonald’s restaurant, een en ander op straffe van een dwangsom. GTSE heeft echter onvoldoende onderbouwd dat dit een afdwingbare verplichting uit de huurovereenkomst is. In artikel 1.3 van de huurovereenkomst staat alleen dat het gehuurde door of vanwege McDonald’s mag worden gebruikt als horecaruimte volgens een van de door McDonald’s gevoerde formules. Dit is onvoldoende om McDonald’s te veroordelen tot het uitvoeren van de betreffende werkzaamheden. Dit onderdeel van de vordering wordt daarom afgewezen.
4.13.
GTSE vordert betaling van € 30.008,01. Deze vordering zal worden toegewezen. Het verweer van McDonald’s dat de grondslag van het gevorderde bedrag van € 30.008,01 niet duidelijk is en dat dit zou zien op een boete volgt de kantonrechter niet. Het bedrag komt, zoals door GTSE gesteld, overeen met drie maanden huur en voorschotten op de servicekosten vanaf 1 maart 2021. GTSE heeft dat ook met zoveel worden benoemd in de dagvaarding. McDonald’s heeft niet, althans onvoldoende, betwist dat in de huurovereenkomst is bepaald dat zij vanaf 1 maart 2021 maandelijks € 10.002,67 aan huur en voorschotten zou moeten betalen. De kantonrechter zal het bedrag dan ook toewijzen. Ook de gevorderde wettelijke handelsrente over dit bedrag zal als onbetwist worden toegewezen. Bij gebreke van een door GTSE genoemde verzuimdatum zal deze rente worden toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding
4.14.
Daarnaast zal de vordering tot betaling van de huurpenningen vanaf 1 juni 2021 worden toegewezen. GTSE heeft namelijk goede gronden om te vrezen dat McDonald’s in de nakoming tot betaling van de (toekomstige) huurpenningen tekort zal schieten nu McDonald’s zich op het standpunt stelt dat zij de huurovereenkomst heeft ontbonden.
4.15.
De proceskosten komen voor rekening van McDonald’s, omdat zij grotendeels ongelijk krijgt. Daarbij wordt McDonald’s ook veroordeeld tot betaling van € 124,00 aan nakosten, voor zover deze kosten daadwerkelijk door GTSE worden gemaakt. De gevorderde rente over de proceskosten en nakosten zal worden toegewezen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt McDonald’s om binnen twee weken na betekening van dit vonnis haar medewerking te verlenen aan de oplevering van het gehuurde als bedoeld in artikel 14.2 van de huurovereenkomst, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 3.000,00 per dag dat McDonald’s daarmee in gebreke blijft, tot een maximum van € 300.000,00;
5.2.
veroordeelt McDonald’s om aan GTSE te betalen een bedrag van € 30.008,01 binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente hierover vanaf 3 juni 2021 tot aan de dag van de gehele betaling;
5.3.
veroordeelt McDonald’s om vanaf 1 juni 2021 aan GTSE de maandelijkse huurprijs en voorschot servicekosten van € 10.002,67 te betalen;
5.4.
veroordeelt McDonald’s tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van GTSE tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 85,81
griffierecht € 1.013,00
salaris gemachtigde € 996,00 ,
te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.5.
veroordeelt McDonald’s tot betaling van € 124,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door GTSE worden gemaakt te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Kruithof en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter