ECLI:NL:RBNHO:2021:5957

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 juli 2021
Publicatiedatum
16 juli 2021
Zaaknummer
8173960 \ CV EXPL 19-17998
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot compensatie bij annulering van een vlucht en de toepasselijkheid van de Verordening (EG) nr. 261/2004

In deze zaak heeft de passagier een vordering ingesteld tegen Corendon Dutch Airlines B.V. wegens de annulering van vlucht CND531 van Amsterdam-Schiphol naar Sania Ramel Airport op 22 augustus 2017. De passagier had een vervoersovereenkomst gesloten met touroperator Nuhr, die de vlucht had geboekt. Na de annulering vorderde de passagier compensatie van € 400,00 op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij annuleringen. Corendon betwistte de vordering en stelde dat zij niet de uitvoerende luchtvaartmaatschappij was, omdat de vlucht niet bestond en er geen overeenkomst met de passagier was.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de Verordening niet van toepassing is, omdat Corendon niet als uitvoerende luchtvaartmaatschappij kan worden aangemerkt. De rechter oordeelde dat Corendon voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de vlucht niet bestond en dat de passagier niet kon vertrouwen op de boekingsbescheiden van Nuhr. De vordering van de passagier werd afgewezen, en de proceskosten werden aan de passagier opgelegd.

De beslissing van de kantonrechter was dat de vordering werd afgewezen en dat de passagier werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die op € 75,00 werden vastgesteld, plus nakosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8173960 \ CV EXPL 19-17998
Uitspraakdatum: 7 juli 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats]
eiser
hierna te noemen de passagier
gemachtigde mr. I.G.B. Maertzdorff en mr. M.J.R. Hannink (EUclaim B.V.)
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Corendon Dutch Airlines B.V.
gevestigd te Lijnden, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen Corendon
gemachtigde mr. M. Nijenhuis

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 19 augustus 2019 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. Corendon heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd. Corendon heeft ondanks daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld niet meer gereageerd.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft bij touroperator Nuhr een vervoersovereenkomst gesloten voor een vlucht met vluchtnummer CND531 van Amsterdam-Schiphol Airport naar Sania Ramel Airport, Tetuan (Marokko) op 22 augustus 2017.
2.2.
De vlucht is geannuleerd.
2.3.
De passagier is op 20 augustus 2017 met een vlucht vanuit Bierset Airport, België naar Sania Ramel Airport gevlogen. De passagier is met deze vlucht 34 uur en 35 minuten eerder vertrokken en 35 uur en 25 minuten eerder aangekomen op de eindbestemming.
2.4.
De passagier heeft compensatie van Corendon gevorderd in verband met voornoemde annulering.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
De passagier vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 400,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 22 augustus 2017, althans vanaf datum ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 90,75 dan wel € 72,60 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 4 maart 2019 dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding;
- de proceskosten, de nakosten daaronder begrepen, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat Corendon vanwege de annulering van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00.
3.3.
Corendon betwist de vordering. Op haar verweer wordt bij de beoordeling ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Corendon betwist primair dat de Verordening van toepassing is. Corendon heeft aangevoerd dat zij niet de contracterende luchtvaartmaatschappij is geweest en evenmin de uitvoerende luchtvaartmaatschappij. Tussen Corendon en Nuhr bestond een zogeheten ‘charterovereenkomst’. De overeenkomst hield in dat Corendon een bepaalde overeengekomen capaciteit aan vluchten ter beschikking stelde aan de charteraar, te weten Nuhr. De ter beschikking gestelde vluchten zijn de zogenoemde ‘gecontracteerde vluchten’. De charteraar probeert vervolgens deze capaciteit, de gecontracteerde vluchten, voor eigen rekening en risico te verkopen aan passagiers, al dan niet als onderdeel van een door de charteraar samengestelde pakketreis. Volgens Corendon heeft touroperator Nuhr vliegtickets verkocht aan de passagiers van een niet niet-gecontracteerde vlucht, te weten vlucht CND531. Er is dan ook geen sprake van een vervoersovereenkomst tussen de passagier en Corendon. De passagier is ook zonder enige betrokkenheid van Corendon omgeboekt naar de vlucht van 22 augustus 2017. Bij de totstandkoming van de overeenkomst tussen Nuhr en de passagier voor een niet bestaande vlucht is Corendon op geen enkele wijze betrokken geweest. De boekingsbescheiden die de passagier heeft overgelegd zijn afkomstig van Nuhr en zijn zonder rechtsgrond en zonder medeweten en medewerking van Corendon aan de passagier verstrekt. Hieruit volgt ook niet dat Corendon de boeking heeft aanvaard en geregistreerd.
4.3.
De Verordening bepaalt in artikel 3 lid 5 dat deze van toepassing is op elke luchtvaartmaatschappij die een vlucht uitvoert en vervoer aanbiedt aan passagiers als bedoeld in de leden 1 en 2 van artikel 3. Indien de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert geen overeenkomst heeft met de passagier, doch activiteiten uitvoert die onder deze verordening vallen, wordt zij geacht dit te doen namens de persoon die een overeenkomst heeft met die passagier. In artikel 2 onder b van de Verordening wordt de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert gedefinieerd als “een luchtvaartmaatschappij die een vlucht uitvoert of voornemens is een vlucht uit te voeren in het kader van een overeenkomst met een passagier of namens een andere natuurlijke of rechtspersoon die een overeenkomst heeft met de passagier.” Gelet op het voorgaande is de Verordening van toepassing op de luchtvaartmaatschappij die de vlucht feitelijk uitvoert of voornemens is uit te voeren.
4.4.
Corendon heeft aangevoerd en met stukken onderbouwd dat zij niet als zodanig kan worden aangemerkt, omdat de vlucht niet bestaat. De passagier betwist dit en stelt daartoe dat hij erop mocht vertrouwen dat hij reisbescheiden heeft ontvangen van een erkende agent van Corendon. Dat Nuhr een erkende agent is blijkt uit het feit dat er een charterovereenkomst is, aldus de passagier.
4.5.
De kantonrechter oordeelt - zoals de passagier zelf ook vermeldt - dat de Verordening van toepassing is op een luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert of had moeten uitvoeren. Corendon heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat vlucht CND531 niet bestaat. Derhalve is de Verordening niet van toepassing. Er is immers geen sprake van een vlucht en Corendon kan dus niet worden aangemerkt als de uitvoerende luchtvaartmaatschappij. De stelling van de passagier dat het veelvuldig uitgeven van vliegtickets door andere partijen inherent is aan het voeren van een luchtvaartonderneming en dat Corendon invloed kan uitoefenen op de ticketuitgifte door Nuhr door middel van de charterovereenkomst, kan hem niet baten. Niet valt in te zien hoe Corendon invloed kan uitoefenen op de ticketuitgifte door een derde partij voor een niet bestaande vlucht. Daarnaast heeft de passagier nog wel gesteld dat hij heeft aangenomen dat Nuhr bevoegd was namens Corendon te handelen, maar niet op grond van welke feiten en omstandigheden. Dat Corendon bij conclusie van antwoord heeft aangegeven dat er een charterovereenkomst tussen Corendon en Nuhr bestond is hiervoor niet voldoende. Er kan dan ook niet worden beoordeeld of die feiten en omstandigheden voor risico van Corendon dienen te komen. Evenmin is de omstandigheid dat Nuhr een vliegticket aan de passagier heeft verstrekt met een vluchtnummer van Corendon op zichzelf een omstandigheid die voor risico van Corendon dient te komen. De vordering op grond van artikel 7 van de Verordening wordt dan ook afgewezen.
4.6.
De proceskosten komen voor rekening van de passagier, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de Corendon worden gemaakt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor Corendon worden vastgesteld op een bedrag van € 75,00 aan salaris van de gemachtigde van Corendon en veroordeelt de passagier tot betaling van € 37,50 aan nakosten, voor zover deze kosten daadwerkelijk door Corendon worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
5.4.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Kruithof, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter