ECLI:NL:RBNHO:2021:6442

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 augustus 2021
Publicatiedatum
30 juli 2021
Zaaknummer
20-986 en 20-4004
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering wijziging ligplaatsvergunning door de gemeente Haarlem, beroep ongegrond

Op 3 augustus 2021 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaken tussen [eiseres 1] B.V. en het college van burgemeester en wethouders van Haarlem. De rechtbank behandelde twee beroepen, geregistreerd onder de nummers 20/986 en 20/4004, die betrekking hadden op de weigering van de gemeente om de ligplaatsvergunningen voor twee vaartuigen te wijzigen. Eiseressen hadden in 2019 een verzoek ingediend om de ligplaatsvergunning voor een rondvaartboot te wijzigen, maar de gemeente weigerde dit op basis van de Verordening Haarlemse Wateren en het bestemmingsplan, dat een maximum aantal rondvaartboten op de locatie vaststelt.

In de uitspraak werd vastgesteld dat de gemeente in redelijkheid tot de weigering van de vergunningen had kunnen komen, omdat de gevraagde wijziging in strijd was met het bestemmingsplan. De rechtbank oordeelde dat de bestaande indeling van de locatie, zoals vastgelegd in de Nota Aanwijzing Oevers 2018, gehandhaafd moest blijven. Eiseressen voerden aan dat de wijziging niet in strijd was met het bestemmingsplan, maar de rechtbank oordeelde dat de gemeente de aanvragen op grond van artikel 7 van de Verordening kon weigeren.

De rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. E. Jochem, in aanwezigheid van griffier mr. F. Vermeij, en is openbaar uitgesproken op 3 augustus 2021.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: HAA 20/986 en 20/4004

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 augustus 2021 in de zaken tussen

[eiseres 1] B.V.,

[eiseres 2] ,
beide te [vestigingsplaats 1] , eiseressen
(gemachtigde: mr. P. Nicolaï),
en

het college van burgemeester en wethouders van Haarlem, verweerder

(gemachtigde: mr. C. Laros-van der Jagt).

Als derde-partij neemt aan het geding deel: [derde belanghebbende] , te [vestigingsplaats 2]

(gemachtigde: mr. M.A. Patadin).

Procesverloop

In het besluit van 24 juli 2019 (het primaire besluit 1) heeft verweerder afwijzend beslist op het verzoek van eiseressen van 12 april 2019 tot wijziging van de vergunning van
9 april 2019.
In het besluit van 15 januari 2020 (het bestreden besluit 1) heeft verweerder het bezwaar van eiseressen hiertegen ongegrond verklaard.
Eiseressen hebben tegen bestreden besluit 1 beroep ingesteld. Dat beroep is bij de rechtbank geregistreerd onder nummer 20/986.
Bij besluit van 5 maart 2020 (het primaire besluit 2) heeft verweerder de aanvraag van eiseressen van 12 september 2019 voor ligplaatsvergunningen voor de vaartuigen [# 1] en [# 2] afgewezen en een ligplaatsvergunning voor de rondvaartboot [# 3] verleend.
In het besluit van 17 juni 2020 (het bestreden besluit 2) heeft verweerder het bezwaar van eiseressen hiertegen ongegrond verklaard.
Ook tegen het bestreden besluit 2 hebben eiseressen beroep ingesteld. Dat beroep is bij de rechtbank geregistreerd onder nummer 20/4004.
Verweerder heeft in de zaak met nummer 20/4004 een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft beide beroepen op 20 mei 2021 op zitting behandeld. Voor eiseressen is verschenen [naam 1] , bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en [naam 2] . Voor derde-partij is verschenen [naam 3] , bijgestaan door haar gemachtigde.

Overwegingen

1. Op 9 april 2019 heeft verweerder aan eiseressen ligplaatsvergunning verleend voor het ponton op de locatie [locatie] en ligplaats- en exploitatievergunning verleend voor de drie rondvaartboten [# 4] , [# 5] en [# 6] , voor één vaartuig met een lengte tussen de 5 en 7 meter en voor twee vaartuigen met een lengte tot 5 meter. Deze vergunning is gebaseerd op de Verordening Haarlemse Wateren (de Verordening).
2.1
Eiseressen hebben op 12 april 2019 een verzoek ingediend om de ligplaatsvergunning voor de twee vaartuigen met een lengte tot 5 meter te wijzigen in een ligplaatsvergunning voor één ligplaats voor rondvaartboot [# 1] . Volgens eiseressen past de [# 1] binnen het gedeelte van het water dat is bestemd voor twee verhuurboten van maximaal 5 meter. Verweerder heeft dit verzoek in het primaire besluit 1 afgewezen. Verweerder wijst erop dat het desbetreffende watergedeelte bestemd is voor drie vaartuigen voor sloepenverhuur, niet voor twee vaartuigen en ook niet voor een rondvaartboot. Dit besluit is gebaseerd op de Verordening en de Nota Aanwijzing Oevers 2018 (de Nota), die is opgenomen in de Ambitiekaart Haarlemse Wateren (de Ambitiekaart).
2.2
In hun bezwaar tegen het primaire besluit 1 hebben eiseressen aangegeven dat zij afzien van het verzoek om het aantal ligplaatsen te verminderen. Zij handhaven wel het verzoek voor een ligplaatsvergunning voor de [# 1] .
2.3
In het bestreden besluit 1 heeft verweerder de afwijzing van de aanvraag in stand gelaten. In de Nota is de locatie aangewezen als ligplaats voor ponton, drie rondvaartboten en drie ligplaatsen voor sloepenverhuur. Het verzoek van eiseressen om één van de ligplaatsen voor sloepenverhuur om te zetten naar een ligplaats voor een rondvaarboot is daarmee in strijd. Bij toepassing van de Verordening en de Nota heeft verweerder beleidsvrijheid. Verweerder vindt de omzetting niet gewenst omdat hij het belangrijk vindt dat de bestaande indeling gehandhaafd blijft. Het bestemmingsplan staat er niet aan in de weg dat verweerder een nadere invulling geeft aan het gebruik van de locatie, op grond van de belangen die zijn gebaseerd op de Verordening en de Nota.
3.1
Nadat eiseressen bezwaar hadden gemaakt tegen het primaire besluit 1 en voordat daarop was beslist, hebben zij op 12 september 2019 nog een keer om wijziging van de vergunning gevraagd. Dit verzoek komt er, voor zover van belang, op neer dat eiseressen behalve voor de [# 1] , ook ligplaatsvergunning voor de [# 2] willen. Over de [# 1] en de [# 2] schrijven zij in dit verzoek dat deze als verhuursloep kunnen worden gehuurd en dat het ook kan voorkomen dat de exploitant een kapitein aanwijst. Verweerder heeft dit verzoek in het primaire besluit 2 afgewezen, omdat dit in strijd is met het bestemmingsplan. Bij toekenning van de aanvraag zou het aantal rondvaartboten dat ligplaats inneemt, uitkomen op vijf. In het bestemmingsplan staat dat de locatie bestemd is voor drie rondvaartboten. Verweerder wil niet meewerken aan uitbreiding van het aantal ligplaatsvergunningen voor rondvaarboten. Ook is de aanvraag in strijd met de Verordening en de Nota, omdat alle ligplaatsen voor rondvaartboten bezet zijn.
3.2
In het bestreden besluit 2 heeft verweerder de afwijzing van de aanvraag in stand gelaten omdat met het inruilen van twee ligplaatsen voor sloepen voor twee ligplaatsen voor rondvaartboten het aantal beschikbare ligplaatsen voor rondvaartboten wordt overschreden. Dat is in strijd met het bestemmingsplan en met de Nota. Verweerder heeft de aanvraag dan ook op grond van artikel 7, onder a en d van de Verordening kunnen weigeren.
4.Artikel 7 van de Verordening bevat algemene weigeringsgronden en luidt als volgt:.
“Een vergunning of ontheffing op grond van deze verordening kan worden geweigerd:
a. in geval van strijd met het bestemmingsplan; (…)
d. indien alle ligplaatsen bezet zijn; (…)”
5. Eiseressen hebben beroep ingesteld, op gronden die hierna, voor zover voor de beslissing van belang, aan de orde komen.
positie derde-partij
6.1
Eiseressen stellen zich op het standpunt dat derde-partij geen belanghebbende is. Volgens eiseressen is derde-partij niet gevestigd in de directe omgeving van de locatie waarop de aanvragen betrekking hebben, heeft derde-partij geen zicht op de locatie en worden ter plekke geen tickets verkocht. Het concurrentiebelang waar derde-partij zich op beroept, kan wel aan de orde zijn als het gaat om een exploitatievergunning, maar niet bij een wijziging van een ligplaatsvergunning. Bij een ligplaatsvergunning verkeert derde-partij niet in een andere positie dan ieder ander, die in de omgeving van de locatie een vaartuig aan de kade kan leggen, aldus eiseressen.
6.2
Uitgangspunt is dat degene die rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit die het besluit - zoals een bestemmingsplan of een vergunning - toestaat, in beginsel belanghebbende is bij dat besluit. Naar vaste rechtspraak [1] is onder meer degene wiens concurrentiebelang rechtstreeks is betrokken bij een besluit, belanghebbende. Dit geldt ongeacht de vraag welke rol het concurrentiebelang bij het nemen van dit besluit inhoudelijk mag spelen. Om als concurrent te kunnen worden aangemerkt, dient derde-partij activiteiten te ontplooien binnen hetzelfde marktsegment en in hetzelfde verzorgingsgebied als eiseressen.
6.3
Niet in geschil is dat derde-partij een concurrent is van eiseressen omdat ook zij (sloep)rondvaarten verzorgt in (het centrum van) Haarlem. De gevraagde wijzigingen van de ligplaatsvergunning strekken er onder meer toe een ligplaats te verkrijgen voor het vaartuig [# 1] in plaats van de verleende ligplaats voor een vaartuig met een lengte tot 5 meter. De [# 1] is een verhuursloep voor 36 personen, waarbij eiseressen desgewenst ook een schipper aanbieden. Voor de exploitatie van deze sloep is eerder al een exploitatievergunning verleend. Toewijzing van de gevraagde wijziging leidt er dan ook toe dat eiseressen de [# 1] vanaf het ponton kunnen, en naar verwachting ook direct zullen, exploiteren. Derde-partij verzorgt haar (sloep)rondvaarten vanaf een locatie die direct is gelegen naast het ponton van eiseressen. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat het concurrentiebelang van derde-partij rechtstreeks is betrokken bij het besluit op de aanvraag tot wijziging van de ligplaatsvergunning.
bestemmingsplan
7. Op de locatie waar het in de beroepen om gaat, rust op grond van het bestemmingsplan Burgwal de bestemming ‘Water’, met functieaanduiding ‘recreatie’. Bij uitspraak van
7 mei 2014 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is het plandeel met de aanduiding 'recreatie' ter plaatse van het bestaande wachtlokaal vernietigd. Op
19 september 2019 is het bestemmingsplan ‘Reparatieplan A Haarlem 2019’ vastgesteld. Op grond van dit bestemmingsplan zijn de ‘Water’ aangewezen gronden onder meer bestemd voor "aanmeervoorzieningen, aanlegsteigers en passantenligplaatsen" en voor “een rondvaartbotenbedrijf met drie boten en wachtlokaal ter plaatse van de aanduiding ‘recreatie’ op de verbeelding, waarbij aan gasten die in het bezit zijn van een kaartje en die wachten op de eerstvolgende rondvaart alcoholvrije dranken en etenswaren mogen worden verstrekt tijdens de openingstijden van het rondvaartbedrijf” [2] . Op de zitting is komen vast te staan dat dit bestemmingsplan in werking is getreden voordat verweerder de bestreden besluiten 1 en 2 nam.
weigering ligplaatsvergunningen
8.1
Verweerder heeft, zoals hij ter zitting heeft toegelicht, de beide bestreden besluiten (onder meer) gebaseerd op artikel 7, aanhef en onderdeel a, van de Verordening omdat uitbreiding van het aantal ligplaatsen voor rondvaartboten ter plekke in strijd is met het bestemmingsplan.
8.2
Eiseressen voeren aan dat verweerder de aanpassingen van de vergunning niet op die grond had mogen weigeren, omdat de gewenste wijziging van de ligplaatsen niet in strijd is met het bestemmingsplan. In het bestemmingsplan zijn namelijk geen ligplaatsen voor bedrijfsvaartuigen in de waterpercelen geregeld. De vaartuigen [# 1] en [# 2] zullen, net als de eerder vergunde vaartuigen, gebruik maken van de bestemming aanmeervoorziening (onderdeel e). In de planregels is niet bepaald dat het verboden is om binnen de bestemming 'Water' een sloep aan te meren wanneer van die sloep ook gebruik wordt gemaakt door huurders die gebruik maken van een door eiseressen aangeboden schipper. Verweerder leest in de planregel onder h ten onrechte een verbod om met andere bedrijfsvaartuigen ligplaats in te nemen aan de aanmeervoorziening als bedoeld onder e, indien bij het wachtlokaal als bedoeld onder h al drie rondvaartboten ligplaats innemen. Daarnaast voeren eiseressen aan dat verweerder de [# 1] en [# 2] ten onrechte aanmerkt als rondvaartboten in de zin van het bestemmingsplan. Zij wijzen erop dat in het bestemmingsplan geen omschrijving van het begrip rondvaartboot is opgenomen en dat het wat betreft ruimtelijke impact niet uitmaakt of een verhuursloep wel of niet door een schipper van eiseressen wordt bestuurd. Ten slotte voeren eiseressen aan dat verweerder geen deugdelijke belangenafweging heeft gemaakt.
8.3
De rechtbank stelt vast dat blijkens de verbeelding van het bestemmingsplan de gehele locatie, dus zowel het ponton als het water daaromheen, is gelegen binnen de functieaanduiding recreatie. Op grond van de planregels zijn gronden binnen de bestemming Water met deze aanduiding bestemd voor - kort gezegd - een rondvaartbotenbedrijf met
3 boten en wachtlokaal. Het aantal bij het rondvaartbotenbedrijf behorende boten dat ter plaatse is toegestaan is dus, anders dan eiseressen betogen, gebonden aan een maximum. Vast staat dat eiseressen ter plaatse al met drie boten ( [# 4] , [# 5] en [# 6] ) ligplaats innemen. Dit brengt mee dat het in strijd is met het bestemmingsplan om binnen de functieaanduiding recreatie ook ligplaats in te nemen met de vaartuigen [# 1] en/of [# 2] , omdat het aantal boten dan het maximumaantal van drie overstijgt. Dat het water ter plaatse ook bestemd is voor aanmeervoorzieningen en aanlegsteigers doet aan het voorgaande niet af. Deze bestemming houdt niet meer in dan dat ter plaatse (ook) aanlegsteigers en andere aanmeervoorzieningen zijn toegestaan. Deze bestemming houdt niet mede in dat bedrijfsvaartuigen aan deze voorzieningen ligplaats mogen innemen. Dat eiseressen ook nu al vergunning hebben voor méér dan drie boten brengt niet mee dat het innemen van ligplaats door meer dan drie boten niet in strijd is met het bestemmingsplan.
8.4
Omdat sprake is van strijd met het bestemmingsplan, kan verweerder de aanvragen op grond van artikel 7 van de Verordening weigeren. Verweerder zal een afweging moeten maken of hij wel of niet tot weigering besluit. Daarbij heeft hij beleidsruimte. Deze afweging kan door de rechtbank daarom alleen terughoudend getoetst worden.
Verweerder vindt het belangrijk dat de bestaande indeling van de locatie, zoals die ook is opgenomen in de Nota, gehandhaafd blijft en wil daarom niet meewerken aan het uitbreiden van het aantal ligplaatsvergunningen voor rondvaartboten. Verweerder wijst er daarbij op dat bij de recente vaststelling van het bestemmingsplan alle betrokken belangen zijn afgewogen en dat de gemeenteraad ervoor gekozen heeft (ook) in het bestemmingsplan op te nemen dat op de locatie maximaal drie rondvaarboten zijn toegestaan. De belangen van eiseressen geven verweerder geen aanleiding om daarvan af te wijken. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in redelijkheid tot deze belangenafweging kunnen komen en dit ook afdoende gemotiveerd. Eiseressen stellen dat het ruimtelijk gezien niet uitmaakt als zij twee ligplaatsen voor kleine vaartuigen inruilt voor ligplaatsen voor één of twee grotere boten en dat verweerder daaraan in de belangenafweging een zwaarder gewicht had moeten toekennen dan hij heeft gedaan. Dit standpunt kan eiseressen niet baten. In deze zaken ligt de vraag voor of verweerder in redelijkheid tot een weigering van de aanpassing van de ligplaatsvergunning heeft kunnen komen. Daarbij mag verweerder alle betrokken belangen in de afweging betrekken, en hoeft hij zich – anders dan eiseressen betogen – niet te beperken tot uitsluitend ruimtelijke (ordenings)belangen.
conclusie
9.1
Op grond van artikel 7, aanhef en onderdeel a, van de Verordening heeft verweerder de gevraagde aanpassing van de ligplaatsvergunning in redelijkheid kunnen weigeren. De overige beroepsgronden hoeven daarom niet te worden besproken.
9.2
De beroepen zijn ongegrond.
9.3
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Jochem, rechter, in aanwezigheid van mr. F. Vermeij, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 3 augustus 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie onder meer de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van
2.Zie artikel 11.1 aanhef en onder e en h van de planregels.