ECLI:NL:RBNHO:2021:6741

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 april 2021
Publicatiedatum
10 augustus 2021
Zaaknummer
8628213 CV EXPL 20-5677
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis in geschil over gebreken aan aanneming van werk met gedeeltelijke toewijzing van schadevergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 7 april 2021 een tussenvonnis gewezen in een geschil tussen [eiser] c.s. en [gedaagde] over gebreken aan een aannemingsovereenkomst. [eiser] c.s. heeft op 26 juni 2020 een vordering ingesteld tegen [gedaagde], die op 18 september 2019 het werk heeft opgeleverd. De werkzaamheden betroffen onder andere het vervangen van een badkamer en schilderwerkzaamheden. Na oplevering heeft [eiser] c.s. gebreken geconstateerd, waaronder lekkages en onvolkomenheden in het schilderwerk. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de overeenkomst kwalificeert als aanneming van werk, waarop het Burgerlijk Wetboek van toepassing is. De rechter heeft de vordering van [eiser] c.s. gedeeltelijk toegewezen, waarbij de aansprakelijkheid van [gedaagde] voor bepaalde gebreken is afgewezen op basis van de artikelen 7:758 en 7:759 BW. De kantonrechter heeft [gedaagde] in de gelegenheid gesteld om te reageren op de vordering van [eiser] c.s. met betrekking tot de deskundigenkosten, die nog niet definitief zijn beoordeeld. De zaak is aangehouden voor bewijslevering en verdere beslissingen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8628213 CV EXPL 20-5677
Uitspraakdatum: 7 april 2021
Tussenvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eiser
gemachtigden: mrs. P. Sprietsma en
A.C.E. Hoevers
en
[eiseres]
wonende te [woonplaats]
eiseres
gemachtigden: mrs. P. Sprietsma en
A.C.E. Hoevers
hierna gezamenlijk te noemen: [eiser] c.s.
tegen
[gedaagde]
h.o.d.n.
[handelsnaam] Aannemersbedrijf
gevestigd te [plaats]
gedaagde
hierna te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] c.s. heeft bij dagvaarding van 26 juni 2020 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
[eiser] c.s. heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna [gedaagde] een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
Op 3 juni 2019 heeft [eiser] c.s. met [gedaagde] een overeenkomst tot aanneming van werk gesloten. De werkzaamheden waartoe [gedaagde] zich heeft verplicht lopen uiteen van het vervangen van de gehele badkamer en schilderwerkzaamheden binnenshuis tot het aanleggen van een terras en het vervangen van de schutting in de tuin. Voor de werkzaamheden zijn partijen een totale aanneemsom van € 31.950,- overeengekomen.
2.2.
Bij e-mail van 17 september 2019 heeft [eiser] c.s. aan [gedaagde] over de nog uit te voeren werkzaamheden onder meer het volgende geschreven:
‘(…)Overal door het huis zitten verfranden op vloeren en trappen doordat het niet goed is afgeplakt tijdens het schilderen. Dit dient verwijderd te worden zonder verdere beschadiging. Mocht dit niet kunnen of niet mooi worden, verwachten wij een treffende financiële compensatie van je.’
2.3.
Op 18 september 2019 heeft [gedaagde] het werk opgeleverd. [eiser] c.s. heeft deze oplevering geaccepteerd onder het voorbehoud van herstel van de volgende gebreken:
(i) er zijn nog dorpels die gebreken vertonen, (ii) er moet nog een wc-deur geplaatst worden, (iii) er moet buiten nog schilderwerk geschieden en tot slot (iv) er is schade aan de douchecabinebak.
2.4.
Bij WhatsApp-bericht van 3 oktober 2019 heeft [eiser] aan [gedaagde] het volgende geschreven:
‘Hi [gedaagde] (…),Probeerde net de radiator in de keuken aan te zetten. Nu draait de knop niet meer. Zit helemaal. Zou je daar ajb naar kunnen kijken?’
2.5.
Bij e-mail van 9 oktober 2019 heeft [eiser] c.s. [gedaagde] in gebreke gesteld:
‘Subject: INGEBREKESTELLING: Lekkage douchecabine, lekkage cv gang, cv knop keuken, dorpel badkamer, dorpel wc 1e etage. (…)
We willen binnen 10 dagen antwoord, oplossingen voor de door jou veroorzaakte problemen:
* lekkage douchecabine putje, waardoor lekkage en evt. gevolgschade in plafond alsmede koof keuken. We hebben meerdere malen gevraagd om een expertise via jouw verzekering. Tot op heden geen reactie van je. Schrijnend te noemen je niet reageren.
* je hebt de cv in de gang bij binnenkomst huis geïnstalleerd. We draaien hem net voor het eerst aan, de hele gang stond blank, nat. Kortom verkeerd aangesloten door je. Water is tevens op de muur en achter de plinten gelopen. We houden je hier voor verantwoordelijk en verwachten dan ook een oplossing en evt. vergoeding als er vervolgschade mocht zijn. Misschien een idee om tevens hier door je verzekering in te schakelen!!
*Zoals onlangs via Whatsapp aangegeven, werkt de radiatorknop op de cv in de keuken na installatie door jou niet meer. Je hebt nb. niet gereageerd op dit bericht. Waarom?
* dorpels op 1e etage, zie onderwerpregel, zijn zeer amateuristisch afgewerkt. Er zit nb. niet eens een hardestenen dorpel aan de voorkant!?? De voorkant zit vol met scheuren!
We verwachten binnen 10 dagen vanaf nu, een passende reactie alsmede oplossing van je.
(…).’
2.6.
Bij brief van 16 januari 2020 heeft de gemachtigde van [eiser] c.s. [gedaagde] in gebreke gesteld en gesommeerd om binnen een termijn van twee weken de hiervoor genoemde gebreken te herstellen.
2.7.
Bij e-mail van 3 februari 2020 heeft [gedaagde] in naam van [gedaagde] hierop in die zin gereageerd dat hij erkent dat ‘sommige punten’ door hem niet goed zijn afgewerkt, maar dat bij andere aangevoerde gebreken meer toelichting nodig is.
2.8.
De gemachtigde van [eiser] c.s. heeft bij brief van 1 april 2020 aan [gedaagde] medegedeeld schadevergoeding te verlangen in plaats van nakoming van de overeenkomst.
2.9.
Op 30 april 2020 heeft DEKRA Experts (hierna: Dekra) onderzoek in de woning van [eiser] c.s. verricht. Het onderzoeksrapport van d.d. 2 juni 2020 is als productie in deze procedure overgelegd.

3.De vordering

3.1.
[eiser] c.s. vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van:
(i) een bedrag van € 1.872,16 aan vervangende schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 januari 2020 tot aan de dag van algehele voldoening;
(ii) een bedrag van € 25,00 aan gevolgschade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 januari 2020 tot aan de dag van algehele voldoening;
(iii) een bedrag van € 1.270,50 aan kosten in verband met de door [eiser] c.s. ingeschakelde deskundige, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
(iv) een bedrag van € 284,57 aan buitengerechtelijke kosten;
(v) de kosten van de procedure, te vermeerderen met rente, alsmede te vermeerderen met de nakosten.
3.2.
[eiser] c.s. legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten aannemingsovereenkomst. [eiser] c.s. meent dat een aantal opleverpunten niet hersteld is en dat daarnaast sprake is van verborgen gebreken. [gedaagde] is in de gelegenheid gesteld om deze gebreken te herstellen, maar heeft daaraan geen gevolg gegeven, zodat zij in verzuim verkeert, aldus [eiser] c.s. [eiser] c.s. maakt in verband met de gebreken aanspraak op een vervangende schadevergoeding van € 1.872,16 en gevolgschade van € 25,00. Daarnaast dient [gedaagde] vanwege de verborgen gebreken de kosten die voor de ingeschakelde deskundige zijn gemaakt aan [eiser] c.s. te vergoeden, aldus [eiser] c.s. Dit alles met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering gedeeltelijk. Op haar verweer zal bij de beoordeling nader worden ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
Deze zaak ziet op de vraag of [eiser] c.s. wegens de aangevoerde gebreken in het door [gedaagde] uitgevoerde werk recht heeft op schadevergoeding.
5.2.
Partijen zijn het erover eens dat de overeenkomst die zij zijn aangegaan kwalificeert als aanneming van werk, zodat daarop Boek 7, Titel 12 van het Burgerlijk Wetboek (BW) van toepassing is. Artikel 7:758 lid 1 BW bepaalt dat indien de aannemer te kennen heeft gegeven dat het werk klaar is om te worden opgeleverd, en de opdrachtgever het werk niet binnen een redelijke termijn keurt en al dan niet onder voorbehoud aanvaardt dan wel onder aanwijzing van de gebreken weigert, de opdrachtgever geacht wordt het werk stilzwijgend te hebben aanvaard. Na de aanvaarding wordt het werk als opgeleverd beschouwd. In de door [eiser] c.s. aangevoerde gebreken dient dan ook onderscheid te worden gemaakt tussen: (i) de gebreken die ten tijde van de oplevering bekend waren of redelijkerwijs bekend had moeten zijn en (ii) de zogeheten ‘verborgen gebreken’, die de opdrachtgever ten tijde van de oplevering niet had behoeven te constateren en die hij eerst na de oplevering ontdekt of redelijkerwijze had moeten ontdekken.
5.3.
Tegen deze achtergrond zal de kantonrechter de gestelde gebreken bespreken, zoals vermeld in de conclusie van repliek onder 11.
(i) Radiatoren in hal en keuken
5.4.
[eiser] c.s. stelt dat de radiator in de hal bij binnenkomst van de woning niet goed is aangesloten, als gevolg waarvan er waterschade is ontstaan aan de vloer en het stucwerk in de hal. Daarnaast sloeg de radiator in de keuken niet aan. [gedaagde] erkent dat er nog werkzaamheden verricht dienden te worden, namelijk de ontluchting en de eindcontrole van de radiatoren. [gedaagde] voert aan dat zij mede door de ingebrekestelling niet meer in de gelegenheid is gesteld om deze werkzaamheden te verrichten. Daarbij voert [gedaagde] in naam van [gedaagde] aan dat hij ten tijde van het ophangen van de radiatoren de moeren nog niet aangedraaid had, omdat hij op dat moment niet het juiste gereedschap bij zich had. Ondanks dat [eiser] c.s. op de hoogte was dat de moeren nog niet waren aangedraaid, heeft iemand toch de afsluiters opengedraaid, aldus [gedaagde] .
5.5.
De kantonrechter kwalificeert het verweer van [gedaagde] in de eerste plaats als een beroep op artikel 7:759 BW, omdat [gedaagde] in feite aangeeft dat zij onvoldoende in de gelegenheid is gesteld om de herstelwerkzaamheden uit te voeren. In artikel 7:759 BW is, voor zover hier van belang, bepaald dat indien het werk na oplevering gebreken vertoont waarvoor de aannemer aansprakelijk is, de opdrachtgever, tenzij zulks in verband met de omstandigheden niet van hem kan worden gevergd, de aannemer in de gelegenheid moet stellen de gebreken binnen een redelijke termijn weg te nemen. Uit de wetsgeschiedenis van dit artikel kan worden afgeleid dat de wetgever met het begrip
‘wegnemen van de gebreken’het oog heeft gehad op het door de aannemer verrichten van herstelwerkzaamheden.
5.6.
Vaststaat dat [eiser] over de niet-werkende radiator in de keuken op 3 oktober 2019 een WhatsApp-bericht naar [gedaagde] heeft verstuurd. Ook staat vast dat [eiser] c.s. bij e-mail van 9 oktober 2019 [gedaagde] over de niet-werkende radiator in de hal heeft geïnformeerd en [gedaagde] voor beide punten in gebreke heeft gesteld. Met [eiser] c.s. is de kantonrechter van oordeel dat niet gebleken is dat [gedaagde] bereid was om deze gebreken te herstellen en/of op de sommaties heeft gereageerd. Naar het oordeel van de kantonrechter slaagt het beroep van [gedaagde] op artikel 7:759 BW in de gegeven omstandigheden niet.
5.7.
Voorzover [gedaagde] met haar verweer een beroep op eigen schuld ex artikel 6:101 BW heeft beoogd, overweegt de kantonrechter als volgt. [gedaagde] heeft onweersproken aangevoerd dat zij voor het aandraaien van de moeren op een nader te bepalen moment bij [eiser] c.s. zou terugkomen. Eveneens heeft [gedaagde] onweersproken gesteld dat het niet anders kan dan dat iemand (terwijl [eiser] c.s. hiervan op de hoogte was) de afsluiters van de radiatoren heeft opengedraaid. Nu het voorgaande niet door [eiser] c.s. is betwist, slaagt het beroep van [gedaagde] op artikel 6:101 BW. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat de vordering tot betaling van vervangende schadevergoeding voor de niet-werkende radiatoren zal worden afgewezen.
5.8.
De onder (ii) gevorderde gevolgschade in dit verband zal gelet op het voorgaande eveneens worden afgewezen.
(ii) Lekkende wastafelafvoer
5.9.
Ten aanzien van de lekkende wastafelafvoer overweegt de kantonrechter als volgt. Vaststaat dat het werk per 18 september 2019 als opgeleverd wordt beschouwd. [gedaagde] beroept zich er terecht op dat hij daarmee ontslagen is van aansprakelijkheid voor gebreken die [eiser] c.s. op dat moment redelijkerwijs had kunnen en moeten ontdekken (artikel 7:758 lid 3 BW). Dat [eiser] c.s. de lekkende wastafelafvoer op het moment van de oplevering niet had kunnen ontdekken, is gesteld noch gebleken. [gedaagde] stelt zich voorts op het standpunt dat geen sprake is van een verborgen gebrek. Immers, de wastafel was al enige tijd in gebruik en [gedaagde] heeft pas zeven maanden na oplevering hierover klachten ontvangen. [gedaagde] voert aan dat de lekkende wastafel eveneens door de volgende situatie kan zijn ontstaan. Als er iets groots in de lade is geplaatst, kan dit tijdens het sluiten van de lade in aanraking zijn gekomen met de sifon, hetgeen ook tot een kleine lekkage kan leiden. Het gemotiveerde verweer van [gedaagde] dat de lekkage aan de wastafelafvoer ook door een andere oorzaak kan zijn ontstaan, is door [eiser] c.s. niet weersproken. Gelet hierop is [gedaagde] dus ontslagen van aansprakelijkheid ten aanzien van de lekkende wastafelafvoer.
(iii) Het schilderen van de stalen kozijnen
5.10.
[eiser] c.s. heeft voorts gesteld dat zij schade heeft geleden omdat het schilderwerk van de stalen kozijnen te schraal is. Ook ten aanzien van dit gebrek staat vast dat [eiser] c.s. na de oplevering hierover heeft geklaagd en daarmee in beginsel artikel 7:758 lid 3 BW geldt. In het overgelegde Dekra-rapport staat met betrekking tot dit gebrek:
‘Het schilderwerk van met name de stalen binnenkozijnen is zeer schraal, waardoor geringe kleurverschillen in het schilderwerk van de stalen kozijnen zichtbaar zijn. Partij 2 had bij uitvoering kunnen vaststellen dat het verfwerk van de stalen kozijnen onvoldoende dekking had.’De kantonrechter stelt vast dat uit het voorgaande afgeleid kan worden dat het ‘zeer schrale’ schilderwerk van de stalen kozijnen geen verborgen gebrek is. Partijen hadden ten tijde van de oplevering dit gebrek kunnen constateren en dit is niet gebeurd.
Nu is vast komen te staan dat het schilderwerk van de stalen kozijn geen verborgen gebrek is, geldt de hoofdregel van artikel 7:758 leden 1 en 3 BW, waarmee de aansprakelijkheid van [gedaagde] is komen te vervallen.
(iv) Het schilderwerk van de glaslatten
5.11.
Met betrekking tot het schilderwerk van de glaslatten wordt door [gedaagde] erkend dat dit een gebrek is waarvoor zij aansprakelijk is. [gedaagde] heeft in dit kader aangevoerd dat zij deze schade gedeeltelijk ad € 290,00 wil vergoeden. Nu dit bedrag door [gedaagde] op geen enkele wijze is onderbouwd, zal de kantonrechter uitgaan van het bedrag dat voortvloeit uit het Dekra-rapport, hetgeen neerkomt op een bedrag van € 525,00.
(v) Het vervangen van de isolatieruit
5.12.
Ten aanzien van de gebroken isolatieruit wordt door [gedaagde] niet betwist dat dit gebrek bestaat en mogelijk door haar is veroorzaakt. [gedaagde] voert aan dat na het buitenschilderwerk door partijen geconstateerd is dat er een ruit kapot was, maar niet duidelijk was of dat door de werkzaamheden kwam of dat de breuk er al was. Aangezien op dat moment de steiger van [gedaagde] al was afgebroken, heeft [eiser] c.s. besloten om het vervangen van de ruit niet te laten plaatsvinden. Niet betwist is dat [eiser] c.s. vóór de oplevering reeds bekend was met dit gebrek en zij dit gebrek niet als voorwaarde voor de oplevering heeft toegevoegd aan de gebrekenlijst van 18 september 2019. Gelet op het voorgaande en het feit dat de gebroken isolatieruit geen verborgen gebrek is, geldt dat [gedaagde] op grond van artikel 7:758 leden 1 en 3 BW niet aansprakelijk is voor deze schade.
(vi) Het verwijderen van verfspetters
5.13.
Vaststaat dat dit gebrek al op 17 september 2019 bij [eiser] c.s. bekend was (zie r.o. 2.2). [eiser] c.s. heeft er echter voor gekozen om ten aanzien van dit gebrek geen voorbehoud te maken alvorens het werk te aanvaarden (zie r.o. 2.3). Ook in dit geval gaat de hoofdregel van artikel 7:758 leden 1 en 3 BW op, zodat de kantonrechter concludeert dat [gedaagde] niet aansprakelijk is voor deze schade.
(vii) Het plaatsen/schuren/schilderen van legplanken in de badkamer
5.14.
De gevorderde schadevergoeding als gevolg van het door [eiser] c.s. aangevoerde verborgen gebrek dat de legplanken in de badkamer niet op een deugdelijke wijze geplaatst, geschuurd en geschilderd zijn, zal door de kantonrechter worden toegewezen. Dit gebrek is door [gedaagde] onvoldoende gemotiveerd betwist, waarmee het is komen vast te staan. [gedaagde] zal dan ook in de door Dekra geschatte kosten van € 125,00 worden veroordeeld.
(viii) Het bevestigen van de badkraan op de vloer
5.15.
[eiser] c.s. stelt dat de kraan rechtstreeks op de vloertegels gemonteerd had moeten worden. [gedaagde] verweert zich door te stellen dat de oplossing door [eiser] c.s. is gekozen, hetgeen inderdaad het geval is. Het standpunt van [eiser] c.s. wordt in het Dekra-rapport onderkend. Nu [gedaagde] ervoor heeft gekozen om de badkraan op een multiplex plaatje te monteren, is hiermee een waardevermindering ontstaan, aldus Dekra. Anders dan [gedaagde] heeft aangevoerd, volgt de kantonrechter de stelling van [gedaagde] niet dat deze monteerwijze door [eiser] c.s. gekozen is, waarmee [gedaagde] hiervoor niet meer aansprakelijk zou zijn. Vaststaat dat [gedaagde] [eiser] c.s. op dit punt verkeerd advies heeft gegeven en dat dit gebrek aangemerkt kan worden als een verborgen gebrek. De kantonrechter komt tot de conclusie dat [eiser] c.s. over het verborgen gebrek tijdig heeft geklaagd, waarmee zij de aansprakelijkheid naar [gedaagde] heeft verplaatst. De op basis van het Dekra-rapport gevorderde schadevergoeding van € 100,00 zal door de kantonrechter worden toegewezen.
(ix) Herstel van de dorpels op de 1e verdieping
5.16.
Aangezien [gedaagde] haar aansprakelijkheid op dit punt erkent en ook niet de hoogte van de schadevergoeding ten bedrage van € 50,00 heeft betwist, ligt de vordering op dit onderdeel ook voor toewijzing gereed.
Deskundigenkosten
5.17.
[eiser] c.s. heeft een bedrag van € 1.270,50 gevorderd aan kosten in verband met de door haar ingeschakelde deskundige. Het is de kantonrechter niet duidelijk geworden of deze schade door [eiser] c.s. wordt gedragen of dat zij hiervoor verzekerd is. Immers, zowel het rapport als de factuur van Dekra is gericht aan de rechtsbijstandsverzekeraar van [eiser] c.s. Alvorens een definitief oordeel te vormen over deze vordering zal de kantonrechter [eiser] c.s. in de gelegenheid stellen hierover informatie te verschaffen. Hierbij moet [eiser] c.s., bij akte, expliciet, gemotiveerd én onderbouwd met schriftelijke stukken, in ieder geval ingaan op de volgende vragen:
1) komen de deskundigenkosten voor rekening van [eiser] c.s. of haar verzekeraar?
2) indien het antwoord op de vorige vraag luidt dat [eiser] c.s. deze kosten dient te dragen, ontvangt de kantonrechter gaarne de polisvoorwaarden waaruit dit blijkt.
5.18.
De kantonrechter zal [gedaagde] in de gelegenheid stellen om bij akte te reageren op de door [eiser] c.s. te nemen akte.
5.19.
Gelet op hetgeen in r.o. 5.4. tot en met 5.16. is overwogen, ligt in ieder geval een bedrag van € 800,00 aan schadevergoeding voor toewijzing gereed. Met het oog op de nadere aktewisseling houdt de kantonrechter deze en verdere beslissingen aan tot het eindvonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
laat [eiser] c.s. toe feiten en omstandigheden te bewijzen waaruit volgt dat het gevorderde bedrag ad € 1.270,50 aan deskundigenkosten voor haar rekening komt;
6.2.
bepaalt dat bewijslevering door middel van het overleggen van stukken plaatsvindt vóór of uiterlijk op de rolzitting van
21 april 2021 te 09.00 uur;
6.3.
staat [gedaagde] vervolgens toe bij akte te reageren, vóór of uiterlijk op de rolzitting van
12 mei 2021 te 09.00 uur;
6.4.
uitstel wordt in beginsel niet verleend. Bij het ontbreken van tijdig bericht van [eiser] c.s. wordt ervan uitgegaan dat zij geen gebruik wenst te maken van de gelegenheid tot bewijslevering;
6.5.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. I. de Greef en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter