Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het procesverloop
- het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 1 mei 2020;
- het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 23 juli 2020;
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van een verzoek van een passagier tegen de luchtvaartmaatschappij Air France S.A. De passagier had een vervoersovereenkomst gesloten voor een vlucht van Lungi (Sierra Leone) naar London (Verenigd Koninkrijk), met een overstap in Parijs en Amsterdam. Door vertraging van de vlucht van Parijs naar Amsterdam miste de passagier zijn aansluitende vlucht naar London en arriveerde hij meer dan drie uur later dan gepland op zijn eindbestemming. De passagier verzocht compensatie van € 600,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, maar de vervoerder weigerde dit te betalen.
De vervoerder voerde aan dat de Nederlandse rechter niet bevoegd was om van de zaak kennis te nemen, omdat de passagier vanuit Sierra Leone vertrok en zijn eindbestemming in het Verenigd Koninkrijk lag. De kantonrechter heeft de bevoegdheid van de Nederlandse rechter beoordeeld aan de hand van de Brussel I bis-Verordening en het Rehder-arrest van het Europese Hof van Justitie. De rechter concludeerde dat er geen rechtsmacht kon worden ontleend aan de hoofdregel van de verordening, noch aan de alternatieve bevoegdheid, omdat de vlucht niet vanuit Nederland vertrok en de eindbestemming niet in Nederland lag.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter zich onbevoegd verklaard en de passagier veroordeeld tot betaling van de proceskosten, omdat hij ongelijk kreeg. Deze beschikking is gegeven door mr. M.M. Kruithof en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 april 2021.