ECLI:NL:RBNHO:2021:6841

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 augustus 2021
Publicatiedatum
13 augustus 2021
Zaaknummer
8801757 \ CV EXPL 20-8327
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen na opzegging van een kinderopvangovereenkomst

In deze zaak heeft Partou B.V., een kinderopvangorganisatie, een vordering ingesteld tegen twee gedaagden die een overeenkomst voor kinderopvang hadden gesloten. De overeenkomst werd opgezegd door de gedaagden, die stelden dat Partou niet aan de afspraken had voldaan, en vroegen om ontbinding van de overeenkomst met terugwerkende kracht. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de opzegging van de overeenkomst door de gedaagden op 3 april 2020 geldig was, maar dat deze niet met terugwerkende kracht kon worden toegepast. De opzegtermijn van één maand, zoals vermeld in de algemene voorwaarden, was van toepassing, waardoor de overeenkomst eindigde op 3 mei 2020. De kantonrechter oordeelde dat Partou niet in gebreke was, aangezien de sluiting van de kinderopvang door de overheid als overmacht werd beschouwd. De vordering van Partou tot betaling van de openstaande facturen werd toegewezen, evenals de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De tegenvordering van de gedaagden tot terugbetaling van eerder betaalde bedragen werd afgewezen, omdat er geen recht op terugbetaling bestond na de opzegging. De proceskosten werden eveneens aan de gedaagden opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8801757 \ CV EXPL 20-8327
Uitspraakdatum: 11 augustus 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap
Partou B.V.
gevestigd te Vianen
eiseres
verder te noemen: Partou
gemachtigde: mr. O.J. Boeder
tegen

1.[gedaagde sub 1]

2. [gedaagde sub 2]
beide wonende te [woonplaats]
gedaagden
verder gezamenlijk te noemen: [gedaagde]

1.Het procesverloop

1.1.
Partou heeft bij dagvaarding van 1 oktober 2020 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord en daarbij een tegenvordering ingediend.
1.2.
Partou heeft hierop schriftelijk gereageerd. [gedaagde] is daarna in de gelegenheid gesteld om te reageren, maar heeft dat niet (tijdig) gedaan.

2.De feiten

2.1.
Partou is een kinderopvangorganisatie.
2.2.
Eind januari 2020 hebben Partou en [gedaagde] een overeenkomst gesloten voor de opvang van de dochter van [gedaagde] vanaf 3 februari 2020. Op de overeenkomst zijn de aanvullende algemene voorwaarden van Partou van toepassing verklaard.
2.3.
In de algemene voorwaarden staat over wijziging en/of einde van het contract:
‘Het contract kan door de ouder uitsluitend schriftelijk of per e-mail t.a.v. de afdeling Klantenservice […] geheel of gedeeltelijk worden gewijzigd en/of opgezegd met inachtneming van een wijzigings- of opzegtermijn van één maand.’
2.4.
Volgens de algemene voorwaarden wordt het verschuldigde maandbedrag door middel van een doorlopende SEPA-machtiging van de rekening van de ouder afgeschreven.
2.5.
Alle kinderdagverblijven in Nederland moesten vanaf 16 maart 2020 dicht in verband met het Coronavirus.
2.6.
Op 23 maart 2020 heeft Partou aan [gedaagde] een factuur ter hoogte van € 407,07 gestuurd over de periode april 2020. Op 23 april 2020 heeft Partou aan [gedaagde] een factuur ter hoogte van € 25,87 gestuurd over de periode mei 2020. Op de facturen staat dat de bedragen conform de afgegeven machtiging zullen worden geïncasseerd. Op de facturen staat geen (uiterste) betaaldatum.
2.7.
Op 22 april en 22 mei 2020 heeft Partou creditfacturen opgemaakt op basis waarvan [gedaagde] nog € 12,04 en € 2,89 zou ontvangen. Daarop staat vermeld dat het creditbedrag met eventuele facturen die nog openstaan zal worden verrekend.
2.8.
Op 24 april 2020 en 4 mei 2020 heeft Partou aan [gedaagde] betalingsherinneringen gestuurd voor de factuur van 23 maart 2020. Op 15 en 25 mei 2020 heeft Partou aan [gedaagde] betalingsherinneringen gestuurd voor de factuur van 23 april 2020. Die laatste betalingsherinneringen zagen op een bedrag van € 10,94. Verzocht is om de facturen binnen zeven (eerste betalingsherinnering), respectievelijk vijf (tweede betalingsherinnering) dagen na dagtekening van de brieven te betalen.
2.9.
Op 3 april 2020 heeft [gedaagde] telefonisch contact opgenomen met Partou. In een telefoonnotitie van Partou staat:
‘Moeder belde, wil opzeggen. Wil dat per direct. Heb verteld dat wij de maand opzegtermijn aanhouden. Ze zegt dat ze niet kan betalen en gaat dat beargumenteren in de opzegging.’
2.10.
Dezelfde dag heeft [gedaagde] een e-mail naar Partou gestuurd. Daarin schrijft zij:
‘Hierbij wil ik de kinderopvang opzeggen van mijn dochter […]. Ik ontvang graag een bevestiging van opzegging.’
2.11.
Op 18 mei 2020 heeft [gedaagde] een e-mail naar Partou gestuurd met als onderwerp: ontbinden overeenkomst. In de e-mail staat:
‘Vanaf 3 februari 2020 sloot ik met u een overeenkomst voor kinderopvang. Helaas bent u de afspraken die ik met u heb gemaakt vanaf 16 maart 2020 niet nagekomen.Ik ontbind de overeenkomst vanaf de eerdergenoemde datum, hierdoor vervallen alle openstaande facturen. Ik verzoek u het te veel betaalde bedrag vanaf eerdergenoemde datum binnen 14 dagen terug te storten […]’
2.12.
Bij e-mail van 19 mei 2020 heeft Partou aan [gedaagde] geschreven dat de overeenkomst conform de opzegtermijn is beëindigd per 3 mei 2020. Daarop heeft [gedaagde] gereageerd dat ze het recht heeft de overeenkomst te ontbinden omdat Partou niet aan de overeenkomst heeft voldaan.
2.13.
Bij brief van 2 juni 2020 heeft Partou verzocht de facturen van 23 maart en 23 april 2020 binnen 14 dagen na ontvangst van de brief te betalen. Als [gedaagde] niet binnen die termijn zou betalen, zou de vordering door Partou worden verhoogd met de wettelijke incassokosten en 21% BTW.
2.14.
Namens Partou is op 30 juni 2020 nog een aanmaning gestuurd, waarop [gedaagde] schrijft dat het contract is ontbonden. Bij e-mail van 3 augustus 2020 heeft [gedaagde] dat herhaald en geschreven dat zij niet verplicht is/was om de opvang door te betalen of voor te schieten, in afwachting van de regeling van de overheid. Verder heeft zij onder andere geschreven:
‘Ik heb meteen duidelijk aangegeven niet in staat te zijn het bedrag voor te schieten. Ik heb gevraagd om de betaal termijn te verlengen tot na de compensatie van de overheid om zo de kinderopvang toch te kunnen steunen. Telefonisch werd hier lacherig om gedaan en via de mail zonder begrip of inlevingsvermogen. Uiteindelijk hadden ze beter mijn verzoek kunnen inwilligen dan had ik nu niet zeer ontevreden geweest over hun bedrijf en hadden zij allang geld binnen. Hoewel mijn bereidheid op specifiek PARTOU te steunen momenteel 0% is wil ik ze nog één kans geven zodat ik geen tijd meer hoef te verspillen aan mailtjes. Als zij mij een brief sturen met excuses voor het uitlachen omdat ik ivm corona niet in staat ben om een bedrag voor te schieten, met daarbij het verzoek om af te zien van mijn rechten om het contract te verbinden, dan ben ik bereid te overwegen om toch wel gebruik te maken van de regeling van de overheid.’

3.De vordering

3.1.
Partou vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 418,01, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van verzuim en de wettelijke incassokosten inclusief BTW.
3.2.
Zij legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat de overeenkomst is opgezegd waarbij een opzegtermijn van een maand is gehanteerd. Volgens Partou is haar tekortkoming niet toerekenbaar en rechtvaardigt de aard van de tekortkoming geen ontbinding, omdat zij vanwege de overheidsmaatregelen niet kon nakomen. Partou stelt dat [gedaagde] niet op grond van de redelijkheid en billijkheid kan worden bevrijd van de betalingsverplichtingen.

4.Het verweer en de tegenvordering

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering. Zij voert aan – samengevat – dat zij de overeenkomst met terugwerkende kracht heeft opgezegd en dat zij de overeenkomst mocht ontbinden. [gedaagde] wilde geen gebruik maken van de overheidsregeling en had de plek vanwege de coronacrisis ook niet meer nodig.
4.2.
[gedaagde] vordert bij wijze van tegenvordering dat de kantonrechter Partou veroordeelt tot (terug)betaling van het deel dat zij al heeft betaald vóór ontbinding van de overeenkomst. Daarnaast vordert [gedaagde] betaling van de wettelijke rente en proceskosten.
4.3.
Partou betwist de tegenvordering en stelt dat geen sprake is van een toerekenbare tekortkoming, verzuim of schade. Verder voert Partou aan dat [gedaagde] geen belang heeft bij haar vordering in verband met de compensatie voor de kosten voor kinderopvang door de Rijksoverheid.

5.De beoordeling

de vordering
5.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of [gedaagde] de facturen over de periode 1 april 2020 tot 3 mei 2020 moet betalen.
opzegging en ontbinding
5.2.
[gedaagde] doet in haar conclusie een beroep op opschorting en ontbinding. Vast staat dat [gedaagde] bij e-mail van 3 april 2020 – na een telefoongesprek met Partou – de overeenkomst heeft opgezegd. Zij heeft telefonisch gezegd dat ze geen geld had om de factuur te betalen en ook in haar conclusie schrijft [gedaagde] dat dat de reden was waarom zij de factuur wilde pauzeren.
5.3.
De kantonrechter overweegt dat [gedaagde] in eerste instantie de overeenkomst heeft opgezegd. Volgens de op de overeenkomst van toepassing zijnde algemene voorwaarden geldt daarvoor een opzegtermijn van één maand, zodat de overeenkomst zou eindigen per 3 mei 2020. Opzegging kan mede gelet op de algemene voorwaarden niet met terugwerkende kracht.
5.4.
De kantonrechter dient op grond van rechtspraak van het Hof van Justitie en de Hoge Raad ambtshalve te beoordelen of een beding in algemene voorwaarden behorend bij een, zoals hier, met een consument aangegane overeenkomst, onredelijk bezwarend is. Indien dan wordt vastgesteld dat het beding ‘oneerlijk’ in de zin van artikel 3 lid 1 van Richtlijn 93/13/EEG bestaat de verplichting dat beding voor de consument buiten beschouwing te laten (tenzij de consument zelf zich daartegen verzet).
5.5.
De kantonrechter is van oordeel dat de in de algemene voorwaarden genoemde opzegtermijn van één maand niet onredelijk bezwarend is.
5.6.
De opzegging is, zoals Partou stelt en door [gedaagde] niet is betwist, door Partou geaccepteerd. Daarmee is de overeenkomst per 3 mei 2020 geëindigd. Dat betekent dat de overeenkomst daarna niet meer (alsnog) ontbonden kon worden. De ontbindingsverklaring hoeft daarom niet meer te worden beoordeeld.
5.7.
Ten overvloede wordt overwogen dat de opzegging van 3 april 2020 niet kan worden opgevat als een ontbindingsverklaring. Ten tijde van de opzegging heeft [gedaagde] zich niet beroepen op de niet-nakoming van de overeenkomst door Partou en ook in deze procedure stelt zij dat zij destijds heeft opgezegd omdat zij de factuur niet kon betalen en dat zij de factuur wilde pauzeren.
5.8.
Voor zover [gedaagde] vindt dat zij de factuur niet hoeft te betalen omdat Partou haar diensten niet heeft geleverd geldt het volgende. De kantonrechter begrijpt dat [gedaagde] een beroep doet op schuldeisersverzuim. Hiervan kan alleen sprake zijn als de tekortkoming van Partou ook aan haar toe te rekenen is. Dat is niet het geval, Partou kon haar diensten niet leveren omdat zij dicht moest van de overheid, zodat sprake is van overmacht.
5.9.
Dat betekent dat [gedaagde] de factuur moet betalen en dat de conclusie is dat de kantonrechter de vordering van Partou zal toewijzen. De facturen moeten worden betaald.
5.10.
Ook de incassokosten worden toegewezen. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is omdat het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. Partou heeft aan [gedaagde] op 2 juni 2020 een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Partou heeft het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten vermeerderd met btw. De gevorderde btw is niet toewijsbaar, nu Partou niet heeft gesteld geen ondernemer te zijn in de zin van artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968 of als ondernemer een vrijgestelde prestatie verricht te hebben. Het gevorderde bedrag aan incassokosten (exclusief btw) komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten zal worden afgewezen omdat gesteld noch gebleken is dat Partou deze kosten al heeft betaald.
5.11.
Ook de wettelijke rente zal (gedeeltelijk) worden toegewezen. Gesteld noch gebleken is dat er een betalingstermijn overeen is gekomen of in de eerste factuur is gegeven. Na de eerste facturen heeft Partou wel een redelijke betalingstermijn van 7 dagen gegeven zodat [gedaagde] in verzuim was vanaf 7 dagen na de eerste betalingsherinnering(en).
5.12.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat zij ongelijk krijgt.
de tegenvordering
5.13.
Bij wijze van tegenvordering heeft [gedaagde] gevorderd dat Partou wordt veroordeeld tot terugbetaling van het teveel betaalde bedrag voor ontbinding van de overeenkomst. Nu hiervoor is overwogen dat de overeenkomst door de opzegging is geëindigd per 3 mei 2020, bestaat geen recht op terugbetaling.
5.14.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van [gedaagde] zal afwijzen.
5.15.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat zij ongelijk krijgt. De proceskosten in reconventie worden geschat op nihil.

6.De beslissing

De kantonrechter:
de vordering
6.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Partou van € 407,07, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 2 mei 2020 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Partou van € 10,94, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 23 mei 2020 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Partou van de buitengerechtelijke incassokosten van € 62,70;
6.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Partou tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 109,29
griffierecht € 124,00
salaris gemachtigde € 150,00 ;
6.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.6.
wijst de vordering voor het overige af.
de tegenvordering
6.7.
wijst de vordering af;
6.8.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor Partou worden vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Kruithof en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter