Uitspraak
Rechtbank noord-holland
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 augustus 2021 in de zaak tussen
[X] , wonende te [Z] , eiser,
de heffingsambtenaar van Cocensus, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Geschil
De rechtbank komt tot het oordeel dat ook voor de hemelwaterafvoer sprake is van een aansluiting op het gemeentelijke rioolstelsel. Het hemel- en grondwater van het perceel wordt afgevoerd via een indirecte aansluiting. De indirecte aansluiting bestaat uit kavels, sloten en kunstwerken, die eigendom van de gemeente zijn of waarvoor de gemeente onderhoudsplichtig is. Onder de kunstwerken vallen bruggetjes, duikers en verbindingsstukken. Uit de door verweerder overgelegde kaarten met aanduiding van het rioolstelsel en uit de ter zitting gegeven toelichting daarop volgt dat eiseres perceel voor de afwatering gebruik maakt van deze indirecte riolering. Het belastbare feit en de belastingplicht als bedoeld in artikel 3 van de verordening hebben zich voorgedaan, omdat eiser gebruiker is van een perceel van waaruit water direct en indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd.
De rechtbank overweegt als volgt. Nu zowel uit de door partijen in het geding gebrachte stukken als uit hetgeen zij ter zitting hebben gesteld niet is af te leiden, dat eiser van één van de drie genoemde gemeenten of van Cocensus een toezegging heeft gekregen over het halfjaarlijkse tarief of dat één van deze gemeenten of Cocensus daarover bewust een standpunt heeft bepaald, is er geen omstandigheid waaraan eiser een in rechte te beschermen vertrouwen kan ontlenen. Het enkele feit dat de aanslagen in voorgaande jaren wel naar dat halfjaarstarief zijn opgelegd, kan immers zo een vertrouwen niet opwekken (vergelijk Hoge Raad 21 september 2007, ECLI:NL:HR:2007:AY8999). Het was verweerder daarom toegestaan om de door hem geconstateerde fout te herstellen en in 2020 een rioolheffing naar een tarief voor 12 maanden te gaan heffen. Het beroep van eiser op het vertrouwensbeginsel faalt derhalve.