ECLI:NL:RBNHO:2021:7721

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 september 2021
Publicatiedatum
8 september 2021
Zaaknummer
7793236 / CV FORM 19-7116
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor geannuleerde vlucht en beoordeling van buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben vijf passagiers een verzoek ingediend tegen British Airways PLC, naar aanleiding van de annulering van vlucht BA444 van Delhi naar Amsterdam via Londen op 1 februari 2019. De passagiers, vertegenwoordigd door I. van de Beek van DAS, stellen dat de annulering niet gerechtvaardigd was en eisen compensatie op grond van de Europese Verordening inzake luchtvaartpassagiersrechten. De vervoerder, British Airways, vertegenwoordigd door mr. J.W.A. Lameijer, betwist de claims en voert aan dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden op Londen Heathrow, die door de luchtverkeersleiding waren vastgesteld.

De kantonrechter heeft de processtukken en eerdere beschikkingen in de zaak bestudeerd. De passagiers hebben aangevoerd dat de annulering niet onderbouwd is en dat de vervoerder niet heeft aangetoond dat de weersomstandigheden daadwerkelijk de annulering rechtvaardigden. De kantonrechter oordeelt dat de vervoerder niet voldoende heeft aangetoond dat de capaciteitsreductie op de luchthaven als gevolg van de weersomstandigheden een buitengewone omstandigheid vormde die de annulering van de vlucht rechtvaardigde. De kantonrechter concludeert dat de passagiers recht hebben op compensatie, omdat de vervoerder niet heeft aangetoond dat er sprake was van buitengewone omstandigheden.

De kantonrechter wijst de vordering tot compensatie van € 3.000,00 toe, vermeerderd met wettelijke rente, maar wijst de verzoeken om vergoeding van additionele kosten en buitengerechtelijke incassokosten af. De proceskosten worden door beide partijen zelf gedragen. De beschikking is gegeven door mr. M.M. Kruithof, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier. Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7793236 / CV FORM 19-7116
Uitspraakdatum: 8 september 2021
Beschikking in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

2. [passagier sub 2]

3. [passagier sub 3]

4. [passagier sub 4]

5. [passagier sub 5]

allen wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: de passagiers
gemachtigde: I. van de Beek (DAS)
tegen
de buitenlandse rechtspersoon
British Airways PLC
gevestigd te Harmondsworth, Verenigd Koninkrijk
verwerende partij
verder te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. J.W.A. Lameijer

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • de tussenbeschikking van 10 maart 2021;
  • de akte uitlating van de passagiers van 24 maart 2021;
  • de antwoordakte van de vervoerder van 19 mei 2021.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De passagiers hebben bij hun - na de tussenbeschikking - ingediende akte toegelicht dat sprake was van één boeking. De kantonrechter begrijpt dat de vluchten van Delhi naar Londen en Londen naar Amsterdam in één boeking zijn aangekocht en dat sprake is van rechtstreeks aansluitende vluchten. Volgens de passagiers is Virgin Atlantic Airways Limited (hierna: Virgin) aan te merken als de contractuele vervoerder, waarbij de vervoerder (British Airways) onder code-share één van de vluchten heeft uitgevoerd. Volgens de passagiers is Virgin gevestigd in het Verenigd Koninkrijk. Zij hebben ter onderbouwing hiervan bij hun akte een uittreksel uit het Britse handelsregister overgelegd. Er is dus volgens de passagiers sprake van een communautaire luchtvaartmaatschappij. De vervoerder heeft het een en ander niet betwist, voor zover het gaat om de periode vóór de uittreding van het Verenigd Koninkrijk uit de EU. Volgens de vervoerder hebben de passagiers nagelaten te onderbouwen dat Virgin na de uittreding van het Verenigd Koninkrijk uit de EU nog een communautaire luchtvaartmaatschappij is. De kantonrechter volgt de vervoerder hierin niet. Vast staat dat de uitvoering van de vlucht in kwestie gepland stond op 1 februari 2019. Op dat moment was het Verenigd Koninkrijk nog onderdeel van de EU en Virgin was dus tijdens (de geplande datum van) de vlucht aan te merken als een communautaire luchtvaartmaatschappij. De Verordening is dan ook, gelet op artikel 3 lid 1 sub b van de Verordening, van toepassing op de vlucht van Delhi (via Londen) naar Amsterdam. Gelet op het voorgaande zal de kantonrechter de vorderingen van de passagiers inhoudelijk beoordelen.
2.2.
Vast staat dat vlucht BA444 is geannuleerd. Nu gesteld noch gebleken is dat de vervoerder zich kan beroepen op artikel 5 lid 1 onder c van de Verordening, geldt er in beginsel een compensatieplicht voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening.
2.3.
In punt 14 van de Considerans van de Verordening heeft de gemeenschapswetgever erop gewezen dat dergelijke omstandigheden zich onder meer kunnen voordoen in geval van weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient een luchtvaartmaatschappij in het voorkomende geval aan te tonen dat zij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen de buitengewone omstandigheden kennelijk niet had kunnen vermijden – behoudens indien zij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming had gebracht – dat de buitengewone omstandigheden waarmee zij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht leidden.
2.4.
De vervoerder voert aan dat vlucht BA444 is geannuleerd wegens de verwachte weersomstandigheden op Londen Heathrow en de daaruit voorvloeiende restricties van de luchtverkeersleiding. Ter onderbouwing van haar verweer legt de vervoerder de Heathrow Operational Brief over. Dit rapport is volgens de vervoerder in de avond van 31 januari 2019 uitgestuurd en bevat de weersvoorspelling voor 1 februari 2019. Uit dit rapport volgt dat vanwege de weersomstandigheden mogelijke beperkingen in het aantal vliegbewegingen zouden plaatsvinden. De voorspelde slechte weersomstandigheden deden zich op 1 februari 2019 ook daadwerkelijk voor, wat leidde tot maatregelen van het luchtverkeersbeheer, aldus de vervoerder. Als gevolg van de grootschalige verstoringen kon vlucht BA444 niet worden uitgevoerd. De vlucht zou dan namelijk na de nachtsluitingstijd van Schiphol moeten worden uitgevoerd, wat niet is toegestaan. De passagiers betwisten dat sprake is geweest van slechte weersomstandigheden. Verder is er volgens de passagiers geen sprake van een besluit van de luchtverkeersleiding voor een specifieke vlucht op een specifieke dag. Voorts stellen de passagiers dat de vervoerder niet heeft onderbouwd dat de vlucht, indien die niet werd geannuleerd, meer dan 3 uur vertraagd zou zijn en dat daarom de avondklok van Schiphol zou worden overschreden.
2.5.
De kantonrechter overweegt dat een capaciteitsreductie een buitengewone omstandigheid kan vormen indien de vervoerder aantoont dat hij, gelet op de duur en mate van de restricties, geen andere keuze had dan tot annulering van de vlucht over te gaan. De kantonrechter is van oordeel dat de vervoerder daar met de door hem overgelegde stukken en (summiere) toelichting daarop niet in is geslaagd. De vervoerder heeft niet toegelicht dan wel aangetoond in welke mate de luchtverkeersleiding vanwege de voorspelde weersomstandigheden de capaciteit van de luchthaven heeft aangepast. De vervoerder heeft aangevoerd dat niet alle vluchten konden worden uitgevoerd, omdat er een dusdanig groot aantal vluchten moest worden uitgevoerd, terwijl er minder capaciteit beschikbaar was. Hiermee is echter onvoldoende duidelijk geworden in welke mate de capaciteitsreductie invloed heeft gehad op het aantal uit te voeren vluchten. Evenmin is onderbouwd dat een vertraagde uitvoering geen optie was. Gelet op het voorgaande heeft de vervoerder niet aangetoond dat er sprake is geweest van buitengewone omstandigheden als gevolg waarvan vlucht BA444 is geannuleerd. De kantonrechter komt daarom niet toe aan de beantwoording van de vraag of de vervoerder voldoende redelijke maatregelen heeft genomen om de annulering te voorkomen.
2.6.
De gevorderde compensatie zal gelet op het voorgaande worden toegewezen. De verzochte wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
2.7.
De passagiers hebben voorts vergoeding van additionele kosten verzocht tot een bedrag van € 230,00. Zij hebben niet naar een specifieke productie verwezen ter onderbouwing hiervan. Volgens de vervoerder hebben de passagiers enkel een foto overgelegd van “Millenium Executive Cars” met een bedrag van GPB 150,00. In repliek hebben de passagiers – samengevat - gesteld dat er een bedrag van GBP 150,00 is betaald om met een taxi van het hotel naar het vliegveld te komen. De overige kosten zijn volgens de passagiers gemaakt voor een drankje en een snack. De vervoerder heeft betwist dat hij de passagiers heeft ‘gedwongen’ om taxikosten te maken. De vervoerder betwist dat de passagiers taxikosten en overige kosten hebben gemaakt, nu deze niet zijn onderbouwd. De kantonrechter oordeelt dat de passagiers op grond van artikel 9 lid 1 sub a en sub c van de Verordening recht hebben op gratis maaltijden en verfrissingen, in redelijke verhouding tot de wachttijden en voorts op gratis vervoer tussen de luchthaven en de plaats van de accommodatie (hotel of andere accommodatie). De passagiers hebben echter niet gespecificeerd welk bedrag zij voor drankjes en snacks zouden hebben betaald en zij hebben hiervan geen betaalbewijzen overgelegd. Bovendien hebben de passagiers niets toegelicht over de wisselkoers. Onduidelijk is welk bedrag GBP 150,00 omgerekend in euro’s is, zodat niet kan worden uitgesloten dat een hoger bedrag wordt gevorderd dan waarvoor daadwerkelijk kosten zijn gemaakt. Het had op de weg van de passagiers gelegen de vordering deugdelijk te specificeren en te onderbouwen. Nu zij dat hebben nagelaten, zal het verzoek tot vergoeding van additionele kosten worden afgewezen.
2.8.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten verzocht. Omdat het onderhavige verzoek geen betrekking heeft op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is, zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. De vervoerder heeft dit verzoek (gemotiveerd) betwist. De passagiers hebben hiertegenover onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. Het verzoek tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten moet daarom worden afgewezen.
2.9.
In het feit dat partijen over en weer in het (on)gelijk worden gesteld, ziet de kantonrechter aanleiding te bepalen dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
2.10.
Op verzoek van de passagiers zal een certificaat als bedoeld in artikel 20 lid 2 van de Verordening (EG) nr. 861/2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen aan deze beschikking worden gehecht.

3.De beslissing

3.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 3.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 12 maart 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening;
3.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
3.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gewezen door mr. M.M. Kruithof, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open