In deze zaak hebben vijf passagiers een verzoek ingediend tegen British Airways PLC, naar aanleiding van de annulering van vlucht BA444 van Delhi naar Amsterdam via Londen op 1 februari 2019. De passagiers, vertegenwoordigd door I. van de Beek van DAS, stellen dat de annulering niet gerechtvaardigd was en eisen compensatie op grond van de Europese Verordening inzake luchtvaartpassagiersrechten. De vervoerder, British Airways, vertegenwoordigd door mr. J.W.A. Lameijer, betwist de claims en voert aan dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden op Londen Heathrow, die door de luchtverkeersleiding waren vastgesteld.
De kantonrechter heeft de processtukken en eerdere beschikkingen in de zaak bestudeerd. De passagiers hebben aangevoerd dat de annulering niet onderbouwd is en dat de vervoerder niet heeft aangetoond dat de weersomstandigheden daadwerkelijk de annulering rechtvaardigden. De kantonrechter oordeelt dat de vervoerder niet voldoende heeft aangetoond dat de capaciteitsreductie op de luchthaven als gevolg van de weersomstandigheden een buitengewone omstandigheid vormde die de annulering van de vlucht rechtvaardigde. De kantonrechter concludeert dat de passagiers recht hebben op compensatie, omdat de vervoerder niet heeft aangetoond dat er sprake was van buitengewone omstandigheden.
De kantonrechter wijst de vordering tot compensatie van € 3.000,00 toe, vermeerderd met wettelijke rente, maar wijst de verzoeken om vergoeding van additionele kosten en buitengerechtelijke incassokosten af. De proceskosten worden door beide partijen zelf gedragen. De beschikking is gegeven door mr. M.M. Kruithof, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier. Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open.