ECLI:NL:RBNHO:2021:8075

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 september 2021
Publicatiedatum
17 september 2021
Zaaknummer
8980039
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige inbreuk op privacy door cameratoezicht van buren

In deze zaak staat de vraag centraal of de gedaagden door het plaatsen van een camera bij hun voordeur onrechtmatig inbreuk maken op de privacy van hun buren, de eisers. De kantonrechter heeft op 15 september 2021 geoordeeld dat dit niet het geval is. De eisers, buren van de gedaagden, hebben herhaaldelijk verzocht om de camera te verwijderen, omdat zij menen dat deze hun privacy schendt. De gedaagden hebben de camera geplaatst na herhaaldelijke vernielingen aan hun eigendommen, en stellen dat het belang van het beschermen van hun eigendommen zwaarder weegt dan het belang van de eisers bij privacybescherming. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de camera slechts een beperkt deel van het perceel van de eisers filmt en dat de camera is aangepast om de privacy van de eisers te respecteren. De rechter concludeert dat de inbreuk op de privacy van de eisers niet disproportioneel is en dat de gedaagden gerechtvaardigd zijn in hun handelen. De vorderingen van de eisers worden afgewezen, en zij worden veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 8980039 \ CV EXPL 21-360
Uitspraakdatum: 15 september 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]en
[eiseres]
beiden wonende te [woonplaats]
eisers
verder gezamenlijk te noemen [eisers] en ieder afzonderlijk [eiseres] en [eiser]
gemachtigde: mr. W. Lenting (Stichting Univé Rechtshulp)
tegen
[gedaagde 1]en
[gedaagde 2]
beiden wonende te [woonplaats]
gedaagden
verder gezamenlijk te noemen [gedaagden] en ieder afzonderlijk [gedaagde 1] en [gedaagde 2]
gemachtigde: mr. M. Zwennes, advocaat
Samenvatting van de zaak en de uitspraak
Het gaat in deze zaak om de vraag of [gedaagden] door het plaatsen van een camera bij de ingang van hun voordeur onrechtmatig inbreuk maken op het recht van hun buren, [eisers] op bescherming van hun privacy. De kantonrechter is van oordeel dat daarvan geen sprake is. Het belang van [gedaagden] bij het plaatsen van de camera om vernielingen aan hun auto en tuin tegen te gaan weegt in dit geval zwaarder dan het belang van [eisers] omdat er nauwelijks zicht is op het perceel van [eisers]

1.Het verdere procesverloop

1.1.
Bij tussenvonnis van 19 mei 2021 heeft de kantonrechter zich op grond van artikel 96 Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (hierna: Rv) bevoegd verklaard om op het onderhavige geschil te beslissen. In het tussenvonnis is ook een mondelinge behandeling bepaald.
1.2.
Op 6 augustus 2021 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Beide partijen hebben gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd. Voorafgaand aan de zitting hebben [eisers] bij akte hun eis aangevuld en nog aanvullende producties toegezonden.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn buren. [gedaagden] wonen op de [adres 1] . [eisers] wonen op de [adres 2] .
2.2.
Naar aanleiding van vernielingen aan hun auto en tuin hebben [gedaagden] in maart 2020 een binnencamera geplaatst, in augustus 2020 gevolgd door een buitencamera. De buitencamera hangt in de hoek van de entree bij de voordeur van de woning van [gedaagden] De binnencamera is in oktober 2020 verwijderd. Het gaat in dit geschil alleen om de buitencamera.
2.3.
[eisers] hebben vanaf 24 augustus 2020 meerdere malen verzocht de buitencamera te verwijderen. [gedaagden] hebben hieraan geen gevolg gegeven.

3.De vordering

3.1.
[eisers] vorderen, na aanvulling van hun eis, dat de kantonrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [gedaagden] hoofdelijk veroordelen om:
  • de camera’s te verwijderen en deze verwijderd te houden, althans op een zodanige wijze te verplaatsen dat deze aantoonbaar niet (meer) gericht zijn of kunnen worden op het perceel en de woning van [eisers] en ook niet op de openbare weg en die positie in de toekomst ook te behouden en verder dat er geen geluid meer wordt opgenomen;
  • het voorgaande op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat [gedaagden] na betekening van het vonnis, met het voldoen aan deze veroordeling in gebreke blijven, met een maximum van € 25.000,00, dan wel een door de kantonrechter te bepalen maatregel;
  • [gedaagden] te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten, en de nakosten;
  • Althans een beslissing te nemen die de kantonrechter redelijk acht.
3.2.
[eisers] leggen aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat de door [gedaagden] geplaatste camera onrechtmatig inbreuk maakt op de privacy van [eisers] Ondanks herhaald verzoek daartoe weigeren [gedaagden] de camera te verplaatsen of te verwijderen.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagden] betwisten de vordering . Zij voeren daartoe – samengevat – het volgende aan. Tussen [eisers] en [gedaagden] bestaat al ruim twee jaar een conflict. In die periode wordt een opvallend aantal vernielingen aan de auto en tuin van [gedaagden] aangebracht. [gedaagden] wijten dit aan gerichte pesterijen. Op aanraden van de wijkagent heeft [gedaagden] een buitencamera in de hoek van hun entree bij de voordeur geplaatst. De binnencamera is in oktober 2020 verwijderd. Om aan de zorgen van [eisers] tegemoet te komen hebben [gedaagden] een plaatje aan de linkerkant van de camera geplaatst, zodat het niet meer mogelijk is om het perceel van [eisers] te filmen. Mocht er al sprake zijn van inbreuk op de privacy van [eisers] dan is deze zeer beperkt en weegt het recht van [gedaagden] om hun eigendommen te beschermen in dit geval zwaarder dan het beroep van [eisers] op de eerbiediging van hun persoonlijke levenssfeer.
4.2.
Voor zover van belang zal op de standpunten van [gedaagden] hierna bij de beoordeling nog nader worden ingegaan.
De beoordeling
4.3.
Nu beide partijen dat wensen zal de kantonrechter de procedure op grond van artikel 96 Rv voortzetten. De kantonrechter bepaalt hierbij dat het geding wordt voortgezet op de wijze als geldt voor een reguliere kantonprocedure waarbij het aanwenden van een rechtsmiddel door partijen is voorbehouden.
4.4.
Het gaat in deze zaak om de vraag of [gedaagden] met het gebruik van de buitencamera inbreuk maken op het recht van [eisers] op bescherming van hun privacy. Uitgangspunt daarbij is, dat een ieder in beginsel het recht heeft zich onbespied te weten in zijn eigen woning en op zijn eigen perceel. Een inbreuk op dit recht levert in beginsel een onrechtmatige daad op. De aanwezigheid van een rechtvaardigingsgrond kan echter aan een inbreuk het onrechtmatige karakter ontnemen. Of een rechtvaardigingsgrond zich voordoet, kan slechts worden beoordeeld in het licht van alle omstandigheden van het geval. Daarbij moet tegen elkaar worden afgewogen de ernst van die inbreuk en de belangen die met de inbreuk makende handelingen redelijkerwijs kunnen worden gediend. [1] Ook moet worden bezien of het gebruik van de camera voldoet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.
4.5.
[eisers] stellen dat zij op zich geen bezwaar hebben tegen het feit dat [gedaagden] een camera hebben opgehangen. Zij hebben echter de indruk dat, ondanks het plaatsen van het plaatje aan de zijkant van de camera, alsnog de ingang naar hun perceel wordt opgenomen. De camera wijzigt regelmatig van positie en is niet alleen gericht op de auto van [gedaagden] die op de openbare weg geparkeerd wordt. [eisers] hebben een filmpje waarop te zien is dat de camera [eiseres] volgt. Ook wordt de stoep voor de woning van [eisers] in beeld gebracht waardoor [eiseres] zodra zij thuis komt of de woning verlaat in beeld komt. Ook kunnen [gedaagden] zien wie van en naar de woning van [eisers] gaat. Daarbij komt dat er geluid wordt opgenomen en alle gesprekken aan de voordeur van [eisers] , die gelegen is naast die van [gedaagden] , kunnen worden meegeluisterd. [eisers] achten het voorgaande een inbreuk op hun privacy die zij niet hoeven te dulden.
4.6.
[gedaagden] stellen dat hun belang is gelegen in het feit dat er over een periode van negen maanden in ieder geval negen vernielingen aan hun auto en tuin hebben plaatsgevonden. [gedaagden] hebben hiervan vier keer aangifte gedaan bij de politie. De frequentie en aard van de vernielingen wijzen erop dat dit geen ongelukken zijn maar dat er sprake is van gerichte pesterijen. Om die reden hebben [gedaagden] in overleg met de wijkagent de camera geplaats. Dit om vernielingen te voorkomen en de dader te achterhalen. Zij kunnen dit doel niet bereiken met een ander, minder ingrijpend middel. Sinds het plaatsen van de camera hebben er geen vernielingen meer plaatsgevonden. Om tegemoet te komen aan het bezwaar van [eisers] hebben [gedaagden] een plaatje naast de camera geplaatst. Hierdoor is de hoek die de buitencamera filmt verkleind en is het perceel van [eisers] niet meer zichtbaar. Ook kan de camera door het plaatje geen beweging meer op het perceel van [eisers] detecteren waardoor de geluidsopnamefunctie niet wordt geactiveerd. De buitencamera filmt inderdaad een deel van de openbare weg maar dit is om de auto van [gedaagden] in de gaten te kunnen houden.
4.7.
De kantonrechter overweegt als volgt. Uit de overgelegde producties blijkt niet dat de ingang van het perceel van [eisers] of het pad naar de voordeur door de camera wordt gefilmd maar uitsluitend een hoekje van de tuin van [gedaagden] dat grenst aan het trottoir. Op de tweede foto bij productie 14 van [gedaagden] is het plaatje te zien dat door [gedaagden] aan de zijkant van de camera is bevestigd. Mocht de camera al van positie wijzigen en meer naar links richten dan zou er alleen maar meer van het plaatje in beeld komen en niet meer van het perceel van [eisers] Het feit dat [eiseres] 1.70 meter is en daardoor in beeld komt zoals zij aanvoert is niet aannemelijk. De ingang van de tuin van [eisers] ligt op zodanige afstand van de tuin van [gedaagden] en van de camera dat niet aannemelijk is dat zij in beeld komt (productie 11 van [eisers] ). [eiseres] c.s heeft de vrees dat dat wel gebeurt onvoldoende feitelijk en concreet onderbouwd. Het lag op de weg van [eisers] om in dat kader bijvoorbeeld specifiek van bepaalde tijdstippen dat zij van en naar de auto gaat beelden op te vragen bij [gedaagden] om haar standpunt op dit punt te onderbouwen. Het in 4.5 genoemde filmpje is niet in het geding gebracht.
4.8.
Verder staat onbetwist vast dat de camera van [gedaagden] pas geluid opneemt op het moment dat bewegingen worden gedetecteerd. Door [eisers] wordt niet betwist dat het door [gedaagden] geplaatste plaatje ervoor zorgt dat geen bewegingen van [eisers] of van hun bezoekers op hun perceel worden gedetecteerd zodat ook geen geluid wordt opgenomen. Verder is hiervoor vastgesteld dat evenmin aannemelijk is geworden dat dit gebeurt op het moment dat [eisers] of hun bezoekers via het trottoir het pad naar de woning betreden.
4.9.
Gelet op het voorgaande komt de kantonrechter tot het oordeel dat sprake is van naar objectieve maatstaven beperkte en niet disproportionele inbreuk op de levenssfeer van [eisers] . Het deel van de tuin van [eisers] dat met de camera wordt opgenomen is zeer gering en niet aannemelijk is dat met het filmen van dit stukje tuin personen in beeld komen. Het belang van [eisers] om niet op het trottoir gefilmd te worden weegt niet op tegen het belang van [gedaagden] Er zijn immers geen andere mogelijkheden voor [gedaagden] om hun eigendommen te beveiligen. De camera is de aangewezen manier voor [gedaagden] om vernielingen aan zijn auto en tuin tegen te gaan, zodat ook aan het subsidiariteitsbeginsel is voldaan. Dit betekent dat de vorderingen van [eisers] zullen worden afgewezen.
4.10.
De proceskosten komen voor rekening van [eisers] omdat zij ongelijk krijgen. Daarbij worden [eisers] ook veroordeeld tot betaling van € 120,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door [gedaagden] worden gemaakt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordelen [eisers] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [gedaagden] worden vastgesteld op een bedrag van € 498,00 aan salaris van de gemachtigde van [gedaagden]
5.3.
veroordelen [eisers] tot betaling van € 120,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door [gedaagden] worden gemaakt.
5.4.
verklaart dit vonnis wat de proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E. Merkus en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.HR 31 mei 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD9609