Op 29 september 2021 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de samenhangende zaken HAA 20/3255 tot en met HAA 20/3260. Eiser, vertegenwoordigd door J.R. Misset, heeft beroep ingesteld tegen de navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 2013, 2014 en 2015. De inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Amsterdam, heeft na ontvangst van de motivering van het beroep aangegeven dat hij voornemens is de aanslagen te verminderen conform de ingediende aangiften. Eiser heeft vervolgens op 17 mei 2021 de beroepen ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de intrekking van de beroepen is gedaan omdat verweerder tegemoet is gekomen aan eiser. Eiser heeft verzocht om verweerder te veroordelen in de proceskosten, wat de rechtbank heeft toegewezen. De rechtbank heeft daarbij de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht in acht genomen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de kosten voor rechtsbijstand in aanmerking komen voor vergoeding, maar dat de door eiser gevraagde reis- en verblijfskosten niet voor vergoeding in aanmerking komen, omdat er geen zitting heeft plaatsgevonden en eiser deze kosten niet heeft onderbouwd.
De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten tot een bedrag van € 1122 en heeft tevens bepaald dat het griffierecht van € 48 door verweerder aan eiser moet worden vergoed. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Amsterdam.