In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, gedateerd 29 september 2021, is de rechtbank geconfronteerd met een verzoek om proceskostenvergoeding in een belastingzaak betreffende de zorgtoeslag. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde V. Quacken, had eerder bezwaar gemaakt tegen een voorschotbeschikking van de zorgtoeslag over 2019, welke door de inspecteur van de Belastingdienst niet-ontvankelijk was verklaard. Na een heroverweging door de Belastingdienst werd het bezwaar gegrond verklaard en werd een proceskostenvergoeding van € 525 toegekend voor de bezwaarfase.
Eiseres trok haar beroep in, maar verzocht de rechtbank om de Belastingdienst te veroordelen in de kosten van de procedure. De rechtbank overwoog dat er geen sprake was van samenhangende zaken, zoals door de verweerder werd gesteld, en dat de onderwerpen van beroep verschillend waren. De rechtbank concludeerde dat het verzoek om proceskostenvergoeding terecht was en kende een bedrag van € 748 toe voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
De rechtbank baseerde haar beslissing op de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige behandeling van proceskostenverzoeken en de noodzaak voor bestuursorganen om adequaat te reageren op dergelijke verzoeken. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Amsterdam.