ECLI:NL:RBNHO:2021:8741

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 oktober 2021
Publicatiedatum
7 oktober 2021
Zaaknummer
HAA 21/2643
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure inzake bestuurlijke boete voor toeristische verhuur

In deze zaak heeft verzoeker, vertegenwoordigd door mr. R.M. Rensing, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zandvoort. Dit beroep volgde op een bestuurlijke boete van € 12.500 die was opgelegd wegens het gebruik van een woning voor toeristische verhuur, wat in strijd is met de Huisvestingswet 2014 en de Huisvestingsverordening Zuid-Kennemerland/IJmond: Zandvoort 2019. Na het indienen van het beroep heeft verweerder alsnog op het bezwaar beslist, maar verzoeker trok zijn beroep in en vroeg om een proceskostenveroordeling.

De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om proceskostenvergoeding, maar verweerder heeft hierop niet gereageerd. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten en uitspraak gedaan op basis van de ingediende stukken. De rechtbank overweegt dat de veroordeling in proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en dat verzoeker recht heeft op vergoeding van de gemaakte proceskosten, omdat verweerder tegemoet is gekomen aan het beroep.

De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 187,- voor de rechtsbijstand, en heeft verweerder tevens verplicht het door verzoeker betaalde griffierecht van € 181,- te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. E. Jochem en is openbaar uitgesproken. Verzoeker kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/2643

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 oktober 2021 in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. R.M. Rensing),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zandvoort,verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft bij brief van 14 juni 2021 bij de rechtbank beroep ingesteld wegens het niet tijdig nemen van een besluit op zijn bezwaar gericht tegen de bestuurlijke boete van € 12.500 die verweerder heeft opgelegd wegens het gebruiken van de woning aan het [adres] , kadastraal bekend gemeente [#] ten behoeve van toeristische verhuur, hetgeen in strijd is met de Huisvestingswet 2014 en de Huisvestingsverordening Zuid-Kennemerland/IJmond: Zandvoort 2019.
Bij besluit van 15 juni 2021, verzonden op 18 juni 2021, heeft verweerder alsnog op het bezwaar beslist.
Verzoeker heeft het beroep bij brief van 6 juli 2021 ingetrokken. Tegelijk met de intrekking van het beroep is verzocht om verweerder ingevolge artikel 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bij afzonderlijke uitspraak te veroordelen in de kosten van de procedure bij de rechtbank.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek. Verweerder heeft hierop niet gereageerd.
Nadat partijen zijn gewezen op hun recht ter zitting te worden gehoord en niet binnen de gestelde termijn hebben verklaard gebruik te willen maken van dat recht, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten. De rechtbank doet uitspraak met toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

Overwegingen

De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop is verweerder tegemoet gekomen aan het beroep van verzoeker.
Het verzoek wordt toegewezen. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 187,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 748,-), met een wegingsfactor 1/2) waarbij de rechtbank deze zaak aanmerkt als samenhangend met procedure HAA 21/2642, als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van het Bpb.
De rechtbank wijst erop dat verweerder op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb verplicht is het door verzoeker betaalde griffierecht van € 181,- te vergoeden. Verzoeker zal zich hiervoor dan ook tot verweerder moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 187,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Jochem, rechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.