ECLI:NL:RBNHO:2021:8973

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 oktober 2021
Publicatiedatum
14 oktober 2021
Zaaknummer
HAA 21/3416
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak betreffende last onder dwangsom

Op 19 oktober 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoekers en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Purmerend. Verzoekers hadden bezwaar gemaakt tegen twee primaire besluiten van verweerder, waarin hen lasten onder dwangsom waren opgelegd vanwege het zonder omgevingsvergunning bouwen van erfafscheidingen, een stallingsruimte en een steiger op hun perceel. In de beslissing op bezwaar van 22 juli 2021 heeft verweerder besloten de primaire besluiten te handhaven, waardoor de lasten onder dwangsom in stand zijn gebleven.

Verzoekers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat op grond van artikel 8:83 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een voorlopige voorziening alleen kan worden getroffen als er sprake is van onverwijlde spoed. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er in dit geval geen sprake is van spoedeisend belang, omdat verweerder de begunstigingstermijn heeft verlengd tot zes weken na de verzenddatum van de uitspraak in de beroepsprocedure. Hierdoor is er geen noodzaak om een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Jochem, in aanwezigheid van M. van der Elst, griffier, en is uitgesproken in het openbaar. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/3416

uitspraak van de voorzieningenrechter van 19 oktober 2021 in de zaak tussen

[verzoekers] , te [woonplaats] , verzoekers,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Purmerend, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 16 december 2020 (primair besluit I) heeft verweerder aan verzoekers een last onder dwangsom opgelegd vanwege het zonder omgevingsvergunning bouwen van erfafscheidingen en een stallingsruimte op het perceel [het perceel] .
In het besluit van 16 december 2020 (primair besluit II) heeft verweerder aan verzoekers een last onder dwangsom opgelegd vanwege het zonder omgevingsvergunning bouwen van een steiger op het perceel [het perceel] .
Verzoekers hebben tegen de primaire besluiten I en II bezwaar gemaakt.
In het besluit van 3 februari 2021 heeft verweerder het primaire besluit I in zoverre gewijzigd dat de kadastrale aanduiding [kadastrale aanduiding] is uitgebreid.
In de beslissing op bezwaar van 22 juli 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder besloten de primaire besluiten te handhaven. De opgelegde lasten onder dwangsom blijven hiermee in stand.
Verzoekers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld (HAA 21/3472). Tevens hebben zij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter uitspraak doen zonder partijen uit te nodigen om op een zitting te verschijnen indien de voorzieningenrechter kennelijk onbevoegd is of het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond.
2. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb alleen een voorlopige voorziening als "onverwijlde spoed" dat vereist.
3. Wil een voorlopige voorziening getroffen kunnen worden dan is onverwijlde spoed vereist. Er kan dan niet gewacht worden met de afhandeling van het geschil in de hoofdzaak. De spoedeisendheid heeft als regel betrekking op de onmogelijkheid om de eventuele gevolgen van het besluit nog te herstellen.
4. De voorzieningenrechter is van oordeel dat in het onderhavige geval geen sprake is van een dergelijke situatie. Nu verweerder middels de brief van 31 augustus 2021 kenbaar heeft gemaakt de begunstigingstermijn die aan de lasten zijn verbonden te verlengen tot 6 weken na verzenddatum van de uitspraak van de rechtbank in de beroepsprocedure is er geen sprake is van spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening.
5. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Jochem, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van M. van der Elst, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.