Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[passagier sub 1]
[passagier sub 2]
[passagier sub 3]
[passagier sub 4], wonende te [woonplaats]
1.Het procesverloop
- het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 23 juli 2020;
- het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 12 oktober 2020.
2.De feiten
3.Het verzoek en het verweer
- € 360,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten.
4.De beoordeling
dat een stakingsactie die is begonnen na de oproep daartoe van een vakbond voor het personeel van een luchtvaartmaatschappij die een vlucht uitvoert, waarbij de voorwaarden van de nationale wettelijke regeling en in het bijzonder de daarin bepaalde aanzegtermijn worden geëerbiedigd, die ertoe dient de eisen van de werknemers van deze luchtvaartmaatschappij kracht bij te zetten en waarbij zich een personeelscategorie heeft aangesloten die nodig is voor de uitvoering van een vlucht, niet onder het begrip „buitengewone omstandigheid” in de zin van deze bepaling valt.” Gesteld noch gebleken is dat de vakbonden niet de aanzegtermijn hebben geëerbiedigd op grond van de nationale wettelijke regeling. Dat de vervoerder zich heeft ingespannen om de stakingen te vermijden door in gesprek te gaan met de vakbonden, hetgeen overigens niet nader is onderbouwd, maakt dit niet anders. De vervoerder heeft dan ook onvoldoende onderbouwd dat de staking van het eigen personeel in dit specifieke geval moet worden aangemerkt als een buitengewone omstandigheid. De vordering van de passagiers op grond van artikel 7 van de Verordening wordt toegewezen.