ECLI:NL:RBNHO:2021:9237

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 oktober 2021
Publicatiedatum
21 oktober 2021
Zaaknummer
C/15/315662 / HA ZA 21-242
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de woning van ex-samenwoners en de financiële afwikkeling na beëindiging van de relatie

In deze zaak gaat het om de verdeling van de woning van ex-samenwoners die gezamenlijk eigenaar zijn. De vrouw vordert een gelijke verdeling van de opbrengst van de woning, terwijl de man zich verzet tegen deze verdeling en stelt dat deze in strijd is met de redelijkheid en billijkheid. De rechtbank oordeelt dat de woning verkocht moet worden en dat de opbrengst bij helfte verdeeld moet worden. De man heeft recht op vergoeding van de helft van de door hem betaalde aflossing van de hypothecaire lening en de betaalde premies van de levensverzekering vanaf november 2020. De procedure omvat een dagvaarding, een conclusie van antwoord, een tussenvonnis en een mondelinge behandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen geen schriftelijke afspraken hebben gemaakt over de verdeling van de kosten en opbrengsten tijdens hun samenwoning. De rechtbank concludeert dat de vrouw de helft van de aflossingen en premies aan de man moet vergoeden, en dat de uiteindelijke opbrengst van de woning gelijkelijk verdeeld moet worden. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer / rolnummer: C/15/315662 / HA ZA 21-242
Vonnis van 20 oktober 2021
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats 1] , [land] ,
eiseres,
advocaat mr. T. Kocabas te Zoetermeer,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. M.B. Chylinska te Zaandam.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man worden genoemd.
De zaak in het kort
Deze zaak gaat over de verdeling van de woning van ex-samenwoners die daarvan gezamenlijk eigenaar zijn. De vrouw vordert dat de opbrengst van de over- of onderwaarde van de woning bij helfte wordt verdeeld. De man vindt deze verdeling in strijd met de redelijkheid en billijkheid. De rechtbank bepaalt dat de woning verkocht moet worden en dat de opbrengst bij helfte verdeeld moet worden. Wel heeft de man recht op vergoeding van de helft van de door hem betaalde aflossing van de hypothecaire lening en de betaalde premies van de daaraan verbonden levensverzekering vanaf november 2020.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 19 april 2021 met 5 producties;
  • de conclusie van antwoord;
  • het tussenvonnis van 23 juni 2021;
  • de brief van mr. Chylinska van 9 september 2021 met 1 bijlage;
  • de mondelinge behandeling op 10 september 2021. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.
1.2.
Tenslotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad, die in augustus 2018 is geëindigd.
2.2.
Op 19 mei 2014 hebben partijen samen de eigendom van de woning aan de [adres] te [plaats] en het perceel grond gelegen nabij de [adres] te [plaats] (hierna gezamenlijk: de woning) verkregen.
2.3.
Partijen hebben tot maart 2020 gezamenlijk in de woning gewoond. Sinds maart 2020 woont de man alleen in de woning. Tot november 2020 heeft de vrouw bijgedragen in de vaste lasten.
2.4.
Aan de woning is een hypothecaire lening met nummer [hypotheeknummer] bij de ING Bank N.V. verbonden (hierna: de hypothecaire lening). Aan de hypothecaire lening is een overlijdensrisicoverzekering bij TAF B.V. verbonden met polisnummer [polisnummer] (hierna: de levensverzekering). Die levensverzekering heeft ook een spaargedeelte.

3.Het geschil

3.1.
De vrouw vordert – verkort weergegeven – dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. de man veroordeelt mee te werken (de rechtbank begrijpt:) aan de toedeling van de woning aan hem, waarbij de overnamesom zal worden bepaald door een door partijen aan te wijzen taxateur en de aan de overname en levering verbonden kosten voor rekening van de man komen;
II. indien de man de woning niet overneemt, hem veroordeelt om binnen een week na betekening van dit vonnis zijn medewerking te verlenen, aan de verkoop en juridische levering van de woning, waarbij onder verkoop mede moet worden begrepen het aanstellen van een door de vrouw gekozen makelaar en het meewerken aan de bezichtigingen en het tekenen van een koopcontract door de vrouw, voor een door deze makelaar te adviseren vraagprijs;
III. bepaalt dat, indien de man niet binnen een week na betekening van dit vonnis zijn medewerking verleent, aan de vrouw vervangende toestemming wordt verleend voor hetgeen hiervoor is genoemd en bepaalt dat dit vonnis in de plaats zal treden van een opdracht tot dienstverlening aan een door de vrouw gekozen makelaar, de door de makelaar op te stellen koopovereenkomst en een door de notaris op te stellen akte van levering met betrekking tot de woning met toebehoren, voor zover het betreft het verlenen van toestemming van de man tot die verkoop en levering;
IV. de vrouw als dwangvertegenwoordiger aanwijs met als doel de man te vertegenwoordigen bij de notariële akte tot verkoop van de woning met toebehoren;
V. bepaalt dat de verkoopopbrengst van de woning en de waarde van de tot dan opgebouwde spaarhypotheek worden gebruikt voor aflossing van de hypothecaire geldlening en eventuele overige verkoopkosten;
VI. de over- of onderwaarde bij helfte verdeelt;
VII. bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de voor de eigendomsoverdracht en levering van de woning met toebehoren noodzakelijke toestemmingen en of wilsverklaring en of handtekening van de man.
3.2.
De vrouw legt – samengevat – aan haar vordering ten grondslag dat zij nog steeds hoofdelijk aansprakelijk is voor de aan de woning verbonden hypothecaire lening. Van de vrouw kan niet worden verwacht dat zij onnodig lang in een onverdeelde gemeenschap blijft zitten. Zij heeft daarom belang bij de verdeling van de gemeenschappelijke goederen.
3.3.
De man voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Bevoegdheid en toepasselijk recht

4.1.
De zaak heeft een internationaal karakter omdat de vrouw in [land] woont. De rechtbank is bevoegd van het geschil kennis te nemen omdat partijen ter zitting uitdrukkelijk hebben verklaard het erover eens te zijn dat deze rechtbank bevoegd is en dat het Nederlands recht op de rechtsverhouding tussen hen van toepassing is.
4.2.
Partijen twisten over de financiële afwikkeling van hun relatie. De rechtbank zal hieronder de verschillende geschilpunten behandelen.
4.3.
De rechtbank stelt bij haar beoordeling het volgende voorop.
Partijen woonden samen zonder dat zij getrouwd waren of een samenlevingsovereenkomst hadden gesloten. Dit betekent dat de vermogensrechtelijke verhouding tussen hen beiden wordt bepaald aan de hand van het algemeen verbintenissenrecht.
Daarbij kan tussen partijen, uitdrukkelijk dan wel stilzwijgend, een overeenkomst tot stand zijn gekomen die (ook) de vermogensrechtelijke aspecten van hun samenleving regelt. Daarnaast is het mogelijk dat een van partijen, indien aan de voorwaarden van ongerechtvaardigde verrijking is voldaan, een aanspraak heeft op teruggave of vergoeding van bepaalde uitgaven die zijn gegeven aan of ten gunste gekomen van de andere partij.
Ook als voor bepaalde uitgaven niet een vergoedingsrecht van de ene samenlevende op de andere samenlevende kan worden aangenomen op grond van een tussen partijen gesloten overeenkomst of op grond van de overige in het Burgerlijk Wetboek geregelde rechtsfiguren, kan zo’n vergoedingsrecht in verband met de bijzondere omstandigheden van het geval voortvloeien uit de eisen van de redelijkheid en billijkheid. Het ligt daarbij op de weg van de partij die zich op een vergoedingsrecht beroept om dergelijke bijzondere omstandigheden in te stellen (HR 10 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:707).
De woning
4.4.
De man wil de woning niet overnemen. Hij stemt ermee in dat deze wordt verkocht aan een derde. De rechtbank begrijpt dat partijen het hierover (inmiddels) eens zijn. Tijdens de mondelinge behandeling hebben zij afgesproken dat zij hiervoor binnen een week na de zitting een makelaar zullen benaderen. Als het goed is, is dit dus nu al gebeurd. Voor het geval dit nog niet is gebeurd, bepaalt de rechtbank dat partijen hiertoe gezamenlijk, uiterlijk binnen één week na de datum van dit vonnis, een verkoopopdracht zullen verstrekken aan een makelaar. Als partijen het niet in onderling overleg eens kunnen worden over een makelaar, dan dient de vrouw binnen vier weken na betekening van dit vonnis drie makelaars voor te stellen aan de man, waaruit de man er vervolgens binnen twee weken na het voorstel van de vrouw één dient te kiezen. Als de man geen keuze maakt, mag de vrouw zelfstandig een makelaar benaderen die het verkoopproces begeleid.
4.5.
Nu de man tijdens de zitting heeft toegezegd zijn volledige medewerking te verlenen aan de verkoop en levering van de woning aan een derde, ziet de rechtbank geen aanleiding voor toewijzing van de vorderingen van de vrouw op dit punt. De vorderingen onder III, IV en VII zullen worden afgewezen.
De opbrengst van de woning
4.6.
De vrouw wil dat de verkoopopbrengst bij helfte wordt verdeeld.
De man vindt een verdeling bij helfte in strijd met de redelijkheid en billijkheid. Hij wil dat rekening wordt gehouden met de vanaf het begin van de relatie door hem betaalde aflossing van de hypotheek en premies van de levensverzekering. Subsidiair wil hij dat rekening wordt gehouden met de door hem betaalde kosten vanaf het moment dat de vrouw de woning heeft verlaten en niets meer heeft bijgedragen. Van wat dan overblijft, wil de man 75 procent toebedeeld krijgen en kan de vrouw 25 procent krijgen.
4.7.
Omdat partijen ieder voor de helft eigenaar zijn van de woning en ieder voor de helft gerechtigd zijn tot het spaargedeelte van de levensverzekering, is het uitgangspunt dat zij ieder voor de helft delen in de opbrengst daarvan. De man wil een afwijkende verdeling.
Het is dan ook aan hem om te stellen en zo nodig te bewijzen dat er een afwijkende verdeling moet komen. De rechtbank constateert dat partijen tijdens hun samenwoning geen administratie daarvan hebben bijgehouden en ook eventuele afspraken niet hebben vastgelegd. Bijzondere omstandigheden die moeten leiden tot een andere verdeling dan bij helfte, heeft de man niet aangevoerd. Er is dan ook geen grond waarom bij de verdeling van de opbrengst rekening moet worden gehouden met hetgeen de man tijdens de samenwoning (misschien) meer heeft betaald dan de vrouw. Dit betekent dat ook de waarde van het spaargedeelte van de levensverzekering dat tijdens de samenwoning is opgebouwd en het rendement daarover tot het moment dat de woning wordt verkocht bij helfte moet worden verdeeld.
Vergoedingsrechten na einde samenwoning
4.8.
Omdat de man nadat partijen de samenwoning hadden beëindigd (november 2020) alle vaste lasten voor de woning heeft betaald, vindt de rechtbank het redelijk dat daarmee wel rekening wordt gehouden bij de verdeling van de opbrengst van de woning. Het gaat daarbij om de door hem betaalde aflossing van de hypotheekschuld (het verschil tussen de hoogte van hypotheekschuld eind oktober 2020 en de hoogte van de hypoheekschuld op het moment van overdracht van de woning). De vrouw moet de helft van de in die periode gedane aflossing aan de man vergoeden.
4.9.
De man heeft vanaf november 2020 de premie voor de levensverzekering voldaan. Omdat de vrouw voor de helft meedeelt in de waardevermeerdering van het spaargedeelte daarvan, dient de vrouw ook de helft van de vanaf november 2020 betaalde premie te dragen en dus aan de man te vergoeden.
Conclusie
4.10.
Gezien het voorgaande zal de rechtbank bepalen dat de woning moet worden verkocht, het spaargedeelte van de aan de hypotheek verbonden overlijdensrisicoverzekering te gelde moet worden gemaakt. Na betaling aan de man van de helft van de door hem vanaf november 2020 verrichte aflossingen en betaalde premie, wordt de over- of onderwaarde tussen partijen gelijkelijk verdeeld.
4.11.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
bepaalt dat de woning zal worden verkocht en geleverd aan een derde op de wijze zoals beschreven in 4.4 en dat partijen het spaargedeelte van de overlijdensrisicoverzekering bij TAF B.V. met polisnummer [polisnummer] zal worden beëindigd,
5.2.
bepaalt dat uit de verkoopopbrengst van de woning (na aflossing van de hypothecaire lening en betaling van de aan de verkoop verbonden kosten) en de uitkering van het spaargedeelte van genoemde overlijdensrisicoverzekering de man vergoed krijgt de bedragen bedoeld onder 4.8 en 4.9,
5.3.
bepaalt dat het bedrag dat na de betalingen als bedoeld onder 5.2 overblijft tussen partijen bij helfte wordt verdeeld dan wel, indien een schuld overblijft, partijen ieder voor de helft daarvoor draagplichtig zijn,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. Gisolf en in het openbaar uitgesproken op 20 oktober 2021. [1]

Voetnoten

1.type: IK