ECLI:NL:RBNHO:2021:9944

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 november 2021
Publicatiedatum
5 november 2021
Zaaknummer
HAA 21/4222
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennelijk niet-ontvankelijk verklaard verzoek om voorlopige voorziening wegens niet tijdig betalen griffierecht

Op 9 november 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoeker en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Medemblik. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening naar aanleiding van een last onder dwangsom die aan de verzoeker was opgelegd. De verzoeker had bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit van 10 augustus 2021 en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. Het is vastgesteld dat de verzoeker het griffierecht, dat op € 181,- is vastgesteld, niet tijdig heeft betaald. De griffier had de verzoeker per aangetekende brief op 7 oktober 2021 in de gelegenheid gesteld om het griffierecht binnen twee weken te betalen. Deze brief is op 26 oktober 2021 bezorgd, maar de verzoeker heeft niet gereageerd en het griffierecht niet betaald.

Aangezien de verzoeker geen verontschuldiging heeft gegeven voor het niet tijdig betalen van het griffierecht, heeft de voorzieningenrechter het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. E. Jochem, in aanwezigheid van M. van der Elst, griffier, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/4222

uitspraak van de voorzieningenrechter van 9 november 2021 in de zaak tussen

[verzoeker], te [woonplaats], verzoeker,

en

het college van burgemeester en wethouders van gemeente Medemblik, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 10 augustus 2021 (primair besluit) heeft verweerder aan verzoeker een last onder dwangsom opgelegd.
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Iemand die een verzoek om voorlopige voorziening indient, moet op grond van artikel 8:82, eerste lid, van de Awb griffierecht betalen. In een zaak als deze is het griffierecht op grond van artikel 8:82, tweede lid, van de Awb € 181,-. De griffier van de rechtbank stelt op grond van artikel 8:82, derde lid, van de Awb in samenhang met artikel 8:41, vijfde lid, van de Awb een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Dat betekent in dit verband dat het hele bedrag binnen die termijn is bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dat het binnen die termijn is betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig wordt betaald, verklaart de voorzieningenrechter op grond van artikel 8:82, derde lid, van de Awb in samenhang met artikel 8:41, zesde lid, van de Awb het verzoek niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is.
3. De griffier heeft bij aangetekend verzonden brief van 7 oktober 2021 verzoeker in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen twee weken na dagtekening van die brief. Onderzoek in het Track & Trace-systeem van PostNL heeft uitgewezen dat deze brief op 26 oktober 2021 is bezorgd. Verzoeker heeft niet gereageerd.
4. Verzoeker heeft het griffierecht niet op tijd betaald. Verzoeker heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim.
5. Het verzoek is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Jochem, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van M. van der Elst, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.