ECLI:NL:RBNHO:2022:10016

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 november 2022
Publicatiedatum
11 november 2022
Zaaknummer
C/15/322424 / HA ZA 21-615
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindvonnis in civiele procedure over gebruiksvergoeding en proceskosten na tussenvonnis

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, is op 16 november 2022 een eindvonnis gewezen in de zaak tussen [eiser 1] c.s. en [gedaagde]. De zaak betreft een geschil over de gebruiksvergoeding voor een woning en de proceskosten na een eerder tussenvonnis van 18 mei 2022. In dat tussenvonnis werd [gedaagde] veroordeeld om de woning te verlaten en een gebruiksvergoeding van € 1.000,- per maand te betalen aan [eiser 1] c.s. De rechtbank heeft in dit eindvonnis de verdere beoordeling van de overige vorderingen aangehouden, omdat partijen overeenstemming hebben bereikt over de oplevering van de woning en de nutsvoorzieningen. Echter, er bleef onenigheid bestaan over de kosten en de proceskostenveroordeling.

[gedaagde] heeft in zijn verweer gesteld dat hij tijdig vervangende woonruimte heeft gevonden en dat hij heeft geprobeerd om tot een oplossing te komen, maar dat [eiser 1] c.s. dit onmogelijk maakte. Hij heeft ook aangevoerd dat hij door het conservatoir beslag van [eiser 1] c.s. niet in staat was om de gebruiksvergoeding te betalen. Aan de andere kant heeft [eiser 1] c.s. zijn vorderingen omtrent de buitengerechtelijke incassokosten en proceskostenveroordeling gehandhaafd, en betoogd dat [gedaagde] niet volledig aan het tussenvonnis heeft voldaan.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de vordering met betrekking tot de nutsvoorzieningen en schadevergoeding is ingetrokken en dat de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zijn afgewezen. De rechtbank heeft [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten, omdat de procedure noodzakelijk was om de patstelling tussen partijen te doorbreken. De totale proceskosten zijn vastgesteld op € 1.958,51, te vermeerderen met wettelijke rente. Daarnaast zijn beslagkosten van € 1.096,34 toegewezen, eveneens te vermeerderen met wettelijke rente. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/322424 / HA ZA 21-615
Vonnis van 16 november 2022 (bij vervroeging)
in de zaak van

1.[eiser 1],

aanvankelijk wonende te [plaats 1] (Verenigde Arabische Emiraten),
thans wonende, althans verblijvende in Nederland,
2.
[eiser 2],
wonende te [plaats 2],
eisers,
hierna samen te noemen: [eiser 1] c.s.,
advocaat mr. N. Lubach te Alkmaar,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats 2],
gedaagde,
hierna te noemen: [gedaagde],
advocaat mr. M. Westerveld te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser 1] c.s. en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 18 mei 2022
  • het B16-formulier d.d. 26 oktober 2022 waarin [gedaagde] zich heeft uitgelaten over de
gewenste voortzetting
- het B16-formulier d.d. 26 oktober 2022 waarin [eiser 1] c.s. zich heeft uitgelaten over de
gewenste voortzetting.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In het tussenvonnis van 18 mei 2022 heeft de rechtbank [gedaagde] veroordeeld de woning aan de [adres] te [plaats 2] te verlaten met het zijne en de zijnen uiterlijk vóór 9 september 2022 of, als [gedaagde] eerder de beschikking zou krijgen over een vervangende huurwoning, uiterlijk een week nadat hij de beschikking over die woning had gekregen, op straffe van een dwangsom. Daarnaast is [gedaagde] veroordeeld aan [eiser 1] c.s. een gebruiksvergoeding te betalen van € 1.000,- per maand vanaf 1 mei 2021 tot de dag dat hij de woning heeft verlaten.
2.2.
De beslissing over de overige vorderingen is aangehouden.
Standpunt [gedaagde]
2.3.
[gedaagde] heeft in zijn reactie verklaard dat hij er in is geslaagd om met gebruikmaking van zijn urgentieverklaring binnen de door de rechtbank geboden termijn vervangende woonruimte te vinden en te verhuizen. Verder heeft hij verklaard dat partijen in onderling overleg afspraken hebben gemaakt over de oplevering van de woning aan de [adres], zodat over de aangehouden vorderingen van kosten voor nutsvoorzieningen en schadevergoeding geen beslissing meer hoeft te worden genomen door de rechtbank.
[gedaagde] heeft verklaard dat partijen echter geen overeenstemming hebben kunnen bereiken over de kosten. Hij heeft zich op het standpunt gesteld dat de proceskosten gecompenseerd moeten worden. Hij heeft aangevoerd dat hij steeds heeft willen meewerken maar dat [eiser 1] c.s. een oplossing onmogelijk maakte. Daarbij heeft hij erop gewezen dat hij de gebruiksvergoeding die nu is vastgesteld eerder al had aangeboden maar dat [eiser 1] c.s. aanspraak bleven maken op een hogere vergoeding, waardoor het ook niet mogelijk was voor hem om een bankgarantie te stellen. Hij heeft benadrukt dat deze hogere vergoeding in deze procedure echter is afgewezen en [eiser 1] c.s. op dat punt in het ongelijk gesteld is.
Verder heeft hij er op gewezen dat het voor hem als gevolg van het door [eiser 1] c.s. gelegde conservatoir beslag niet mogelijk was het vonnis, gewezen tussen hem en Van Groningen, verder ten uitvoer te doen leggen, terwijl [eiser 1] c.s. ondanks meerdere verzoeken daartoe niet bereid was het beslag op te heffen. [gedaagde] heeft gesteld dat [eiser 1] c.s. hem hierdoor feitelijk de mogelijkheid onthouden heeft om tussentijds een vergoeding voor het gebruik van de woning te betalen aan [eiser 1] c.s..
Standpunt [eiser 1] c.s.
2.4.
[eiser 1] c.s. heeft in zijn reactie verklaard dat partijen over de nutsvoorzieningen en de oplevering overeenstemming hebben bereikt, maar dat hij zijn vorderingen omtrent de buitengerechtelijke incassokosten en een proceskostenveroordeling handhaaft.
Hij heeft aangevoerd dat [gedaagde] zich schuldig maakt aan cherrypicking door in zijn uitlating te benadrukken dat voorstellen eerder niet zouden zijn geaccepteerd en dat dit aan [eiser 1] c.s. te verwijten valt. [eiser 1] c.s. heeft benadrukt dat deze voorstellen onderdeel uitmaakten van een meeromvattend voorstel waarvan delen door [eiser 1] c.s. en delen door [gedaagde] niet akkoord bevonden werden. Verder heeft hij benadrukt dat hij meerdere procedures heeft moeten voeren om [gedaagde] zover te krijgen dat hij de woning zou gaan verlaten waardoor hij forse kosten heeft moeten maken. Tot slot heeft hij er op gewezen dat [gedaagde] ook niet geheel aan het tussenvonnis heeft voldaan omdat hij in juni 2022 al de sleutels van zijn vervangende woning had gekregen maar de woning pas op 11 augustus 2022 heeft verlaten en de verschuldigde gebruiksvergoeding tot op heden nog niet heeft betaald.
De rechtbank
2.5.
De rechtbank begrijpt dat de vordering met betrekking tot de nutsvoorzieningen en de gevorderde schadevergoeding door [eiser 1] c.s. zijn ingetrokken en geen nadere beoordeling behoeven.
2.6.
Ten aanzien van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten wordt overwogen dat. [eiser 1] c.s. de gevorderde vergoeding van € 949,75 (grotendeels) heeft gebaseerd op zijn gestelde vordering van € 19.275,- op [gedaagde]. De door [eiser 1] c.s. gevorderde bedragen zijn echter niet toegewezen. Wel is een lagere gebruiksvergoeding toegewezen, maar de hoogte van die gebruiksvergoeding is pas vastgesteld in het tussenvonnis. Om die reden wordt geoordeeld dat de gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten wordt afgewezen.
2.7.
Ten aanzien van de proceskosten wordt overwogen dat naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk geworden is dat de onderhavige procedure noodzakelijk was om de ontstane patstelling tussen partijen te doorbreken en [gedaagde] daadwerkelijk te bewegen de woning te verlaten. Om die reden ziet de rechtbank aanleiding [gedaagde] als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij te veroordelen in de kosten van deze procedure tot op heden aan de zijde van [eiser 1] c.s. begroot op:
dagvaarding € 106,01
vastrecht € 445,00
salaris advocaat
€ 1.407,50(2,5 punten à € 563,00)
totaal € 1.958,51
2.8.
De gevorderde wettelijke rente over deze kosten is eveneens toewijsbaar.
2.9.
Ter zake van de door [eiser 1] c.s. gevorderde vergoeding voor beslagkosten te vermeerderen met wettelijke rente, zijn de volgende bedragen toewijsbaar:
explootkosten € 533,34
salaris advocaat
€ 563,00(1 punt à € 563,00)
Totaal € 1.096,34
2.10.
Ten aanzien van de gevorderde veroordeling in de nakosten wordt overwogen dat volgens vaste rechtspraak (zie HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853) een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel oplevert. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten. De rechtbank zal daarom de nakosten niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser 1] c.s. te betalen een bedrag van € 1.958,51 ter zake van de proceskosten te vermeerderen met een de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van algehele betaling;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser 1] c.s. te betalen een bedrag van € 1.096,34 ter zake van de beslagkosten te vermeerderen met een de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van algehele betaling;
3.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Schotman en in het openbaar uitgesproken op 16 november 2022. [1]

Voetnoten

1.type: 1155