Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Wet werk en bijstand Artikel 58 – Terugvordering (geldend op 25 maart 2009)
1. Het college van de gemeente die de bijstand heeft verleend kan kosten van bijstand terugvorderen, voorzover de bijstand:
ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend;
in de vorm van geldlening is verleend en de uit de geldlening voortvloeiende verplichtingen niet of niet behoorlijk worden nagekomen;
voortvloeit uit gestelde borgtocht;
ingevolge artikel 52 bij wijze van voorschot is verleend en nadien is vastgesteld dat geen recht op bijstand bestaat;
anderszins onverschuldigd is betaald voorzover de belanghebbende dit redelijkerwijs had kunnen begrijpen, of
anderszins onverschuldigd is betaald, waaronder begrepen dat:
1° de belanghebbende naderhand met betrekking tot de periode waarover bijstand is verleend, over in aanmerking te nemen middelen als bedoeld in paragraaf 3.4 beschikt of kan beschikken;
2° bijstand is verleend met een bepaalde bestemming en naderhand door de belanghebbende vergoedingen of tegemoetkomingen worden ontvangen met het oog op die bestemming.
2. Indien een gemeente ingevolge artikel 42, derde lid, gehouden is kosten van bijstand over een bepaalde periode aan een andere gemeente te vergoeden, geschiedt de terugvordering over die periode, voorzover zij nog niet heeft plaatsgehad, door het college van eerstgenoemde gemeente.
3. Het in aanmerking nemen van in de voorafgaande drie maanden ontvangen middelen wordt niet als terugvordering beschouwd.
4. Bij gebreke van tijdige betaling kan de vordering worden verhoogd met de wettelijke rente en de op de terugvordering betrekking hebbende kosten. Loonbelasting en de premies volksverzekeringen waarvoor de gemeente die de bijstand verstrekt krachtens de Wet op de loonbelasting 1964 inhoudingsplichtige is, alsmede de vergoeding, bedoeld in artikel 46 van de Zorgverzekeringswet, kunnen worden teruggevorderd, voorzover deze belasting, premies en vergoeding niet verrekend kunnen worden met de door het college af te dragen loonbelasting, premies volksverzekeringen en vergoeding.
5. Terugvordering als bedoeld in het eerste lid, onderdeel e, vindt niet plaats, indien de betreffende kosten zijn gemaakt meer dan twee jaar vóór de datum van verzending van het besluit tot terugvordering.
Participatiewet Artikel 58
1. Het college van de gemeente die de bijstand heeft verleend vordert de kosten van bijstand terug voor zover de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is ontvangen als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid, of de verplichtingen, bedoeld in artikel 30c, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.
7. In afwijking van het eerste lid kan het college besluiten van terugvordering of van verdere terugvordering als bedoeld in het eerste lid af te zien, indien de persoon van wie de kosten van bijstand worden teruggevorderd:
a. gedurende tien jaar volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan;
b. gedurende tien jaar niet volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, maar het achterstallige bedrag over die periode, vermeerderd met de daarover verschuldigde wettelijke rente en de op de invordering betrekking hebbende kosten, alsnog heeft betaald;
c. gedurende tien jaar geen betalingen heeft verricht en niet aannemelijk is dat hij deze op enig moment zal gaan verrichten; of
d. een bedrag, overeenkomend met ten minste 50% van de restsom, in één keer aflost.
8. Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn kan het college besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien.
Beleidsregels terug- en invordering en verhaal WWB 2012 gemeente [plaats]
Artikel 13. Fraudeschulden
1. Onder een fraudeschuld wordt verstaan: ten onrechte verstrekte bijstand wegens schending van de inlichtingenplicht zoals bedoeld in artikel 17 lid 1 WWB of artikel 44 lid 1 WIJ;
2. Fraudeschulden worden in alle gevallen terug- en ingevorderd, waarbij rekening wordt gehouden met inkomen en vermogen;
3. Alvorens een benadelingsbedrag wordt vastgesteld, maar het aannemelijk is dat de benadeling groter dan € 10.000,00 zal zijn, kan conservatoir beslag door een deurwaarder worden gelegd op geld en goederen van betrokkene.
4. Burgemeester en wethouders kunnen afzien van invordering als:
a. ten minste 50% van de fraudevordering is voldaan èn als volgt aan de opgelegde betaalverplichting is voldaan:
gedurende 72 maanden bij een fraudevordering tot € 10.000,00;
gedurende 84 maanden bij een fraudevordering tot € 25.000,00;
gedurende 96 maanden bij een fraudevordering tot € 50.000,00;
gedurende 120 maanden bij een fraudevordering tot € 100.000,00;
gedurende 144 maanden bij een fraudevordering boven € 100.000,00.
Indien betrokkene niet heeft voldaan aan de hier bedoelde betaalverplichting kunnen de niet-betaalde termijnen alsnog ineens worden betaald tegen finale kwijting;
b. na 72 maanden geen betalingen zijn ontvangen en het niet aannemelijk is dat deze nog zullen worden ontvangen; of als
c. gedurende 36 maanden volledig aan de opgelegde betaalverplichting is voldaan en een afkoopvoorstel wordt gedaan met als uitgangspunt dat ten minste 50% van het restsaldo wordt voldaan.
5.Voorafgaande aan het jaar waarin kan worden besloten af te zien van invordering, wordt een vermogensonderzoek naar de debiteur ingesteld.
6. In geval van meerdere fraudebesluiten wordt lid 4 per fraudebesluit toegepast.
7. Burgemeester en wethouders kunnen alleen overwegen mee te werken aan een minnelijke schuldregeling als ten minste 36 maanden aan de opgelegde betaalverplichting is voldaan en hiermee ten minste 50% van de hoofdsom is voldaan;
8. In geval sprake is van een combinatie van fraude- en niet-fraudevorderingen en/of geldleningen, zal debiteur eerst gedurende de onder lid 4 onder a. genoemde maanden moeten aflossen op de fraudeschuld, waarna een restsaldo van deze fraudeschuld buiten invordering wordt gesteld en zal debiteur vervolgens gedurende (maximaal) 36 maanden moeten aflossen op de niet-fraudeschuld of geldlening, waarna een restsaldo van deze niet fraudeschuld of geldlening buiten invordering wordt gesteld.
9. In geval van fraudevorderingen is artikel 12 niet van toepassing.
Artikel 30. Hardheidsclausule
Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen ten gunste van de betrokkene afwijken van de bepalingen in deze beleidsregels, als strikte toepassing van deze beleidsregels leidt tot onbillijkheden van zwaarwegende aard.
Beleidsregels Terug- en Invordering en verhaal Participatiewet gemeente [plaats] 2015
Artikel 13. Fraudeschulden
1. Onder een fraudeschuld wordt verstaan: ten onrechte verstrekte bijstand wegens schending van de inlichtingenplicht zoals bedoeld in artikel 17 lid 1 Participatiewet .
2. Fraudeschulden worden in alle gevallen terug- en ingevorderd, waarbij rekening wordt gehouden met inkomen en vermogen.
3. Alvorens een benadelingsbedrag wordt vastgesteld, maar het aannemelijk is dat de benadeling groter dan € 2.000,00 zal zijn, kan conservatoir beslag door een deurwaarder worden gelegd op geld en goederen van betrokkene.
4. Voorafgaande aan het jaar waarin kan worden besloten af te zien van invordering zoals opgenomen in artikel 58 lid 7 sub a, b, en c Participatiewet, wordt een vermogensonderzoek naar de debiteur ingesteld.
5. Wanneer belanghebbende minimaal 75% van het totale benadelingsbedrag ineens aflost, zoals bedoeld in artikel 58 lid 7 sub d Participatiewet, dan ziet het college af van verder terugvordering. Voorafgaand aan dit besluit wordt een vermogensonderzoek naar de debiteur ingesteld.
6. In geval sprake is van een combinatie van boete, fraude- en niet-fraudevorderingen en/of geldleningen, zal debiteur eerst de boete moeten aflossen, vervolgens de fraudeschuld, en zal debiteur vervolgens gedurende (maximaal) 36 maanden moeten aflossen op de niet-fraudeschuld of geldlening, waarna een restsaldo van deze niet fraudeschuld of geldlening buiten invordering wordt gesteld.
Artikel 30. Hardheidsclausule
Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen ten gunste van de betrokkene afwijken van de bepalingen in deze beleidsregels, als strikte toepassing van deze beleidsregels leidt tot onbillijkheden van zwaarwegende aard.