In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 16 november 2022 een verstekvonnis gewezen in een geschil tussen de besloten vennootschap Greenacre Capital Group B.V. en Klarna Bank AB (publ) als eisende partij, en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij had een kredietovereenkomst aangegaan met de gedaagde, maar de kantonrechter moest beoordelen of deze overeenkomst onder de uitzondering van artikel 7:58 lid 2 onder e van het Burgerlijk Wetboek viel. De eisende partij stelde dat er geen rente en andere kosten in rekening werden gebracht bij tijdige betaling, en dat de overeenkomst daarom niet onder de informatieplichten viel.
De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de gedaagde partij akkoord was gegaan met de Algemene Voorwaarden van Klarna, waarin staat dat bij te late betaling kosten in rekening kunnen worden gebracht. Dit betekent dat de kredietovereenkomst niet voldoet aan de voorwaarden voor de uitzondering. De kantonrechter heeft ook vastgesteld dat de eisende partij niet voldoende had aangetoond dat zij voldeed aan de informatieplichten van artikel 7:60 BW en de kredietwaardigheidstoets van artikel 4:34 lid 1 van de Wet op het financieel toezicht. Hierdoor kon de kantonrechter niet vaststellen of de eisende partij aan de wettelijke eisen had voldaan.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van de eisende partij afgewezen en deze in de proceskosten veroordeeld, die voor de gedaagde partij op nihil zijn vastgesteld. Dit vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.