ECLI:NL:RBNHO:2022:10839

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 december 2022
Publicatiedatum
6 december 2022
Zaaknummer
9850122 \ CV EXPL 22-2619
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van informatieplichten bij abonnementsovereenkomsten en sancties bij schending

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 7 december 2022 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen NS Reizigers B.V. en een gedaagde partij die niet is verschenen. De zaak betreft een abonnementsovereenkomst waarbij de eisende partij stelt dat de overeenkomst tot stand is gekomen na een succesvolle iDealbetaling. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eisende partij niet heeft voldaan aan de (pre)contractuele informatieplichten zoals vastgelegd in de artikelen 6:230m en 6:230v van het Burgerlijk Wetboek. Dit betreft met name de informatieplicht over het herroepingsrecht, die niet op een duidelijke manier aan de gedaagde partij is verstrekt.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de eisende partij onvoldoende bewijs heeft geleverd dat de gedaagde partij voorafgaand aan de overeenkomst op de hoogte is gesteld van zijn rechten. Hierdoor is de herroepingstermijn verlengd, maar de gedaagde partij heeft geen gebruik gemaakt van deze mogelijkheid. De kantonrechter heeft besloten dat de overeenkomst gedeeltelijk wordt vernietigd, wat resulteert in een toewijzing van een bedrag van € 7,50 aan abonnementsgelden.

Daarnaast heeft de eisende partij een vordering ingediend voor reiskosten en correctietarieven. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering voor reiskosten van € 86,68 toewijsbaar is, evenals het correctietarief van € 12,00. In totaal is er een bedrag van € 146,18 aan hoofdsom toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente. De gedaagde partij is ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken door de kantonrechter M.M. Kruithof.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9850122 \ CV EXPL 22-2619
Uitspraakdatum: 7 december 2022
Verstekvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NS Reizigers B.V.
gevestigd te Utrecht
de eisende partij
gemachtigde: Landelijke Associatie Van Gerechtsdeurwaarders B.V.
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.De verdere procedure

1.1.
Bij tussenvonnis van 31 augustus 2022 (hierna: het tussenvonnis) heeft de kantonrechter de eisende partij in de gelegenheid gesteld haar vordering nader toe te lichten, hetgeen zij bij akte van 28 september 2022 heeft gedaan.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De kantonrechter blijft bij wat in het tussenvonnis is overwogen en beslist. Er bestaat geen aanleiding om daarop terug te komen.
De abonnementsovereenkomst; artikel 6:230v lid 3 BW
2.2.
De eisende partij heeft gesteld en onderbouwd dat de abonnementsovereenkomst tot stand komt na een succesvolle (eerste) iDealbetaling en niet met het aanklikken van een bestelknop. De kantonrechter is van oordeel dat hiermee is voldaan aan de vereisten van artikel 6:230v lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De eisende partij heeft het bestelproces immers zo ingericht dat het voor de consument op niet voor misverstand vatbare wijze duidelijk is gemaakt dat zijn bestelling een betalingsverplichting inhoudt.
De abonnementsovereenkomst; overige essentiële (pre)contractuele informatieplichten
2.3.
De eisende partij vindt dat zij voor wat betreft de abonnementsovereenkomst heeft voldaan aan de (pre)contractuele informatieplichten. Ter onderbouwing hiervan heeft zij schermafdrukken van het bestelproces en een (voorbeeld)bestelbevestiging voorzien van een toelichting overgelegd.
2.4.
De kantonrechter vindt dat niet voldoende. Uit deze toelichting en stukken blijkt niet (voldoende) dat de eisende partij voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst heeft voldaan aan de (essentiële) informatieplicht als bedoeld in artikel 6:230m lid 1 onder h BW. De eisende partij heeft onvoldoende gesteld en onderbouwd dat zij de gedaagde partij voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst heeft gewezen op het herroepingsrecht.
2.5.
De in artikel 6:230m lid 1, onder a, e, o en p, BW genoemde informatie dient op een duidelijke en in het oog springende manier en onmiddellijk voordat de consument zijn bestelling plaatst, te worden verstrekt (artikel 6:230v lid 2 BW). De eisende partij heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat aan deze wettelijke eis is voldaan.
2.6.
Om te kunnen vaststellen dat is voldaan aan artikel 6:230v lid 7 onder a BW moet bovendien een bestelbevestiging worden overgelegd die voldoet aan de eisen van dat artikel. Dat wil zeggen een concrete, daadwerkelijk aan de gedaagde partij verzonden bestelbevestiging. Die ontbreekt in dit geval. De kantonrechter blijft daarom bij haar oordeel dat niet aan de contractuele informatieplicht van artikel 6:230v lid 7 BW is voldaan.
2.7.
De kantonrechter zal voor deze twee schendingen een sanctie toepassen.
Welke sancties horen hierbij?
2.8.
De schending van het herroepingsrecht heeft tot gevolg dat de herroepingstermijn van veertien dagen is verlengd tot het moment waarop alle ontbrekende gegevens alsnog op de voorgeschreven wijze aan de gedaagde partij zijn verstrekt, doch met ten hoogste twaalf maanden (artikel 6:230o lid 2 BW). Nu deze termijn al is verstreken en niet is gesteld of gebleken dat de gedaagde partij de overeenkomst heeft willen herroepen, zal de kantonrechter aan dit gebrek enkel de hieronder te noemen sanctie verbinden.
2.9.
Zoals in het tussenvonnis is overwogen zal de overeenkomst gedeeltelijk worden vernietigd, te weten voor 25% van de door de gedaagde partij verschuldigde abonnementsgelden. Een bedrag van € 7,5‬0 (€ 10,00 x 0.75) aan abonnementsgelden zal worden toegewezen.
De reisovereenkomst: artikel 6:230h lid 5 BW
2.10.
De eisende partij heeft in haar akte aangegeven het eens te zijn met de kantonrechter dat de reisovereenkomst valt onder de uitzondering van artikel 6:230h lid 5 BW. De reisovereenkomst komt namelijk tot stand wanneer de reiziger instapt en eindigt wanneer deze uitstapt. De eisende partij heeft voldoende onderbouwd dat is voldaan aan de informatieplichten als genoemd in artikel 6:230h lid 5 BW. De eisende partij vordert van de gedaagde partij een bedrag van € 98,68 aan reiskosten. Blijkens de overgelegde facturen bedraagt de vordering voor wat betreft de reiskosten op de gedaagde partij echter € 86,68, zodat dit bedrag aan reiskoten toewijsbaar is.
Correctietarief
2.11.
De eisende partij heeft toegelicht dat het in rekening gebrachte bedrag van € 12,00 aan correctietarieven is gebaseerd op artikel 3 en artikel 14 van de productvoorwaarden. Dit bedrag komt de kantonrechter niet onredelijk voor, zodat ook dit deel van de vordering zal worden toegewezen.
Conclusie en kosten
2.12.
Gelet op het voorgaande is een bedrag van € 106,18‬ (€ 7,5‬0 + € 86,68 + € 12,00) aan hoofdsom toewijsbaar.
2.13.
De buitengerechtelijke kosten zijn toewijsbaar over deze hoofdsom, tot een bedrag van € 40,00.
2.14.
De wettelijke rente zal worden toegewezen over de toewijsbare hoofdsom vanaf de dag van de dagvaarding.
2.15.
De gedaagde partij wordt (grotendeels) in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten voor de genomen akte blijven echter voor rekening van de eisende partij, aangezien het aan haarzelf te wijten is dat het nodig was deze extra akte op te stellen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling aan de eisende partij van € 146,18‬, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 106,18 vanaf 1 april 2022 tot aan de dag van de gehele betaling;
3.2.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van de eisende partij tot en met vandaag vaststelt op:
€ 107,22 wegens dagvaardingskosten,
€ 128,00 wegens griffierecht en
€ 37,00 wegens salaris gemachtigde;
3.3.
verklaart de veroordeling(en) in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Kruithof en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter