5.5Aan de bezwaargrond van eisers dat er mogelijk nog een vergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, aanhef en onder e, van de Wabo nodig is, gaat verweerder voorbij, omdat dit een (in bezwaar niet meer toegestane) uitbreiding van het verzoek om handhaving is.
De beroepsgronden in beide beroepen
6. Volgens eisers heeft verweerder (en in voorkomend geval de burgemeester) ten onrechte afgezien van handhavend optreden tegen het oprichten en gebruik van de tenten op het buitenterrein van NSV. De beroepsgronden van eisers zijn identiek en luiden - kort samengevat - als volgt:
a. Voor het houden van events op het buitenterrein is geen exploitatievergunning verleend. Er is daarom strijd met de Algemene plaatselijke verordening (Apv) en daarop had moeten worden gehandhaafd.
b. De tenten zijn bouwwerken in de zin van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo, en voor het oprichten van de tenten is geen omgevingsvergunning verleend.
c. Verweerder stelt zich ten onrechte op het standpunt dat er sprake was van zicht op legalisatie van de met het bestemmingsplan strijdige situatie. Er moet getoetst worden aan de situatie ten tijde van de indiening van het handhavingsverzoek (ex tunc) en toen was er van zicht op legalisatie geen sprake.
d. De bestreden besluiten zijn in strijd met diverse algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
Eisers verzoeken ten slotte om toekenning van schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn.
Beoordeling van beroepsgrond a (strijd met Apv)