ECLI:NL:RBNHO:2022:10960

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 december 2022
Publicatiedatum
8 december 2022
Zaaknummer
21/1523
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit afwijzing verzoek om handhaving en besluit om alsnog handhavend op te treden

In deze zaak hebben eisers, [eiser 1] en [eiser 2], een beroep ingesteld tegen de afwijzing van hun verzoek om handhaving door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad. Het primaire besluit, genomen op 24 maart 2020, wees het handhavingsverzoek van eisers af. Na bezwaar van eisers werd dit besluit op 17 februari 2021 herroepen, maar later, op 17 juni 2021, werd het bezwaar van eisers niet-ontvankelijk verklaard en het handhavingsverzoek buiten behandeling gelaten. De rechtbank heeft de zaak op 14 september 2022 behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren.

Eisers wonen in Zaandam en hebben een handhavingsverzoek ingediend tegen de opbouw van een hekwerk zonder vergunning door de besloten vennootschap North Sea Venue B.V. (NSV). De rechtbank heeft vastgesteld dat het hekwerk zich op een afstand van meer dan 180 meter van de woning van eisers bevindt en dat er geen feitelijke gevolgen van enige betekenis voor eisers zijn. De rechtbank concludeert dat eisers niet als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt bij hun verzoek om handhaving, omdat het hekwerk geen gevolgen voor hen heeft. Daarom verklaart de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit 1 niet-ontvankelijk en het beroep tegen het bestreden besluit 2 ongegrond. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eisers.

De uitspraak is gedaan door mr. E. Jochem op 13 december 2022 en is openbaar uitgesproken. Een afschrift van de uitspraak is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/1523

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 december 2022 in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2] , uit Zaandam, eisers,

(gemachtigde: mr. D.N. Lavain),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad(verweerder),
(gemachtigde: mr. C.J. Loggen- ten Hoopen).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
de besloten vennootschap North Sea Venue B.V., uit Zaandam (NSV),
(gemachtigde mr. D.A.J. Sturhoofd).

Inleiding

Bij besluit van 24 maart 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder het op 20 januari 2020 ontvangen handhavingsverzoek van eisers afgewezen.
Met het besluit van 17 februari 2021 op het bezwaar van eisers (het bestreden besluit 1) het bezwaar gegrond verklaard, het primaire besluit herroepen en besloten het handhavingstraject opnieuw te doorlopen.
Met het besluit van 17 juni 2021 heeft verweerder het bestreden besluit 1 herroepen, het bezwaar van eisers niet-ontvankelijk verklaard, het primaire besluit herroepen en het handhavingsverzoek buiten behandeling gelaten.
De rechtbank heeft het beroep op 14 september 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [eiser 2] , de gemachtigde van eisers, de gemachtigde van verweerder en de gemachtigde van NSV.
De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak verlengd.

Beoordeling door de rechtbank

1.1
Eisers wonen samen met hun dochter [dochter] in de woning op het adres [adres] te Zaandam. [eiser 2] exploiteert samen met [dochter] vanuit de woning een [bedrijf] . De woning staat op perceel [perceel 11] .
1.2
Ter zitting is door eisers onweersproken gesteld dat zij ook in gebruik hebben de rond de woning gelegen percelen [perceel 1] (in zijn geheel), [perceel 2] (voor een deel) en [perceel 3] (voor een deel). De rechtbank gaat hier daarom bij de beoordeling van het geschil van uit.
1.3
NSV exploiteert een (zware) horeca-inrichting (horeca categorie 3) in het pand op het adres Hemkade 48, gelegen op perceel [perceel 4] . De gronden in gebruik bij NSV bestaan uit de rond de horeca-inrichting gelegen percelen [perceel 8] , [perceel 5] , [perceel 6] en [perceel 7] .
2.1
In het handhavingsverzoek hebben eisers verzocht om handhavend op te treden tegen de opbouw van een hekwerk zonder vergunning op het terrein van NSV. In de brief is er op gewezen dat “Blokkade van hekwerken tot de openbare gronden en dijklichaam niet is toegestaan” en dat “de situatie in strijd is met de voorschriften van de omgevingsvergunning en het bestemmingsplan.” Er is daarom verzocht om direct tot handhaving over te gaan.
2.2
Naar aanleiding van het handhavingsverzoek is op 10 maart 2020 door een toezichthouder van de gemeente Zaanstad geconstateerd dat naast de bedrijfsloods van NSV een hekwerk met toegangspoort aanwezig is, waar het handhavingsverzoek op ziet. De toegangspoort van ongeveer 2 meter hoog (die fungeert als erfafscheiding aan de westelijke zijde van het pand van NSV) bevindt zich echter achter de voorgevelrooilijn en mag daarom vergunningsvrij worden opgericht (op grond van het bepaalde in artikel 2, bijlage II van het Bor [1] . Bij het primaire besluit heeft verweerder het handhavingsverzoek daarom afgewezen.
Omvang van het geding
3.1
De rechtbank stelt vast dat het bestreden besluit 2 is genomen nadat eisers beroep hebben ingesteld en dat het bestreden besluit 2 geheel in de plaats komt van het bestreden besluit 1.
3.2
Het beroep van eisers richt zich daarom op grond van het bepaalde in artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van rechtswege mede tegen het bestreden besluit 2.
Het bestreden besluit 1
4. Het bestreden besluit 1 is ingetrokken en niet gebleken is dat eisers nog belang hebben bij de beoordeling van dat besluit. Het beroep voor zover gericht tegen het bestreden besluit 1 zal de rechtbank daarom vanwege het ontbreken van (proces-)belang niet-ontvankelijk verklaren.
Het bestreden besluit 2
5. Verweerder heeft zich met het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat eisers niet belanghebbend zijn bij (de beslissing op) hun verzoek om handhaving. De rechtbank overweegt in dit verband als volgt
6. Vast staat dat de toegangspoort waartegen het handhavingsverzoek zich keert (in de stukken hekwerk 1B genoemd) zich bevindt op de bij NSV in gebruik zijnde percelen [perceel 4] , [perceel 9] en [perceel 10] . Deze percelen grenzen niet aan een perceel dat in eigendom of gebruik is bij eisers.
7. Eisers zijn daarom alleen belanghebbend bij hun handhavingsverzoek als aannemelijk is dat zij van hekwerk 1B ter plaatse van hun woning en tuin feitelijke gevolgen van enige betekenis ondervinden.
8.1
Met het meetinstrument zoals dat beschikbaar is op de website www.ruimtelijke plannen.nl kan worden vastgesteld dat het hek meer dan 180 meter van de woning gelegen is. Tevens kan met de zich bij de stukken bevindende luchtfoto worden vastgesteld dat er vanuit de woning en tuin vanwege tussenliggende bomen en beplanting niet of nauwelijks zicht kan zijn op hekwerk 1B. Van feitelijke gevolgen van enige betekenis voor eisers lijkt gelet hierop geen sprake.
8.2
De stelling van eisers dat ze door hekwerk 1B het transformatorhuis met daarin hun elektrameter niet meer kunnen bereiken maakt, wat hier ook van zij, ook niet dat de aanwezigheid van hekwerk 1B feitelijke gevolgen van enige betekenis voor eisers met zich meebrengt. Dat het transformatorhuis niet bereikt kan worden is immers niet zozeer het gevolg van de aanwezigheid van het hekwerk, maar een uitvloeisel van de omstandigheid dat de meter van eisers (kennelijk) is geplaatst op gronden die in gebruik zijn bij een derde (NSV), zodat toestemming en medewerking van die derde nodig is om de meter, indien nodig, te bereiken.
8.3
De stelling dat hekwerk 1B een noodzakelijke vluchtroute voor eisers zou afsluiten hebben eisers niet met concrete feiten en omstandigheden aannemelijk gemaakt. Aan deze stelling gaat de rechtbank daarom voorbij.
8.4
Eisers stellen dat hekwerk 1B in samenhang moet worden bezien met allerlei andere ruimtelijke wijzigingen en ontwikkelingen die op het Balkenhaventerrein in de loop der tijd hebben plaatsgevonden. Door deze wijzigingen en ontwikkelingen wordt grote afbreuk gedaan aan de planologische uitstraling van de directe woon-, leef- en werkomgeving van eiseres. Deze stelling kan er echter, wat daar verder ook van zij, niet toe leiden dat eisers, anders dan zij kennelijk menen, bij alle wijzigingen en ontwikkelingen die (ergens) op het Balkenhaventerrein plaatsvinden als belanghebbenden moeten worden aangemerkt.
9. Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat het hekwerk geen gevolgen van enige betekenis voor eisers heeft. Eisers zijn daarom niet belanghebbend bij hun verzoek om handhavend op te treden. Er stond daarom geen bezwaar voor eisers open tegen de afwijzing van hun verzoek om handhaving.
10. Verweerder heeft hun bezwaar daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank zal daarom het beroep tegen het bestreden besluit 2 ongegrond verklaren. De rechtbank komt daarom niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van (de reactie op) het handhavingsverzoek.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep tegen het bestreden besluit 1 is niet-ontvankelijk en het beroep tegen het bestreden besluit 2 is ongegrond.
12. Omdat verweerder in beroep het bestreden besluit 1 heeft vervangen door het bestreden besluit 2 als gevolg van eisers’ beroep, ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten van eisers. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 759,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit 1 niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit 2 ongegrond;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 759,- aan proceskosten aan eisers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Jochem, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Degen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 13 december 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.het Besluit omgevingsrecht