ECLI:NL:RBNHO:2022:10961

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 december 2022
Publicatiedatum
8 december 2022
Zaaknummer
21/4189
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing handhavingsverzoek inzake openbare weg en hek 1

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, wordt het beroep van eisers tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad beoordeeld. Eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. D.N. Lavain, hebben in 2019 een handhavingsverzoek ingediend tegen het afsluiten van een openbare weg die naar hun woning leidt. Dit verzoek werd aanvankelijk afgewezen, maar in een later besluit werd het handhavingsverzoek gedeeltelijk toegewezen. De rechtbank heeft het beroep op 14 september 2022 behandeld, waarbij ook de gemachtigden van de verweerder en de derde-partij, North Sea Venue B.V., aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep van eisers zich richt tegen de afwijzing van het handhavingsverzoek met betrekking tot hek 1. In eerdere uitspraken heeft de rechtbank al geoordeeld dat het perceel waar hek 1 zich bevindt, niet als openbare weg kan worden aangemerkt. Dit oordeel is niet ter discussie gesteld in hoger beroep, waardoor de rechtbank zich genoodzaakt zag om de eerdere beslissing te handhaven. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat de afwijzing van het handhavingsverzoek voor hek 1 in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door rechter mr. E. Jochem en is openbaar uitgesproken op 13 december 2022. Partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep, dat binnen zes weken na verzending van de uitspraak kan worden ingediend bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/4189

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 december 2022 in de zaak tussen

[eiser] en [eiseres] , uit Zaandam, eisers,

(gemachtigde: mr. D.N. Lavain),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad(verweerder)
(gemachtigde: mr. Y. Kliphuis).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
de besloten vennootschap North Sea Venue B.V., uit Zaandam (NSV),
(gemachtigde: mr. D.A.J. Sturhoofd).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers ingesteld tegen verweerders besluit van 14 september 2021 (het bestreden besluit), waarbij verweerder in bezwaar het handhavingsverzoek van eisers van 12 juli 2019 alsnog gedeeltelijk heeft toegewezen.
De rechtbank heeft het beroep op 14 september 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [eiseres] , de gemachtigde van eisers, de gemachtigde van verweerder en de gemachtigde van NSV.
De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak verlengd.

Beoordeling door de rechtbank

1.1
Bij brief van 12 juli 2019 heeft de familie [naam] (waarmee naar de rechtbank begrijpt eisers worden bedoeld) verweerder verzocht om handhavend op te treden tegen het afsluiten van de openbare weg die leidt naar hun woning
1.2
Bij besluit van 12 september 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder dit verzoek afgewezen.
1.3
Het bezwaar van eisers tegen het primaire besluit heeft verweerder bij besluit van 20 maart 2020 ongegrond verklaard. Bij besluit van 16 maart 2021 heeft verweerder de motivering van dit besluit gewijzigd.
1.4
Het hiertegen gerichte beroep van eisers heeft deze rechtbank bij uitspraak van 9 juli 2021 (zaaknummer HAA 20/2636) gegrond verklaard. Daarbij heeft de rechtbank bepaald dat verweerder met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen een nieuw besluit moet nemen op het bezwaar van eisers. In de uitspraak is overwogen dat het verzoek om handhavend op te treden tegen het in die uitspraak nader omschreven hek 1 terecht is afgewezen, kort samengevat omdat van openbaarheid van de Zaanderhorn voor zover gesitueerd op het perceel [perceel] niet is gebleken. In de uitspraak is voorts geoordeeld dat het in die uitspraak nader omschreven hek 2 wel is geplaatst op de openbare weg en dat verweerder daarom in beginsel gehouden was om handhavend op te treden tegen hek 2.
1.5
Tegen deze uitspraak is geen hoger beroep heeft ingesteld.
2. Ter zitting is komen vast te staan dat verweerder inmiddels handhavend optreedt tegen hek 2. De gemachtigde van eisers heeft ter zitting desgevraagd aangegeven dat het beroep zich gelet hierop alleen nog richt tegen de (gehandhaafde) afwijzing van het handhavingsverzoek voor zover dat ziet op hek 1. De rechtbank zal haar beoordeling daarom hiertoe beperken.
3.1
Eisers voeren - kort samengevat - aan dat verweerder ook handhavend moet optreden tegen hek 1, omdat perceel [perceel] (anders dan de rechtbank heeft overwogen in de uitspraak van 9 juli 2021) wel als openbare weg moet worden aangemerkt. Eiser hebben deze beroepsgrond ter zitting uitvoerig toegelicht, aan de hand van (in ieder geval deels) nieuwe schriftelijke stukken en beeldmateriaal.
3.2
De beroepsgrond van eisers dat de Zaanderhorn (ook) voor zover die is gelegen op perceel [perceel] een openbare weg is, heeft de rechtbank in de uitspraak van 9 juli 2021 al uitdrukkelijk en zonder voorbehoud verworpen. Nu eisers tegen deze uitspraak geen hoger beroep hebben ingesteld, kan deze beroepsgrond niet andermaal aan een beoordeling worden onderworpen. Bij de toetsing van het bestreden besluit moet de rechtbank dan ook uitgaan van de rechtmatigheid van het eerder gegeven oordeel over deze beroepsgrond. [1] Het betoog van eisers dat het eerdere oordeel van de rechtbank evident onjuist is, maakt dit, wat hier ook van zij, niet anders.
4. Het beroep is daarom ongegrond

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. De afwijzing van het handhavingsverzoek voor zover dat ziet op hek 1 blijft daarom in stand.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat daarom geen aanleiding.

Beslissing

Het beroep is ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Jochem, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Degen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 13 december 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.De rechtbank verwijst in dit verband naar de zogenaamde Brummen-uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 6 augustus 2003 (ECLI:NL:RVS:2002:AI0801), waaruit dit volgt.