ECLI:NL:RBNHO:2022:10962

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 december 2022
Publicatiedatum
8 december 2022
Zaaknummer
21/1151
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het handhavingsverzoek en belanghebbendheid van eisers in bestuursrechtelijke procedure

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, wordt het handhavingsverzoek van eisers tegen de besloten vennootschap North Sea Venue B.V. (NSV) beoordeeld. Eisers, woonachtig in Zaandam, hebben bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van hun handhavingsverzoek door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad. Dit verzoek was gericht tegen de opbouw van een hekwerk zonder vergunning op het terrein van NSV. De rechtbank heeft op 14 september 2022 de zaak behandeld, waarbij eisers en hun gemachtigde, alsook de gemachtigde van verweerder en NSV aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat eisers niet als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt bij het handhavingsverzoek, omdat het hekwerk zich op een perceel bevindt dat niet aan hen toebehoort en zij geen feitelijke gevolgen van enige betekenis ondervinden van de aanwezigheid van het hekwerk. De rechtbank oordeelt dat de afstand van het hek tot de woning van eisers meer dan 165 meter bedraagt en dat er belemmeringen zijn die het zicht op het hekwerk vanuit de woning en tuin beperken. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en verklaart het bezwaar van eisers niet-ontvankelijk. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eisers, vastgesteld op € 1.518,-.

De uitspraak is gedaan door mr. E. Jochem en is openbaar uitgesproken op 13 december 2022. Een afschrift van de uitspraak is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/1151

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 december 2022 in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2] , uit Zaandam, eisers,

(gemachtigde: mr. D.N. Lavain),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad(verweerder)
(gemachtigde: mr. C. J. Loggen-ten Hoopen).
en
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
de besloten vennootschap North Sea Venue B.V.,uit Zaandam (NSV),
(gemachtigde mr. D.A.J. Sturhoofd).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het besluit van verweerder van 24 maart 2020 om het handhavingsverzoek van eisers af te wijzen.
Met het besluit van 19 januari 2021 op het bezwaar van eisers (het bestreden besluit) is verweerder bij de afwijzing van het verzoek om handhaving gebleven.
De rechtbank heeft het beroep op 14 september 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [eiser 2] , de gemachtigde van eisers, de gemachtigde van verweerder en de gemachtigde van NSV.
De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspaak verlengd.

Beoordeling door de rechtbank

1.1
Eisers wonen samen met hun dochter [naam] in de woning op het adres [adres] te Zaandam. [eiser 2] exploiteert samen met [naam] vanuit de woning een [bedrijf] . De woning staat op perceel [perceel 1] .
1.2
Ter zitting is door eisers onweersproken gesteld dat zij ook in gebruik hebben de rond de woning gelegen percelen [perceel 2] (in zijn geheel), [perceel 3] (voor een deel) en [perceel 4] (voor een deel). De rechtbank gaat hier daarom bij de beoordeling van het geschil van uit.
1.3
NSV exploiteert een (zware) horeca-inrichting (horeca categorie 3) in het pand op het adres Hemkade 48, gelegen op perceel [perceel 5] . De gronden in gebruik bij NSV bestaan uit de rond de horeca-inrichting gelegen percelen [perceel 6] , [perceel 7] , [perceel 8] en [perceel 9] .
2.1
In het door verweerder op 30 januari 2020 ontvangen handhavingsverzoek hebben eisers verzocht om handhavend op te treden tegen de opbouw van een hekwerk zonder vergunning op het terrein van NSV. In de brief is erop gewezen dat “Blokkade van hekwerken tot de openbare gronden en dijklichaam niet is toegestaan” en dat “de situatie in strijd is met de voorschriften van de omgevingsvergunning en het bestemmingsplan.” Er is daarom verzocht om direct tot handhaving over te gaan.
2.2
Naar aanleiding van het handhavingsverzoek is op 10 maart 2020 door een toezichthouder van de gemeente Zaanstad geconstateerd dat naast de bedrijfsloods van NSV een toegangspoort aanwezig is, waar het handhavingsverzoek op ziet. De toegangspoort van ongeveer 2 meter hoog (die fungeert als erfafscheiding) bevindt zich echter achter de voorgevelrooilijn en mag daarom vergunningvrij worden opgericht (op grond van het bepaalde in artikel 2, bijlage II van het Bor [1] ). Bij besluit van 24 maart 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder het handhavingsverzoek daarom afgewezen.
3.1
Het bezwaar van eisers heeft verweerder met het bestreden besluit onder aanpassing van de motivering ongegrond verklaard.
3.2.
Eisers hebben in beroep gemotiveerd gesteld dat het handhavingsverzoek ten onrechte is afgewezen.
Belanghebbendheid van eisers
4. De rechtbank is ambtshalve gehouden om te beoordelen of eisers als belanghebbenden zijn aan te merken bij (de afwijzing van) hun verzoek om handhaving. De rechtbank heeft dit punt ter zitting ook met partijen besproken en overweegt daarover als volgt.
5. Vast staat dat de toegangspoort waartegen het handhavingsverzoek zich keert (in de stukken hekwerk 1A genoemd) zich bevindt op het bij NSV in gebruik zijnde perceel [perceel 5] . Dit perceel grenst niet aan een perceel dat in eigendom of gebruik is bij eisers.
6. Eisers zijn daarom alleen belanghebbend bij hun handhavingsverzoek als aannemelijk is dat zij van hekwerk 1A ter plaatse van hun woning en tuin feitelijke gevolgen van enige betekenis ondervinden.
7.1
Met het meetinstrument zoals dat beschikbaar is op de website www.ruimtelijke plannen.nl kan worden vastgesteld dat het hek meer dan 165 meter van de woning gelegen is. Tevens kan met de zich bij de stukken bevindende luchtfoto worden vastgesteld dat er vanuit de woning en tuin vanwege een aanwezige loods en tussenliggende bomen en beplanting niet of nauwelijks zicht kan zijn op hekwerk 1A vanuit de woning. Blijkens de foto van hekwerk 1A betreft het bovendien een spijlen hekwerk, waardoor het (door)zicht niet volledig wordt weggenomen. Van feitelijke gevolgen van enige betekenis voor eisers lijkt gelet hierop geen sprake.
7.2
De enkele stelling van eisers dat ze rijdend op weg van en naar huis hekwerk 1A kunnen zien, wat hier ook van zij, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om toch te kunnen spreken van feitelijke gevolgen van enige betekenis.
7.3
De stelling van eisers dat ze door hekwerk 1A het transformatorhuis met daarin hun elektrameter niet meer kunnen bereiken maakt, wat hier ook van zij, ook niet dat de aanwezigheid van hekwerk 1A feitelijke gevolgen van enige betekenis voor eisers met zich meebrengt. Dat het transformatorhuis niet bereikt kan worden is immers niet zozeer het gevolg van de aanwezigheid van het hekwerk, maar een uitvloeisel van de omstandigheid dat de meter van eisers (kennelijk) is geplaatst op gronden die in gebruik zijn bij een derde (NSV), zodat toestemming en medewerking van die derde nodig is om de meter, indien nodig, te bereiken.
7.4
De stelling dat hekwerk 1A een noodzakelijke vluchtroute voor eisers zou afsluiten hebben eisers niet met concrete feiten en omstandigheden aannemelijk gemaakt. Aan deze stelling gaat de rechtbank daarom voorbij.
7.5
Eisers stellen dat hekwerk 1A in samenhang moet worden bezien met allerlei andere ruimtelijke wijzigingen en ontwikkelingen die op het Balkenhaventerrein in de loop der tijd hebben plaatsgevonden. Door deze wijzigingen en ontwikkelingen wordt grote afbreuk gedaan aan de planologische uitstraling van de directe woon-, leef- en werkomgeving van eiseres. Deze stelling kan er echter, wat daar verder ook van zij, niet toe leiden dat eisers, anders dan zij kennelijk menen, bij alle wijzigingen en ontwikkelingen die (ergens) op het Balkenhaventerrein plaatsvinden als belanghebbenden moeten worden aangemerkt.
8. Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat het hekwerk geen gevolgen van enige betekenis voor eisers heeft. Eisers zijn daarom niet belanghebbend bij hun verzoek om handhavend op te treden. Er stond daarom geen bezwaar voor eisers open tegen de afwijzing van hun verzoek om handhaving.
9. De rechtbank zal het beroep gelet hierop gegrond verklaren, het bestreden besluit vernietigen en zelf in de zaak voorzien door het bezwaar van eisers alsnog niet-ontvankelijk te verklaren en te bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit.

Conclusie en gevolgen

11. Omdat het bezwaar van eisers niet-ontvankelijk is, komt de rechtbank niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de afwijzing van het handhavingsverzoek en blijft de afwijzing van dat verzoek in stand.
12. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, ziet de rechtbank aanleiding om verweerder en te veroordelen in de proceskosten van eisers en tot vergoeding van het door hen betaalde griffierecht. De proceskosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in beroep vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het bijwonen van de zitting bij de rechtbank met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • verklaart het bezwaar van eisers niet-ontvankelijk;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van het bestreden besluit;
  • bepaalt dat verweerder eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 181,- vergoedt;
  • veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van eiseres, begroot op
€ 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Jochem, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Degen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 13 december 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.het Besluit omgevingsrecht