ECLI:NL:RBNHO:2022:10963

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 december 2022
Publicatiedatum
8 december 2022
Zaaknummer
21/1235
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van een bezwaar tegen handhaving van hekwerken op het terrein van een horeca-inrichting

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, wordt het beroep van eiseres tegen de beslissing van verweerder beoordeeld. Eiseres, woonachtig in Zaandam, heeft bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van een handhavingsverzoek dat door haar ouders was ingediend tegen hekwerken op het terrein van de besloten vennootschap North Sea Venue B.V. (NSV). De rechtbank oordeelt dat verweerder ten onrechte heeft aangenomen dat eiseres ontvankelijk is in haar bezwaar, omdat zij geen gevolgen van enige betekenis ondervindt van de overtreding waartegen handhavend moet worden opgetreden. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en verklaart het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk.

De zaak begon met een verzoek van de familie [naam 1] aan verweerder om handhavend op te treden tegen hekwerken die zonder vergunning waren geplaatst op het terrein van NSV. Verweerder heeft het verzoek afgewezen, maar de rechtbank oordeelt dat eiseres niet als belanghebbende kan worden aangemerkt, omdat het hekwerk geen feitelijke gevolgen van betekenis voor haar heeft. De rechtbank concludeert dat eiseres niet ontvankelijk is in haar bezwaar en dat de afwijzing van het handhavingsverzoek in stand blijft.

De rechtbank heeft de proceskosten van eiseres vastgesteld op € 1.518,- en veroordeelt verweerder tot vergoeding van het door eiseres betaalde griffierecht. De uitspraak is gedaan op 13 december 2022 en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/1235

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 december 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit Zaandam, eiseres,

(gemachtigde: mr. D.N. Lavain),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad(verweerder)
(gemachtigde: mr. C. J. Loggen-ten Hoopen).
en
de Staat der Nederlanden, (minister van Justitie en Veiligheid), hierna: de Staat.
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
de besloten vennootschap North Sea Venue B.V., uit Zaandam (NSV),
(gemachtigde: mr. D.A.J. Sturhoofd).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de beslissing van verweerder van 12 maart 2020 waarmee het verzoek van de familie [naam 1] om handhavend op te treden tegen hekwerken op het terrein van NSV is afgewezen.
Met het besluit van 26 januari 2021 (het bestreden besluit) op het bezwaar van eiseres is verweerder bij die afwijzing van het handhavingsverzoek gebleven.
De rechtbank heeft het beroep op 14 september 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, de gemachtigde van verweerder en de gemachtigde van NSV.
De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak verlengd.

Totstandkoming van het besluit

1.1
Eiseres woont samen met haar ouders in de woning op het adres [adres] te Zaandam. [naam 2] exploiteert samen met eiseres vanuit de woning een [bedrijf] . De woning staat op perceel [perceel 1] .
1.2
Ter zitting is door eiseres onweersproken gesteld dat zij en haar ouders ook in gebruik hebben de rond de woning gelegen percelen [perceel 2] (in zijn geheel), [perceel 3] (voor een deel) en [perceel 4] (voor een deel). De rechtbank gaat hier daarom bij de beoordeling van het geschil van uit.
1.3
NSV exploiteert een (zware) horeca-inrichting (horeca categorie 3) in het pand op het adres Hemkade 48, gelegen op perceel [perceel 5] . De gronden in gebruik bij NSV bestaan uit de rond de horeca-inrichting gelegen percelen [perceel 6] , [perceel 7] , [perceel 8] en [perceel 9] .
2.1
De familie [naam 1] heeft verweerder verzocht om handhavend op te treden tegen hekwerken op het terrein van NSV omdat die zonder vergunning zijn geplaatst en sprake is van strijd met de voorschriften van de omgevingsvergunning en het bestemmingsplan. Dit verzoek heeft verweerder blijkens de daarop aangebrachte datumstempel op 20 januari 2020 ontvangen.
2.2
Op 3 februari 2020 hebben toezichthouders de locatie bezocht waarop het verzoek ziet. Van het bezoek door de toezichthouders is een rapport opgemaakt. Daarin is een luchtfoto opgenomen waarop twee haaks op elkaar staande rode lijnen te zien zijn die tezamen het hekwerk aanduiden waarop het handhavingsverzoek ziet: een hekwerk over een afstand van ongeveer (63 + 55 =) 118 meter lang.
2.3
Verweerder heeft bij besluit van 12 maart 2020 (het primaire besluit) het verzoek om handhaving afgewezen. Verweerder heeft daarbij overwogen dat er weliswaar een vergunning nodig is voor het hekwerk, die niet is verleend, maar dat er zicht is op legalisatie, omdat het hekwerk past binnen het bestemmingsplan en omdat er al een aanvraag voor de benodigde omgevingsvergunning zou zijn gedaan.
2.4
Op 22 april 2020 heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit.
3. In bezwaar is op advies van de commissie besloten de weigering handhavend op te treden in stand te laten, onder wijziging van de motivering. Er is op 30 november 2020 voor de betreffende hekwerken een omgevingsvergunning verleend. Van een overtreding is daarom geen sprake (meer).
4. In beroep heeft eiseres - kort samengevat - aangevoerd dat ex-tunc getoetst had moeten worden en dat er gelet op de beginselplicht tot handhaving besloten had moeten worden tot handhavend optreden.

Beoordeling door de rechtbank

Belanghebbendheid van eiseres
5.1
De rechtbank is ambtshalve gehouden om te beoordelen of eiseres belanghebbende is bij het besluit op het door familie [naam 1] ingediende handhavingsverzoek. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
5.2
Het hekwerk staat op de percelen [perceel 8] , [perceel 5] , [perceel 3] en [perceel 4] . De percelen [perceel 3] en [perceel 4] zijn ook deels bij eiseres. Tussen de delen van de percelen [perceel 3] en [perceel 10] waarvan eiseres het gebruiksrecht heeft en het hekwerk zijn de gronden op deze percelen (onder meer als volkstuinen) in gebruik bij derden. De rechtbank ziet gelet hierop aanleiding om af te wijken van het in de rechtspraak [1] aanvaarde uitgangspunt dat belanghebbendheid in beginsel wordt aangenomen bij bewoners en eigenaren, en ook bij anderszins zakelijk of persoonlijke gerechtigden van een perceel dat grenst aan het perceel waarover het besluit gaat of daarmee gelijk is te stellen.
5.4
Eiseres is daarom alleen belanghebbend bij de beslissing op het door haar ouders ingediende handhavingsverzoek als aannemelijk is dat eiseres van het hekwerk ter plaatse van haar woning en tuin feitelijke gevolgen van enige betekenis ondervindt.
6.1
Vast staat dat zich tussen de woning van eiseres en het hekwerk een loods, bomen en/of bosschages bevinden. Voorts staat vast dat een groot deel van de gronden gelegen tussen de woning van eiseres in gebruik zijn als volkstuinen met de daarbij behorende bebouwing en beplanting. De rechtbank houdt het er gelet hierop voor dat eiseres vanuit haar woning niet of nauwelijks zicht heeft op het hekwerk. Niet gesteld of gebleken is dat het hekwerk andere feitelijke gevolgen van enige betekenis voor eisers heeft, en dat is gelet op de aard van het bouwwerk en de afstand van het hekwerk tot de woning van eiseres (eiseres heeft in bezwaar gesteld dat de afstand 114 meter bedraagt) ook niet aannemelijk.
6.2
De enkele stelling van eiseres dat ze rijdend op weg van en naar huis het hekwerk kan zien, wat hier ook van zij, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om toch te kunnen spreken van feitelijke gevolgen van enige betekenis.
6.3
Eiseres stelt dat het hekwerk in samenhang moet worden bezien met allerlei andere ruimtelijke wijzigingen en ontwikkelingen die op het Balkenhaventerrein in de loop der tijd hebben plaatsgevonden. Door deze wijzigingen en ontwikkelingen wordt grote afbreuk gedaan aan de planologische uitstraling van de directe woon-, leef- en werkomgeving van eiseres. Deze stelling kan er echter, wat daar verder ook van zij, niet toe leiden dat eiseres, anders dan zij kennelijk meent, bij alle wijzigingen en ontwikkelingen die (ergens) op het Balkenhaventerrein plaatsvinden als belanghebbende moet worden aangemerkt.
7. Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat het hekwerk geen gevolgen van enige betekenis voor eiseres heeft. Eiseres is daarom niet belanghebbend bij het besluit op het handhavingsverzoek van haar ouders. Er stond daarom geen bezwaar voor eiseres open tegen de afwijzing van dit verzoek.
8. De rechtbank zal het beroep gelet hierop gegrond verklaren, het bestreden besluit vernietigen en zelf in de zaak voorzien door het bezwaar van eiseres alsnog niet-ontvankelijk te verklaren en te bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit.

Conclusie en gevolgen

9. Omdat het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk is, komt de rechtbank niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de afwijzing van het handhavingsverzoek en blijft de afwijzing van dat verzoek in stand.
10. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiseres en tot vergoeding van het door haar betaalde griffierecht. De proceskosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in beroep vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het bijwonen van de zitting bij de rechtbank met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • verklaart het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van het bestreden besluit;
  • bepaalt dat verweerder eiseres het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van
€ 181,- vergoedt;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres, begroot op een bedrag van
  • € 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Jochem, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Degen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 13 december 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 12 augustus 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1910