Artikel 2:28b Algemene weigerings- en intrekkingsgronden exploitatievergunning (z)
1.Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 en 1:8 weigert de burgemeester de aangevraagde horeca-exploitatievergunning of trekt deze in indien:
a.de vestiging of de exploitatie van het horecabedrijf in strijd is met een geldend bestemmings- of omgevingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit;
b.de exploitant of leidinggevende in enig opzicht van slecht levensgedrag is;
c.de exploitant of leidinggevende niet de leeftijd van 21 jaar heeft bereikt;
d.de exploitant of leidinggevende onder curatele of bewind is gesteld;
e.de ingediende bescheiden niet of niet langer overeenstemmen met de feiten, welke relevant zijn voor de door de burgemeester te nemen of genomen beslissing;
2.De burgemeester kan de vergunning als bedoeld in het eerste lid geheel of gedeeltelijk weigeren of intrekken, indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf en/of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig worden beïnvloed door de aanwezigheid van het horecabedrijf, dan wel indien de veiligheid en gezondheid van de bezoekers van die inrichting, gelet op de wijze waarop die inrichting zal worden of wordt geëxploiteerd, in gevaar gebracht kan worden en daar redelijkerwijze niet in kan worden voorzien door het stellen van voorschriften en/of beperkingen. Bij de toepassing van de genoemde weigeringsgronden houdt de burgemeester rekening met:
a.het karakter van de straat en de wijk, waarin het horecabedrijf is gelegen of zal zijn gelegen;
b.de aard van het horecabedrijf;
c.de spanning waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie van het horecabedrijf;
d.de wijze van exploitatie van de vergunninghouder en leidinggevende(n) in dit horecabedrijf of andere horecabedrijven;
3.In afwijking van het bepaalde in artikel 2:10 beslist de burgemeester in geval van een vergunningaanvraag die ook betrekking heeft op een of meer bij het horecabedrijf behorende terrassen voor zover deze zich op de weg bevinden tevens over de ingebruikneming van die weg ten behoeve van het terras.
4.Onverminderd het voorgaande kan de burgemeester de ingebruikneming van de weg ten behoeve van een of meer bij een horecabedrijf behorende terrassen weigeren:
a.indien het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg dan wel gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan;
b.indien dat gebruik een belemmering kan worden voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg;
c.indien het beoogde gebruik afbreuk doet aan andere publieke functies van de openbare ruimte, inclusief de bescherming van het uiterlijk aanzien daarvan, in door de burgemeester aangewezen gebieden.
5.Voor de voorzieningen als bedoeld in het derde lid kan de burgemeester nadere regels stellen.