ECLI:NL:RBNHO:2022:11082

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 december 2022
Publicatiedatum
13 december 2022
Zaaknummer
C/15/326400 / HA ZA 22-203
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van achterstallig loon en reiskostenvergoeding door payrollbedrijf aan opdrachtgever

In deze zaak heeft Nedflex B.V., een payrollbedrijf, Islandplant B.V., een kwekerij, aangeklaagd voor betaling van achterstallig loon en reiskostenvergoeding die aan werknemers zijn betaald op basis van een CAO. De werknemers hadden hun vorderingen eerder ingesteld bij Nedflex HRM, een zusteronderneming van Nedflex, die deze vorderingen aan Nedflex heeft gecedeerd. De rechtbank heeft geoordeeld dat Islandplant op basis van de algemene voorwaarden verplicht is om het opdrachtgeverstarief van het achterstallig loon van één werknemer te betalen. Voor het overige heeft Nedflex haar stelplicht niet voldoende vervuld, waardoor de vordering voor dat deel is afgewezen.

De procedure omvatte verschillende stukken, waaronder een tussenvonnis en e-mails met aanvullende producties. De rechtbank heeft vastgesteld dat de overeenkomst van 2013 tussen Nedflex HRM en Islandplant van toepassing is, en dat de vorderingen niet zijn verjaard. De rechtbank heeft ook de akte van cessie tussen Nedflex HRM en Nedflex beoordeeld en geoordeeld dat deze voldoende bepaald was. De rechtbank heeft de vordering tot betaling van de reiskostenvergoeding afgewezen, omdat niet duidelijk was op basis van welke bepaling deze vordering was gegrond.

Uiteindelijk heeft de rechtbank Islandplant veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 5.048,92 aan Nedflex, vermeerderd met wettelijke handelsrente, en tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten van € 627,45. De proceskosten zijn eveneens voor Islandplant, die als de overwegend in het ongelijk gestelde partij is aangemerkt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/326400 / HA ZA 22-203
Vonnis van 14 december 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NEDFLEX B.V.,
gevestigd te De Goorn,
eiseres,
advocaat: mr. J.K. den Haan te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ISLANDPLANT B.V.,
gevestigd te Vierpolders,
gedaagde,
advocaat: mr. L. Hennink te Rotterdam.
Partijen zullen hierna Nedflex en Islandplant worden genoemd.
De zaak in het kort
Een zusteronderneming van Nedflex, ook een payrollbedrijf, is door twee werknemers die via haar waren ingezet bij Islandplant, aangesproken voor betaling van achterstallig loon en reiskosten. Deze aanspraken zijn op grond van een vonnis en een schikking betaald. De zusteronderneming van Nedflex heeft haar vorderingen op Islandplant aan Nedflex gecedeerd.
Tussen partijen is in geschil of welke afspraken tussen partijen gelden, of de vorderingen zijn verjaard, en als ze niet zijn verjaard of Islandplant op basis daarvan betaling aan Nedflex is verschuldigd.
De rechtbank is van oordeel dat Islandplant op grond van de toepasselijke algemene voorwaarden, verplicht is tot betaling van het opdrachtgeverstarief van het betaalde achterstallig loon van één van de werknemers. Voor het overige heeft Nedflex haar stelplicht onvoldoende vervuld en wordt de vordering voor dat deel afgewezen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 3 augustus 2022;
  • van de zijde van Nedflex een e-mail van 23 augustus 2022 met aanvullende productie 13;
  • van de zijde van Islandplant een e-mail van 24 augustus 2022 met aanvullende productie 8;
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Nedflex is een payrollbedrijf. Islandplant is een kwekerij voor potplanten.
2.2.
Op 14 juni 2013 hebben een aan Nedflex gelieerde onderneming Nedflex HRM B.V. (voorheen Nedflex Payrolling B.V., hierna ‘Nedflex HRM’) en Islandplant een overeenkomst van payrolling gesloten (hierna ‘overeenkomst van 2013’).
2.3.
In de algemene voorwaarden van Nedflex Payrolling staat in artikel 12 lid 3 onder meer het volgende:
‘(…)
De functie en/of inschaling kan tijdens de opdracht worden aangepast, indien de werknemer op die aanpassing in redelijkheid aanspraak maakt met een beroep op wet- en regelgeving, de CAO en/of de inlenersbeloning. Indien de aanpassing leidt tot een hogere beloning, corrigeert Nedflex Payrolling B.V. de beloning van de werknemer én het opdrachtgeverstarief dienovereenkomstig. De opdrachtgever is dit gecorrigeerde tarief vanaf het moment van de uitoefening van de daadwerkelijke functie aan Nedflex Payrolling B.V. verschuldigd.
2.4.
Op grond van de overeenkomst van 29 februari 2016 is Nedflex deze diensten aan Islandplant gaan leveren (hierna ‘overeenkomst van 2016’).
2.5.
Nedflex HRM en Nedflex brachten voor hun diensten aan Islandplant een opdrachtgeverstarief in rekening over het aan de werknemer te betalen loon.
2.6.
In 2017 hebben twee werknemers (hierna ‘werknemer A’ en ‘werknemer B’) n.a.v. hun inzet bij Islandplant, bij Nedflex HRM (loon)vorderingen ingesteld.
2.7.
Bij vonnis van 12 oktober 2018 van de kantonrechter Rotterdam is Nedflex HRM veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 9.625,95 aan werknemer A (hierna ‘het vonnis van de kantonrechter Rotterdam’). Aan werknemer B is een bedrag van € 20.000,- betaald.

3.Het geschil

3.1.
Nedflex vordert – samengevat – dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis Islandplant zal veroordelen tot:
I. betaling van € 51.991,04, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente,
II. betaling van de buitengerechtelijke incassokosten, primair op basis van artikel 19 lid 10 van de algemene voorwaarden die van toepassing zijn op de overeenkomst tussen partijen, te weten een bedrag ter grootte van € 7.798,66, subsidiair op basis van Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten, te weten een bedrag ter grootte van € 1.294,91,
III. in de proceskosten, te vermeerderen met de nakosten en wettelijke handelsrente.
3.2.
Het gevorderde bedrag van € 51.991,04 is opgebouwd uit het verschuldigde op basis van het vonnis zijnde € 9.625,95 en de gestelde schikking zijnde € 20.000,-, vermeerderd met factor 1,5897 over het loon (opdrachtgeverstarief) en met 21% BTW.
3.3.
Islandplant voert verweer met als conclusie dat de vorderingen van Nedflex moeten worden afgewezen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Tussen partijen is in geschil of Islandplant aan Nedflex betaling is verschuldigd voor hetgeen Nedflex, althans Nedflex HRM, heeft betaald in het kader van het vonnis en de gestelde schikking. De toepasselijke overeenkomst en algemene voorwaarden staan daarbij ter discussie. Islandplant voert het verweer van verjaring van de vordering, dat ook zal worden behandeld. Eerst moet duidelijk worden welke overeenkomst van toepassing is tussen partijen.
Verplichtingen van Islandplant onder de overeenkomst 2016 met algemene voorwaarden 2017
4.2.
Nedflex baseert haar vorderingen primair op nakoming van de overeenkomst van 29 februari 2016 met de algemene voorwaarden versie 2017, omdat de betalingsverplichtingen zijn opgekomen tijdens de looptijd van deze overeenkomst. Islandplant betwist deze grondslag.
4.3.
In de overeenkomst van 2016 staat dat deze geldt met ingang van 29 februari 2016. Niet gesteld of gebleken is dat deze overeenkomst bepaalt dat werknemers die in dienst zijn getreden tijdens de duur van een eerdere overeenkomst, alsnog onder deze overeenkomst van een latere datum vallen. De rechtbank is van oordeel dat deze grondslag niet opgaat.
Doorlopende verplichtingen van Islandplant onder de overeenkomsten
4.4.
Subsidiair stelt Nedflex dat het voor de beoordeling niet relevant is of zij haar vorderingen baseert op de overeenkomst van 2016 of de overeenkomst van 2013 en de daarbij behorende algemene voorwaarden, omdat deze contractstukken vrijwel gelijkluidend zijn. Er zou sprake zijn van doorlopende verplichtingen, waarbij Nedflex in de periode van 2009 tot 2018 onafgebroken als payroll-partner van Islandplant is opgetreden. Islandplant betwist dit.
4.5.
Tussen partijen is niet in geschil dat de overeenkomst van 2013 is gesloten door Nedflex HRM en de overeenkomst van 2016 door Nedflex. Deze twee rechtspersonen zijn niet inwisselbaar. Om die reden gaat dit beroep ook niet op.
Verplichting van Islandplant onder de overeenkomst 2013 en akte van cessie
4.6.
Ten slotte beroept Nedflex zich op de akte van cessie van 25 augustus 2022 tussen Nedflex HRM en Nedflex. Met deze cessie baseert Nedflex haar vorderingen wel op nakoming van de overeenkomst van 2013.
4.7.
Islandplant voert aan dat Nedflex de grondslag van haar vordering niet daadwerkelijk heeft gewijzigd. Verder is de akte van cessie nietig, omdat de over te dragen vordering onvoldoende is bepaald, aangezien er wordt gesproken over ‘eventuele vorderingen’. Ten slotte is de set algemene voorwaarden die Nedflex met de overeenkomst van 2013 in het geding heeft gebracht, niet gedateerd en betwist zij om die reden de geldigheid van deze algemene voorwaarden.
4.8.
De rechtbank overweegt dat Islandplant gelijk heeft dat Nedflex in de titel van haar akte had moeten aangeven dat sprake is van een eiswijziging (namelijk wijziging van de grondslag). Dit vereiste is om te borgen dat een eiswijziging tijdig door de andere procespartij wordt opgemerkt en daartegen tijdig bezwaar kan worden gemaakt. Het ontbreken van de vermelding in de kop, betekent dus niet dat daarmee geen eiswijziging is ingesteld. Uit het gestelde in de akte, het verhandelde op de mondelinge behandeling, de overlegging van de akte van cessie en de overeenkomst uit 2013, was voor Islandplant voldoende duidelijk dat Nedflex zich subsidiair op de overeenkomst uit 2013 beroept. De rechtbank laat de in de akte opgenomen eiswijziging toe, omdat Islandplant niet in deze belangen is geschaad.
4.9.
De akte van cessie is naar oordeel van de rechtbank ook voldoende bepaald. Het is duidelijk dat Nedflex zich primair beroept op de overeenkomst van 2016 en voor het geval die grondslag niet zou slagen, de cessie werking zou hebben. Dat is aan de orde. Artikel 1 van de akte laat ook geen twijfel bestaan:
“Door middel van deze akte, cedeert Nedflex HRM al haar vorderingen op Islandplant aan Nedflex B.V.”
4.10.
Tussen partijen staat verder niet ter discussie dat er algemene voorwaarden bij de overeenkomst van 2013 van toepassing waren. In de overeenkomst 2013 staat bovendien dat Islandplant verklaart dat de algemene voorwaarden in haar bezit zijn en ermee bekend te zijn. Islandplant betwist dat de door Nedflex bij de overeenkomst 2013 overgelegde algemene voorwaarden de algemene voorwaarden betreffen waarnaar in de overeenkomst is verwezen. Deze blote betwisting is onvoldoende: zij had daarbij bijvoorbeeld kunnen aangeven welke voorwaarden dan wel in haar bezit zijn en volgens haar van toepassing zijn op de overeenkomst. De rechtbank heeft geen enkele aanleiding om te twijfelen dat de door Nedflex overgelegde algemene voorwaarden niet behoren bij de overeenkomst 2013 en dat geldt te meer omdat de twee sets algemene voorwaarden uit 2013 en die uit 2016 inhoudelijk niet veel van elkaar verschillen.
4.11.
De rechtbank zal dan ook bij de verdere beoordeling van de vorderingen uitgaan van de overeenkomst van 2013 en de daarbij overgelegde algemene voorwaarden. Als eerste zal de rechtbank het beroep van Islandplant op verjaring behandelen (en afwijzen) en vervolgens zal de rechtbank nagaan in hoeverre de vorderingen slagen onder de werking van overeenkomst 2013.
Verjaring
4.12.
Islandplant stelt dat de verjaring van de vorderingen van Nedflex al was voltooid, vóór de mondelinge behandeling van 25 augustus 2022 waarbij Nedflex zich beriep op de akte van cessie van diezelfde dag tussen Nedflex HRM en Nedflex, op basis waarvan Nedflex HRM al haar vorderingen op Islandplant aan Nedflex zou hebben overgedragen. Daarvoor had Nedflex HRM Islandplant nimmer aangesproken, aldus Islandplant.
4.13.
Het beroep op verjaring gaat niet op. Islandplant wist vanaf 2017 dat Nedflex de vorderingen van de beide werknemers wilde verhalen op Islandplant. Het maakt voor het ontstaan van dit vorderingsrecht niet uit dat Nedflex daartoe pas in deze procedure een akte van cessie heeft laten zien.
Vordering n.a.v. het vonnis van de kantonrechter betreffende werknemer A
4.14.
Werknemer A heeft met een beroep op de toepasselijke CAO aanspraak gemaakt op achterstallig loon in verband met een onjuiste inschaling en op een reiskostenvergoeding. Tussen partijen staat ter discussie of Nedflex danwel Islandplant schuld draagt voor de onjuiste inschaling en of een vergoeding van de reiskosten werkelijk verschuldigd was.
4.15.
De rechtbank overweegt wat betreft de inschaling dat niet de handelingen van partijen, maar het recht van werknemer A leidend is. Dit volgt uit artikel 12 lid 3 van de algemene voorwaarden (zie punt 2.3 van dit vonnis). De kantonrechter van de rechtbank Rotterdam heeft de aanspraak van werknemer A op aanpassing van de beloning bij vonnis van 6 juli 2018 gegrond verklaard. Artikel 12 lid 3 van de algemene voorwaarden is op deze situatie van toepassing, op basis waarvan een correctie van de beloning moet plaatvinden en de opdrachtgever - Islandplant - het gecorrigeerde tarief is verschuldigd. Dit deel van de vordering is dan ook toewijsbaar.
4.16.
Het hierop van toepassing zijnde opdrachtgeverstarief is gezien het voorgaande het tarief van de overeenkomst van 2013, maar omdat dat tarief hoger is dan het tarief van de overeenkomst van 2016 waarop Nedflex de hoogte van haar vordering heeft gebaseerd, zal de rechtbank dit lagere tarief over het nabetaalde loon toewijzen. Een bedrag van € 4.172,66 te vermeerderen met BTW zal worden toegewezen.
4.17.
Nedflex vordert verder betaling van de aan werknemer A betaalde reiskostenvergoeding. Het is echter onduidelijk gebleven op grond van welke bepaling in de overeenkomst en/of de daarbij behorende algemene voorwaarden Islandplant verplicht kan worden deze reiskostenvergoeding aan Nedflex te betalen. Om die reden wordt de vordering afgewezen.
4.18.
Het deel van de vordering dat ziet op de vergoeding van de proceskosten van Nedflex in de procedure met werknemer A wordt eveneens afgewezen.
Nedflex heeft niet gesteld noch is gebleken waarop zij deze deelvordering baseert. Voor zover Nedflex zich beroept op artikel 16 van de algemene voorwaarden over ‘Aansprakelijkheid opdrachtgever’, geldt dat zij heeft nagelaten te stellen, welke verplichting uit de algemene voorwaarden Islandplant heeft veronachtzaamd alsook het causaal verband met de daaruit voorvloeiende schade.
Vordering n.a.v. schikking betreffende werknemer B
4.19.
Werknemer B heeft ook aanspraak gemaakt op achterstallig loon in verband met een onjuiste inschaling; hij zou werkzaam zijn geweest als heftruckchauffeur wat een toeslag op het loon rechtvaardigt. Nedflex vordert van Islandplant betaling van het schikkingsbedrag van € 20.000 dat zij met werknemer B is overeengekomen, vermeerderd met het opdrachtgeverstarief. Nedflex onderbouwt haar vordering met de stelling dat Islandplant voorafgaand aan de schikking er haar akkoord aan heeft gegeven, mits de kosten zouden worden gedeeld tussen partijen. Op basis daarvan Nedflex heeft aangenomen dat Islandplant inhoudelijk met de regeling akkoord was. Islandplant betwist dat Nedflex verplicht was tot betaling, omdat werknemer B niet als heftruckchauffeur werkzaam is geweest en omdat de vordering van werknemer B mogelijk was verjaard.
4.20.
De gegrondheid van de aanspraak van werknemer B is in deze procedure niet komen vast te staan, omdat Nedflex haar stelling onvoldoende heeft onderbouwd. Schriftelijke stukken waarop deze werknemer zich heeft beroepen alsook de schikking zelf heeft Nedflex, ondanks verzoeken daartoe van Islandplant, voorafgaand en in deze procedure niet gedeeld. Zo beschikken zowel Islandplant alsook de rechtbank niet over voldoende informatie voor de vaststelling van de verschuldigdheid van Islandplant van het schikkingsbedrag. De door Nedflex overgelegde salarisstrook met daarop vermeld dat een bedrag van € 20.000 ten titel van transitievergoeding wordt betaald aan werknemer B, is onvoldoende. Hieruit blijkt immers niet dat sprake is van een schikking en ook niet dat het bedrag is betaald vanwege een onjuiste inschaling. Het gestelde (voorwaardelijke) akkoord van Islandplant op de schikking met werknemer B is ook niet komen vast te staan; uit de correspondentie tussen partijen blijkt dat Islandplant de mogelijkheid van een compromis met Nedflex heeft afgetast. Nedflex heeft dan ook, zeker in het licht van de gemotiveerde betwisting van Islandplant, niet voldaan aan haar stelplicht. Deze deelvordering zal dan ook worden afgewezen.
Wettelijke handelsrente
4.21.
Nedflex vordert de wettelijke handelsrente vanaf de datum van verzuim. Daarbij beroept zij zich op haar factuur van 23 augustus 2019. De rechtbank zal de wettelijke handelsrente over de toegewezen hoofdsom toewijzen vanaf datum dagvaarding. De factuur zag immers niet op de huidige vorderingen, maar op een niet-gesloten schikking tussen Nedflex en Islandplant.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.22.
Nedflex maakt ten slotte aanspraak op de vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten. Nedflex baseert haar vordering primair op de in artikel 19 lid 10 van de algemene voorwaarden versie 2017 bedongen vergoeding. Deze algemene voorwaarden zijn niet van toepassing gebleken. De algemene voorwaarden horende bij de overeenkomst van 2013 bieden inhoudelijk geen equivalent.
4.23.
Subsidiair baseert Nedflex deze vordering op het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). Nedflex heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Omdat in totaal een hoofdsom van € 5.048,92 (€ 4.172,66 + 21% BTW) toewijsbaar is, zal met inachtneming van het in het Besluit opgenomen wettelijke tarief, een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van € 627,45 worden toegewezen.
Proceskosten
4.24.
Islandplant zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Echter, omdat van de originele hoofdsom een aanzienlijk deel wordt afgewezen, wordt het liquidatietarief gehanteerd dat past bij het uiteindelijk toegewezen bedrag. Daarnaast kent de rechtbank geen vergoeding toe aan de akte na de mondelinge behandeling.
De kosten aan de zijde van Nedflex worden begroot op:
- dagvaarding € 103,33
- overige explootkosten 5,08
- griffierecht 2.837,00
- salaris advocaat
956,00(2,0 punten × tarief € 478)
Totaal € 3.901,41
4.25.
De vordering tot wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a Burgerlijk Wetboek (BW) over de proceskosten wordt afgewezen, omdat de betaling van de proceskosten niet voortvloeit uit een handelsovereenkomst. De rechtbank zal de wettelijke rente toewijzen zoals in het dictum vermeld.
4.26.
Nedflex vordert daarnaast veroordeling van Islandplant in de nakosten. Volgens vaste rechtspraak (zie HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853) levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten, voor zover nakosten worden gemaakt. De rechtbank zal daarom de nakosten niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt Islandplant om aan Nedflex te betalen een bedrag van € 5.048,92, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 11 maart 2022 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt Islandplant om aan Nedflex te betalen een bedrag van € 627,45 als vergoeding voor de buitengerechtelijke incassokosten,
5.3.
veroordeelt Islandplant in de proceskosten, aan de zijde van Nedflex tot op heden begroot op € 3.901,412, te voldoen binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW bedrag met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.K. Korteweg en in het openbaar uitgesproken op 14 december 2022.
type: 1680
coll: