ECLI:NL:RBNHO:2022:11120

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 november 2022
Publicatiedatum
14 december 2022
Zaaknummer
9836845 \ CV EXPL 22-2432
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging huurovereenkomst door dwaling na echtscheiding

In deze zaak heeft de stichting Pré Wonen een vordering ingesteld tegen [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] met betrekking tot de vernietiging van een huurovereenkomst voor een sociale huurwoning. De huurovereenkomst was tot stand gekomen op 9 oktober 2020, terwijl [gedaagde sub 1] op 26 augustus 2020 een echtscheidingsverzoek had ingediend. Pré Wonen stelde dat [gedaagde sub 1] c.s. onjuiste informatie had verstrekt over hun woonsituatie en de echtscheiding, wat leidde tot de vernietiging van de huurovereenkomst op grond van dwaling. De kantonrechter oordeelde dat er geen sprake was van bedrog, maar wel van dwaling, omdat de huurovereenkomst tot stand was gekomen onder invloed van een onjuiste voorstelling van zaken. De kantonrechter verklaarde de huurovereenkomst per brief van 4 januari 2022 vernietigd en veroordeelde [gedaagde sub 1] c.s. om de woning binnen drie maanden te ontruimen. Tevens werden de proceskosten aan de zijde van Pré Wonen toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9836845 \ CV EXPL 22-2432
Uitspraakdatum: 16 november 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de stichting
Stichting Pré Wonen
gevestigd te Haarlem
eiseres
verder te noemen: Pré Wonen
gemachtigde: mr. D. de Vries en mr. D.A. Fransen
tegen

1.[gedaagde sub 1]

2.
[gedaagde sub 2]
beiden wonende te [woonplaats]
verder gezamenlijk te noemen: [gedaagde sub 1] c.s. en afzonderlijk: [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2]
gemachtigde: mr. J.W.J. Hijnen

1.Het procesverloop

1.1.
Pré Wonen heeft bij dagvaarding van 15 april 2022 een vordering tegen [gedaagde sub 1] c.s. ingesteld. [gedaagde sub 1] c.s. heeft schriftelijk geantwoord en daarbij een tegenvordering ingediend. Pré Wonen heeft schriftelijk op de tegenvordering gereageerd.
1.2.
Op 18 oktober 2022 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Pré Wonen heeft gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd. Voorafgaand aan de zitting heeft [gedaagde sub 1] c.s. bij brief van 5 oktober 2022 nog een stuk toegezonden.

2.Feiten

2.1.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zijn op 11 augustus 2012 met elkaar getrouwd. Zij hebben twee kinderen, beiden geboren [in 2015] .
2.2.
Op 26 augustus 2020 heeft [gedaagde sub 1] een verzoek tot echtscheiding bij de rechtbank ingediend. Op 28 augustus 2020 heeft de rechtbank een referteverklaring van [gedaagde sub 2] ontvangen.
2.3.
Pré Wonen is een woningcorporatie. Zij verhuurt (onder meer) sociale huurwoningen.
2.4.
Op of omstreeks 25 augustus 2020 heeft [gedaagde sub 1] via het online systeem van Woonservice gereageerd op een sociale huurwoning van Pré Wonen aan [adres 2] te [woonplaats] . Dit betreft een vierkamerwoning. [gedaagde sub 1] woont op dat moment met [gedaagde sub 2] en de kinderen in een woning aan [adres 1] te [woonplaats] , die zij huurt van Woonopmaat.
2.5.
Op basis van de door haar ingevulde informatie is [gedaagde sub 1] geselecteerd om de woning aan [adres 2] te bezichtigen. Na de bezichtiging heeft Pré Wonen [gedaagde sub 1] per e-mail uitgenodigd voor een (telefonisch) intakegesprek. In de e-mail van 9 september 2020 staat onder meer het volgende:
Wij hebben (…) een aantal gegevens van u nodig. U kunt deze inscannen, of een foto van maken met uw mobiele telefoon en sturen naar […]. (…) De gevraagde gegevens staan in de voorlopige aanbiedingsmail en voor uw informatie staat het hieronder nogmaals beschreven. Zijn de gegevens niet compleet dan wijzen wij de woning niet toe.(…)
Extra gegevens indien van toepassing op uw situatie(…)• Als u pas gescheiden bent en u staat nog als gehuwd in het bevolkingsregister: vonnis van de rechter over de echtscheiding en/of het echtscheidingsconvenant• Ligt u in scheiding, maar is de scheiding nog niet officieel uitgesproken? Neemt u dan het verzoek aan de rechter mee. (…)
2.6.
Op 18 september 2020 heeft Pré Wonen een toewijzingstoets uitgevoerd. Op het toewijzingsformulier met daarop de voor de toets relevante gegevens staat onder
Algemeenonder meer:
Aantal verhuizende personen: 4.Verder staat op het formulier achter
Berekening verzamelinkomeneen bedrag van € 28.925,00 (het inkomen van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] samen) en onder het kopje
Documenten van toepassing bij toewijzingstaat achter
Echtscheidingspapieren:
n.v.t.
Onderaan het toewijzingsformulier staat:
Ondergetekende(n) verklaart/verklaren hierbij ieder voor zich en gezamenlijk dat de verstrekte gegevens naar waarheid zijn verstrekt. Ondergetekende(n) is/zijn ermee bekend dat: (…)3) het verstrekken van onjuiste gegevens en/of het verzwijgen van gegevens die van belang zijn voor de vaststelling van de hoogte van het inkomen kan leiden tot opzegging/ontbinding van de huurovereenkomst die op basis van onjuiste of onvolledige gegevens is aangegaan.
2.7.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben het toewijzingsformulier beiden op 18 september 2020 ondertekend.
2.8.
Bij beschikking van 23 september 2020 heeft de rechtbank de echtscheiding tussen [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] uitgesproken. In de beschikking is bepaald dat [gedaagde sub 1] huurster zal zijn van de woning aan [adres 1] te [woonplaats] met ingang van de dag van inschrijving van de beschikking in de registers van de burgerlijke stand. Verder maakt een ouderschapsplan van 24 juli 2020 deel uit van de beschikking.
2.9.
Op 8 oktober 2020 is de echtscheiding ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.10.
Op 9 oktober 2020 hebben [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] de huurovereenkomst voor de woning aan [adres 2] ondertekend.
2.11.
Op 2 maart 2021 heeft [gedaagde sub 1] telefonisch aan Pré Wonen laten weten dat zij haar medehuurderschap gaat opzeggen en dat haar partner in de woning blijft.
2.12.
Per e-mail van 31 mei 2021 heeft Pré Wonen aan [gedaagde sub 1] bevestigd dat zij de opzegging heeft ontvangen. Pré Wonen vermeldt dat zij nog enkele vragen heeft voordat zij de opzegging kan verwerken, waaronder de vraag of [gedaagde sub 1] momenteel getrouwd is met [gedaagde sub 2] . [gedaagde sub 1] antwoordt hierop dat zij niet meer getrouwd is met [gedaagde sub 2] . Vervolgens heeft [gedaagde sub 1] per e-mail op verzoek van Pré Wonen enkele bewijsstukken van de echtscheiding aan Pré Wonen toegestuurd. [gedaagde sub 1] schrijft daarbij onder meer:
Bijgaande treft u in de bijlage van dit bericht de echtscheidingspapieren. Echter kan ik u alleen niet voorzien van een echtscheidingsdocument waarop de bovengenoemde woning aan [gedaagde sub 2] is toegewezen, omdat toen wij de woning aannamen al niet meer getrouwd waren, maar alleen onze relatie nog een kans hebben proberen te geven door gedeeltelijk samen te wonen, en heb ik daarom voor mezelf voor de zekerheid de andere woning ook nog aangehouden ( [adres 1] [woonplaats] ). Uiteraard hebben zowel ik als [gedaagde sub 2] de huurovereenkomst voor [adres 2] ondertekend. (…)
2.13.
Bij brieven van 4 januari 2022 heeft (de gemachtigde van) Pré Wonen aan [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] onder meer het volgende geschreven:
Indien cliënte op 18 september 2020 dan wel op 9 oktober 2020 op de hoogte was van het feit dat u gescheiden was (dan wel in scheiding lag) en dat mevrouw een eigen woning aan [adres 1] tot haar beschikking had die zij niet van plan was op te zeggen, dan had zij nooit en huurovereenkomst met u afgesloten. Niet met mevrouw omdat zij al een huurwoning had (aan [adres 1] ) en ook niet aan meneer omdat zijn inschrijftijd onvoldoende was.Cliënte stelt zich op het standpunt dat sprake is van bedrog (art. 3:44 BW) dan wel van dwaling (art. 6:228 BW) en dat zij bij een juiste voorstelling van zaken de overeenkomst niet had gesloten. Cliënte vernietigt derhalve de huurovereenkomst met betrekking tot het adres [adres 2] te [woonplaats] . De vernietiging heeft tot gevolg dat met terugwerkende kracht nimmer een huurovereenkomst tot stand is gekomen en dat u op dit moment zonder recht of titel in de woning woont. (…) Cliënte geeft u de gelegenheid om de woning uiterlijk 31 januari 2022 te verlaten en de woning op een juiste wijze (d.w.z. conform het geldende opleverprotocol) aan cliënte op te leveren.Mocht u het met het bovenstaande niet eens zijn dan kunt u binnen zeven dagen na heden schriftelijk reageren op de vernietiging van de huurovereenkomst. Ik wijs u er wel op dat het indienen van een schriftelijke reactie in beginsel de datum van de ontruiming niet opschort. Mocht uw reactie echter reden zijn voor cliënte om van de vernietiging van de huurovereenkomst af te zien, dan zal zij u dat zo spoedig mogelijk laten weten.
2.14.
Op 6 januari 2022 heeft mr. Hijnen namens [gedaagde sub 1] Pré Wonen verzocht af te zien van de vernietiging van de huurovereenkomst.
2.15.
[gedaagde sub 1] c.s. hebben de woning niet aan Pré Wonen opgeleverd.

3.De vordering

3.1.
Pré Wonen vordert primair dat de kantonrechter voor recht verklaart dat de huurovereenkomst met betrekking tot [adres 2] te [woonplaats] per brief van 4 januari 2022 is vernietigd, althans dat de huurovereenkomst per die datum is geëindigd. Subsidiair vordert Pré Wonen vernietiging danwel ontbinding van de huurovereenkomst. In beide gevallen wil Pré Wonen dat [gedaagde sub 1] c.s. wordt veroordeeld om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis de woning te ontruimen, onder verbeurte van een dwangsom. Ook wil Pré Wonen dat [gedaagde sub 1] c.s. wordt veroordeeld tot betaling van een boete van (ten tijde van dagvaarden) € 14.550,00 en in geval van een gedwongen ontruiming betaling van de ontruimingskosten.
3.2.
Samengevat legt Pré Wonen aan de vordering ten grondslag dat [gedaagde sub 1] c.s. voorafgaand aan het aangaan van de huurovereenkomst (opzettelijk) onjuiste mededelingen heeft gedaan danwel feiten heeft verzwegen. [gedaagde sub 1] c.s. heeft namelijk ten onrechte in het kader van de toewijzingstoets op 18 september 2020 niets vermeld over de echtscheidingsprocedure. Bovendien bleek nadien dat [gedaagde sub 1] de woning aan [adres 1] heeft aangehouden en zich nooit heeft ingeschreven op [adres 2] . Ook de kinderen zijn daar niet ingeschreven. Het aantal verhuizende personen was dus niet vier, zoals vermeld op het toewijzingsformulier, maar één, namelijk: [gedaagde sub 2] . Ook het verzamelinkomen had alleen gebaseerd moeten worden op het inkomen van [gedaagde sub 2] .
3.3.
Pré Wonen stelt dat zij bij juiste en volledige informatie de huurovereenkomst niet zou hebben gesloten en dat zij deze daarom terecht heeft vernietigd op grond van bedrog (artikel 3:44 van het Burgerlijk Wetboek (BW)) danwel op grond van dwaling (artikel 6:228 BW).
3.4.
Aan de (subsidiaire) vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst legt Pré Wonen kort gezegd ten grondslag dat [gedaagde sub 1] c.s. zich niet aan de huurovereenkomst heeft gehouden doordat [gedaagde sub 1] feitelijk niet in de woning heeft gewoond althans daar niet haar hoofdverblijf heeft gehad. Vanwege deze tekortkoming is [gedaagde sub 1] c.s. op grond van de Algemene huurvoorwaarden een boete van € 25,00 per kalenderdag verschuldigd.

4.Het verweer en de tegenvordering

4.1.
[gedaagde sub 1] c.s. betwist de vordering. Zij voert aan – samengevat – dat het nooit haar intentie was om Pré Wonen onvolledig of onjuist te informeren. Zij heeft ook de vragen van Pré Wonen na haar verzoek tot beëindiging van haar huurderschap eerlijk beantwoord en in alle eerlijkheid de echtscheidingsstukken aangeleverd. [gedaagde sub 1] betwist ook dat alleen [gedaagde sub 2] naar de woning is verhuisd. Ten tijde van de echtscheidingsprocedure hebben [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zich, mede in het belang van hun minderjarige tweeling, verzoend. Zij hebben juist op de woning gereageerd om daar een frisse start te maken. [gedaagde sub 1] sliep zeker vier à vijf keer per week in de woning. Ter onderbouwing hiervan verwijst [gedaagde sub 1] c.s. naar een aantal verklaringen van buren en (overige) omwonenden. Dat [gedaagde sub 1] (veiligheidshalve) haar andere woning heeft aangehouden sluit niet uit dat zij als (hoofd)huurder kan worden aangemerkt. Het verzamelinkomen moest ook weldegelijk gebaseerd worden op de gezamenlijke inkomens. [gedaagde sub 1] heeft bovendien niet zelf aangegeven dat echtscheidingspapieren niet van toepassing waren; dit was door een medewerker van Pré Wonen al ingevuld op het formulier.
Daarnaast voert [gedaagde sub 1] (kort weergegeven) aan dat Pré Wonen niet heeft aangetoond dat zij de huurovereenkomst niet zou zijn aangegaan wanneer [gedaagde sub 1] c.s. de echtscheidingspapieren wel zou hebben verstrekt, daarbij ook stellende dat zij zich inmiddels, mede in het belang van hun kinderen, weer hadden verzoend en als samenwonend stel verder gingen.
4.2.
Verder heeft [gedaagde sub 1] c.s. verweer gevoerd tegen de (subsidiaire) stelling van Pré Wonen dat [gedaagde sub 1] c.s. tekort is geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst en ten slotte heeft [gedaagde sub 1] c.s. aangevoerd dat ten aanzien van [gedaagde sub 2] en de kinderen het beroep van Pré Wonen op vernietiging of ontbinding van de overeenkomst in strijd is met de redelijkheid en billijkheid.
4.3.
[gedaagde sub 1] vordert bij wijze van tegenvordering dat de kantonrechter voor recht verklaart, althans bepaalt, dat [gedaagde sub 2] met ingang van 1 mei 2021 huurder is van de woning aan [adres 2] en dat de huur met [gedaagde sub 1] met ingang van 1 mei 2021 is geëindigd en [gedaagde sub 1] vanaf die datum niet gehouden is tot nakoming van de huurdersverplichtingen.
4.4.
[gedaagde sub 1] legt aan de vordering (kort gezegd) de artikelen 7:266 en 7:267 BW ten grondslag welke op grond van de rechtspraak van overeenkomstige toepassing zijn op contractuele medehuur.
4.5.
Pré Wonen betwist de tegenvordering.

5.De beoordeling

de vordering
Geen bedrog, wel dwaling
5.1.
Pré Wonen legt aan haar primaire vordering ten grondslag dat zij de overeenkomst heeft vernietigd op grond van bedrog danwel dwaling. De kantonrechter is van oordeel dat niet is gebleken dat sprake is van bedrog. Bedrog vereist opzet. De kantonrechter ziet in de stukken van het dossier onvoldoende aanknopingspunten op grond waarvan moet worden geoordeeld dat [gedaagde sub 1] c.s. Pré Wonen opzettelijk heeft misleid. Naar het oordeel van de kantonrechter is wel sprake van dwaling. De kantonrechter overweegt daartoe het volgende.
5.2.
Voor een rechtsgeldig beroep op dwaling is vereist dat het gaat om een overeenkomst die tot stand is gekomen onder invloed van een onjuiste voorstelling van zaken en die bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten. Verder moet sprake zijn van een van de drie dwalingsgevallen uit artikel 6:228 lid 1 BW. Op Pré Wonen rusten de stelplicht en bewijslast van deze vereisten.
5.3.
De kantonrechter stelt voorop dat Pré Wonen de huurovereenkomst is aangegaan op basis van de gegevens die [gedaagde sub 1] c.s. ten behoeve van de toewijzingstoets op 18 september 2020 heeft verstrekt. Vast staat dat [gedaagde sub 1] ruim drie weken eerder (op 26 augustus 2020) een echtscheidingsverzoek had ingediend bij de rechtbank en dat [gedaagde sub 2] twee dagen later een referteverklaring heeft toegestuurd. Ondanks dat Pré Wonen in haar e-mail van 9 september 2020 aangeeft dat als sprake is van een (voorgenomen) echtscheiding daarvan het verzoek respectievelijk het vonnis moet worden meegestuurd, heeft [gedaagde sub 1] c.s. dat niet gedaan. Vervolgens is op het toewijzingsformulier ingevuld dat
Echtscheidingspapieren
n.v.t.’ zijn, waaronder [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] beiden hun handtekening hebben gezet. Ook nadien heeft [gedaagde sub 1] c.s. niet gemeld dat de echtscheiding was uitgesproken. Deze is op 8 oktober 2020 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Op 9 oktober 2020 heeft [gedaagde sub 1] c.s. met Pré Wonen een huurovereenkomst gesloten, terwijl Pré Wonen op dat moment in de veronderstelling verkeerde dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] gehuwd waren. Daarmee is sprake van een overeenkomst die tot stand is gekomen onder invloed van een onjuiste voorstelling van zaken.
5.4.
Voor zover [gedaagde sub 1] c.s. heeft aangevoerd dat [gedaagde sub 2] hiervoor niet verantwoordelijk kan worden gehouden omdat hij de Nederlandse taal niet/onvoldoende beheerst, faalt dit betoog. Het ligt op de weg van [gedaagde sub 2] om zich goed te laten voorlichten over hetgeen waarvoor hij tekent. In elk geval is dit geen omstandigheid die voor risico van Pré Wonen komt.
5.5.
Voorts is de kantonrechter van oordeel dat Pré Wonen voldoende heeft onderbouwd dat zij de huurovereenkomst bij een juiste voorstelling van zaken niet (onder dezelfde voorwaarden) zou hebben gesloten. Pré Wonen heeft gesteld dat [gedaagde sub 1] de woning toegewezen heeft gekregen omdat haar inschrijftijd (van 5 jaar) voldoende was. [gedaagde sub 2] kwam op basis van enkel zijn opgegeven gezinssamenstelling en opgebouwde wachttijd niet in aanmerking voor deze vierkamerwoning. Gelet op de regels die voor toewijzing van sociale huurwoningen gelden had Pré Wonen – als zij de woning al had aangeboden aan twee (aanstaande) ex-echtgenoten – in elk geval expliciet als voorwaarde gesteld dat [gedaagde sub 1] de huurwoning aan [adres 1] zou opzeggen en zich zou inschrijven op het adres van het gehuurde. Dat heeft zij nu niet gedaan omdat zij niet van de (voorgenomen) echtscheiding op de hoogte was.
5.6.
Op grond van artikel 6:228 lid 1 sub b BW is de huurovereenkomst – die tot stand is gekomen onder invloed van dwaling en bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten – vernietigbaar indien [gedaagde sub 1] c.s. in verband met hetgeen zij omtrent de dwaling wist of behoorde te weten, Pré Wonen had behoren in te lichten. Dat de onjuiste voorstelling van zaken bij Pré Wonen is ontstaan doordat [gedaagde sub 1] c.s. niet heeft gemeld dat sprake was van een echtscheidingsprocedure staat vast. De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde sub 1] c.s. in elk geval behoorde te weten dat zij Pré Wonen had moeten inlichten. In de e-mail van 9 september 2020 wordt hier immers expliciet naar gevraagd. Ook op het formulier wordt
Echtscheidingspapierengenoemd. Daaruit volgt al dat informatie over een eventuele echtscheiding voor Pré Wonen bij de beoordeling van belang is. Dat [gedaagde sub 1] c.s. hier overheen heeft gelezen, zoals zij zelf heeft verklaard, komt voor haar eigen rekening.
5.7.
Op grond van het voorgaande staat vast dat aan de voorwaarden voor vernietiging op grond van dwaling is voldaan. Pré Wonen heeft daar in haar brief van 4 januari 2022 ook een beroep op gedaan. De kantonrechter zal dan ook voor recht verklaren dat de huurovereenkomst per brief van 4 januari 2022 is vernietigd.
Ontruiming
5.8.
Op grond van artikel 3:53 lid 1 BW werkt de vernietiging terug tot het tijdstip waarop de rechtshandeling is verricht. Dit betekent dat achteraf bezien tussen partijen geen huurovereenkomst tot stand is gekomen en dat [gedaagde sub 1] c.s. (althans feitelijk [gedaagde sub 2] ) zonder recht of titel in de woning verblijft. De gevorderde ontruiming zal dan ook worden toegewezen.
5.9.
De gevolgen die een ontruiming meebrengen voor [gedaagde sub 2] en de kinderen in het bijzonder, maken dit oordeel niet anders. Het belang van [gedaagde sub 2] bij het behoud van een woning is evident, maar daartegenover staat ook het belang van Pré Wonen bij een eerlijke verdeling van sociale huurwoningen. Nu de kinderen ook bij [gedaagde sub 1] (kunnen) verblijven, wordt ook het belang van de kinderen niet zodanig geschaad dat een ontruiming naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Wel ziet de kantonrechter in de omstandigheden van het geval aanleiding om de ontruimingstermijn te stellen op drie maanden na betekening van dit vonnis.
Dwangsom
5.10.
De kantonrechter zal aan de veroordeling tot ontruiming geen dwangsom verbinden. Onvoldoende is gebleken dat Pré Wonen moet vrezen dat [gedaagde sub 1] c.s. niet vrijwillig aan dit vonnis zal voldoen.
Boete
5.11.
Pré Wonen vordert in de dagvaarding dat [gedaagde sub 1] c.s. wordt veroordeeld tot betaling van een boete van (ten tijde van dagvaarden) € 14.550,00. Ter zitting heeft Pré Wonen toegelicht dat deze boete alleen ziet op het geval waarin de huurovereenkomst in stand zou zijn gebleven. Aangezien hiervoor is geoordeeld dat de huurovereenkomst rechtsgeldig is vernietigd, is niet voldaan aan de voorwaarde waaronder de vordering is ingesteld, zodat hierop niet hoeft te worden beslist.
Kosten gedwongen ontruiming
5.12.
De gevorderde ontruimingskosten worden afgewezen, omdat de met de gedwongen ontruiming gemoeide kosten slechts toewijsbaar zijn als zij in redelijkheid zijn gemaakt, hetgeen niet op voorhand kan worden beoordeeld.
Proceskosten
5.13.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde sub 1] c.s., omdat zij ongelijk krijgt. Daarbij zal [gedaagde sub 1] ook worden veroordeeld tot betaling van € 124,00 aan nasalaris voor zover Pré Wonen daadwerkelijk nakosten maakt.
de tegenvordering
5.14.
[gedaagde sub 1] c.s. vordert (kort gezegd) dat de kantonrechter bepaalt dat [gedaagde sub 2] met ingang van 1 mei 2021 huurder is van de woning en dat de huur met [gedaagde sub 1] met ingang van 1 mei 2021 is geëindigd.
5.15.
Deze vordering kan niet worden toegewezen. Zoals hiervoor overwogen heeft Pré Wonen de huurovereenkomst met [gedaagde sub 1] c.s. terecht buitengerechtelijk vernietigd. Omdat vernietiging terugwerkende kracht heeft, heeft er (juridisch) nooit een huurovereenkomst tussen Pré Wonen en [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] bestaan. Aan de vraag of het huurrecht (per 1 mei 2021) aan [gedaagde sub 2] moet worden toegewezen komt de kantonrechter dan ook niet toe.
5.16.
De proceskosten in de tegenvordering komen voor rekening van [gedaagde sub 1] c.s. omdat zij ongelijk krijgt. Gelet op de samenhang tussen de vordering en de tegenvordering zal de kantonrechter deze begroten op nihil.

6.De beslissing

De kantonrechter:
de vordering
6.1.
verklaart voor recht dat de huurovereenkomst betreffende de woonruimte, gelegen aan [adres 2] te [woonplaats] , is vernietigd per brief van 4 januari 2022;
6.2.
veroordeelt [gedaagde sub 1] c.s. om binnen drie maanden na betekening van dit vonnis de woning aan [adres 2] te [woonplaats] met alle aan haar toebehorende aanwezige goederen en personen te verlaten, met overgifte aan Pré Wonen van de sleutels, en al hetgeen tot het gehuurde behoort ter vrije en algehele beschikking van Pré Wonen te stellen;
6.3.
veroordeelt [gedaagde sub 1] c.s. tot betaling van de proceskosten binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis. De proceskosten aan de kant van Pré Wonen tot en met vandaag worden vastgesteld op:
dagvaarding € 129,83
griffierecht € 128,00
salaris gemachtigde € 498,00 (2 x € 249,00)
nakosten € 124,00 voor zover daadwerkelijk nakosten worden gemaakt;
6.4.
veroordeelt [gedaagde sub 1] c.s. tot betaling van de wettelijke rente over de proceskosten vanaf 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de volledige voldoening;
6.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
de tegenvordering
6.6.
wijst de vordering af;
6.7.
veroordeelt [gedaagde sub 1] c.s. tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor Pré Wonen worden vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. I. de Greef, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter