ECLI:NL:RBNHO:2022:11511

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 december 2022
Publicatiedatum
21 december 2022
Zaaknummer
9542975 CV EXPL 21-5703
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kredietovereenkomst en informatieplichten in het kader van de kredietwaardigheidstoets

In deze bodemzaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 14 december 2022 uitspraak gedaan in een verstekvonnis. De eisende partij, Incasso Partners B.V., heeft een vordering ingesteld tegen een gedaagde partij die niet is verschenen. De zaak betreft een kredietovereenkomst waarbij de eisende partij stelt dat er sprake is van een uitzondering op de informatieplichten zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek (BW) en de Wet op het financieel toezicht (Wft). De kantonrechter heeft in een eerder tussenvonnis de eisende partij de gelegenheid gegeven om haar vordering nader toe te lichten, met name met betrekking tot de informatieplichten van artikel 7:60 BW en de kredietwaardigheidstoets van artikel 4:34 lid 1 Wft.

In de akte van 16 november 2022 heeft de eisende partij betoogd dat er een uitzondering van toepassing is, omdat bij het aangaan van het krediet en bij tijdige betaling geen rente of andere kosten in rekening worden gebracht. De kantonrechter heeft deze argumentatie echter verworpen. Hij oordeelt dat de gedaagde partij bij de totstandkoming van de overeenkomst akkoord is gegaan met de Algemene voorwaarden van Klarna, waarin is vastgelegd dat bij late betaling kosten in rekening kunnen worden gebracht. De kantonrechter benadrukt dat het bij de toetsing van het krediet gaat om het moment van aangaan van de overeenkomst, en dat de stelling van de eisende partij dat de bedongen incassokosten niet onder de kosten van het krediet vallen, niet kan worden gevolgd.

De kantonrechter concludeert dat de eisende partij niet heeft voldaan aan de eisen van artikel 111 lid 2 onder d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) en artikel 21 Rv. Hierdoor wordt de vordering afgewezen en wordt de eisende partij in de proceskosten veroordeeld, die voor de gedaagde partij op nihil worden vastgesteld. De uitspraak is gedaan door mr. M.M. Kruithof en openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 9542975 CV EXPL 21-5703
Uitspraakdatum: 14 december 2022
Verstekvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap
Incasso Partners B.V.
gevestigd te Leiden
de eisende partij
gemachtigde: Gerechtsdeurwaarders Bazuin & Partners
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.Het verdere procesverloop

1.1.
Bij tussenvonnis van 19 oktober 2022 (hierna: het tussenvonnis) heeft de kantonrechter de eisende partij in de gelegenheid gesteld haar vordering nader toe te lichten, hetgeen zij bij akte van 16 november 2022 (hierna: de akte) heeft gedaan.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In het tussenvonnis heeft de kantonrechter de eisende partij in de gelegenheid gesteld om nader toe te lichten dat is voldaan aan de bepalingen van titel 7:2A van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), in het bijzonder de informatieplichten van artikel 7:60 BW en de kredietwaardigheidstoets van artikel 4:34 lid 1 van de Wet op het financieel toezicht (hierna: Wft), of dat sprake is van een uitzondering als bedoeld in artikel 7:58 lid 2 onder e BW.
2.2.
In de akte stelt de eisende partij dat sprake is van een uitzondering als bedoeld in artikel 7:58 lid 2 onder e BW, omdat bij het aangaan van het krediet en bij betaling binnen de gestelde termijn geen rente en andere kosten worden aangerekend. De kantonrechter kan deze argumentatie niet volgen en overweegt daartoe als volgt.
2.3.
Bij de totstandkoming van de onderhavige overeenkomst is de gedaagde partij akkoord gegaan met de Algemene voorwaarden van Klarna. In die voorwaarden is (onder meer) bedongen dat bij (te) late betaling kosten in rekening kunnen worden gebracht. In tegenstelling tot hetgeen de eisende partij stelt is niet van belang of deze extra kosten ook
daadwerkelijkbij de gedaagde partij in rekening zijn gebracht. Bij de toetsing van het krediet gaat het om het moment van aangaan van de overeenkomst.
2.4.
De stelling van de eisende partij dat de bedongen incassokosten niet vallen onder de kosten van het krediet volgt de kantonrechter niet. Zoals eerder ook in het tussenvonnis is overwogen, volgt uit artikel 7:74 sub h BW dat ook kosten uit hoofde van het kredietrisico (dat wil zeggen risico van wanbetaling door kredietnemer) onder het begrip kredietvergoeding vallen. Dat deze regeling ten faveure van de consument afwijkt van de wettelijke regeling doet daar niet aan af. Dat, zoals de eisende partij stelt, krediet wordt verleend zonder rente en andere kosten is dan ook onjuist. Over de vraag of sprake is van ‘onbetekenende kosten’ als bedoeld in artikel 7:58 lid 2 onder e BW heeft de eisende partij zich in de akte niet uitgelaten.
2.5.
De conclusie is dan ook dat de kantonrechter de eisende partij niet volgt in haar standpunt dat de onderhavige kredietovereenkomst valt onder de uitzondering van artikel 7:58 lid 2 onder e BW.
2.6.
De eisende partij heeft zich verder ook niet uitgelaten over de informatieplichten van artikel 7:60 BW en de kredietwaardigheidstoets, zodat de kantonrechter niet kan nagaan of de eisende partij daaraan heeft voldaan.
2.7.
Gelet op het voorgaande is er geen aanleiding om terug te komen op hetgeen bij tussenvonnis is overwogen over (de kwalificatie van) de kredietovereenkomst. De eisende partij heeft niet aan de eisen van artikel 111 lid 2 onder d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) en artikel 21 Rv voldaan. Daarom wordt de vordering afgewezen.
2.8.
De eisende partij wordt in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Deze worden aan de kant van de gedaagde partij tot en met vandaag vastgesteld op nihil.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de vordering af;
3.2.
veroordeelt de eisende partij tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de gedaagde partij worden vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Kruithof en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter