Uitspraak
RECHTBANK Noord-Holland
1.De procedure
- de dagvaarding (met producties 1 tot en met 17),
- de conclusie van antwoord,
- het tussenvonnis van 20 juli 2022,
- de mondelinge behandeling op 9 november 2022. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. De advocaten van partijen hebben gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd.
2.Feiten
Betrokkene [naam] reed in zijn voertuig (…).
(…)
14. Wanneer is schade door de auto niet verzekerd?
- Hij heeft meer alcohol in het bloed of de adem dan wettelijk mag.
- Hij werkt niet mee aan een blaastest of bloedtest.
- Hij heeft medicijnen gebruikt die invloed kunnen hebben op de rijvaardigheid.
- Hij heeft drugs gebruikt die invloed kunnen hebben op de rijvaardigheid.”
3.Het geschil
4.De beoordeling
onredelijkebenadeling van de procespositie van [gedaagde] . [gedaagde] heeft echter nagelaten concreet aan te geven welke bewijsmogelijkheden voor hem verloren zijn gegaan. Ook de stelling dat hij niet heeft kunnen anticiperen op de financiële gevolgen is door hem verder niet uitgewerkt. [gedaagde] heeft zich er verder over beklaagd dat hij geen invloed heeft kunnen uitoefenen op de hoogte van de schadevergoeding aan [naam] , maar hij heeft de rechtbank niet duidelijk gemaakt op welke wijze hij daarop invloed had willen c.q. kunnen uitoefenen. Die schade wordt immers vastgesteld tussen het slachtoffer en de verzekeraar.
niette goeder trouw is, kan de verzekeraar het bedrag van de schadevergoeding
welop hem verhalen . In dat geval geldt de hoofdregel van artikel 15 lid 1 WAM weer. Beoordeeld moet dus worden of [gedaagde] te goeder trouw mocht aannemen dat zijn aansprakelijkheid door een verzekering was gedekt. Indien die vraag bevestigend wordt beantwoord, kan Achmea de schade die zij aan [naam] heeft vergoed niet op [gedaagde] verhalen.
In het algemeen mag verwacht worden dat een consument weet dat de dekking van de WAM-verzekering in bepaalde gevallen is uitgesloten, zoals in het geval van rijden onder invloed of zonder rijbewijs.” Een bestuurder mag er in zo’n geval niet van uitgaan dat hij niet aangesproken zal worden door een verzekeraar om de door de verzekeraar vergoede schade terug te betalen. Dit geldt zeker in de situatie die in deze zaak aan de orde is, waarbij de bestuurder ruim drie keer de in het verkeer geldende maximaal toegestane hoeveelheid alcohol heeft gedronken, geen voorrang heeft verleend (blijkens het proces-verbaal van de politie) en er bovendien sterke aanwijzingen zijn dat hij te hard heeft gereden (zoals een door de politie gehoorde getuige heeft verklaard, zie 2.3). Deze drie omstandigheden zijn door [gedaagde] niet weersproken. [gedaagde] erkent zelfs dat hij zich er van bewust was dat hij in de staat waarin hij verkeerde niet in een auto moest gaan rijden omdat dit onverstandig, niet toegestaan en mogelijk strafbaar was. [4] De genoemde omstandigheden tezamen maken dat [gedaagde] werkelijk geen enkele reden had om te mogen en kunnen verwachten dat zijn aansprakelijkheid door een verzekering zou zijn gedekt. Een feit van algemene bekendheid is immers dat verzekeraars niet voor elke geclaimde schade dekking verlenen en dat in bepaalde gevallen uitsluitingen van toepassing zijn. Dit wordt ook door [gedaagde] erkend in de conclusie van antwoord. [5]
moeten wetendat schade die hij heeft veroorzaakt door te rijden onder invloed niet door een verzekering zou zijn gedekt. Dit is echter een ander, strenger criterium dan het criterium van artikel 15 lid 1 WAM, te weten het
te goeder trouw mogen aannemen. Bij
te goeder trouw mogen aannemengaat het erom of iemand er serieus rekening mee moest houden dat er geen dekking zou zijn voor de door hem veroorzaakte schade. Daarbij zijn van belang de omstandigheden waaronder de schade is veroorzaakt, te weten rijden onder invloed met ruim drie keer de maximaal toegestane hoeveelheid alcohol, het niet verlenen van voorrang en te hard rijden. Naar het oordeel van de rechtbank reikt de bescherming van de goede trouw niet zover dat [gedaagde] erop mocht vertrouwen dat zijn aansprakelijkheid door de verzekering werd gedekt (ook) in het geval dat hij zich schuldig zou maken aan een misdrijf, zoals het rijden onder invloed (artikel 8 lid 2 WVW). Dit betekent dat de uitzondering genoemd in het tweede deel van de tweede zin (de “tenzij-clausule”) van artikel 15 lid 1 WAM niet geldt ten aanzien van [gedaagde] . Onder deze omstandigheden komt de rechtbank niet toe aan het beantwoorden van de vraag of het in 2017 een feit van algemene bekendheid was dat in WAM-verzekeringen veelal van dekking is uitgesloten schade die is toegebracht door de verzekerde auto terwijl de bestuurder daarvan meer alcohol in zijn bloed had dan de wettelijke toegestane hoeveelheid.
- € 32.500,- wegens betaalde schadevergoeding aan [naam] (op grond van de vaststellingsovereenkomst),
- € 12.370,10 wegens buitengerechtelijke kosten van de belangbehartiger van [naam] ,
- € 5.455,31 wegens autoschade van [naam] , en
- € 2.553,95 wegens kosten voor een extern ingeschakeld expertisebureau.