ECLI:NL:RBNHO:2022:11560

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 december 2022
Publicatiedatum
22 december 2022
Zaaknummer
C/15/333942 HA RK 22/194
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek tegen een rechter in bestuursrechtelijke procedure

Op 15 december 2022 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Holland een verzoek tot wraking afgewezen dat was ingediend door een verzoeker tegen mr. M.H. Affourtit-Kramer, de rechter in een aanhangige bestuursrechtelijke zaak. Het verzoek tot wraking was ingediend op 21 november 2022 en was gericht tegen de rechter die betrokken was bij de hoofdzaak, waarin het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schagen de wederpartij was. Tijdens de zitting had de rechter de bestemmingsplankaart besproken, wat de verzoeker als een teken van vooringenomenheid beschouwde. De rechter had echter aangegeven dat zij de kaart na de zitting nogmaals zou bekijken en had de zitting op een onpartijdige manier geleid.

De wrakingskamer oordeelde dat er geen feiten of omstandigheden waren die de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd maakten. De rechter had haar lezing van de bestemmingsplankaart voorgelegd aan de partijen om hen de kans te geven hierop te reageren. De wrakingskamer concludeerde dat de rechter zich nog geen definitief oordeel had gevormd en dat de stelling van de verzoeker over vooringenomenheid niet kon worden onderbouwd. De wrakingskamer benadrukte dat wraking niet kan dienen als een rechtsmiddel tegen onwelgevallige beslissingen van de rechter.

Uiteindelijk werd het verzoek tot wraking afgewezen en werd bevolen dat het proces in de hoofdzaak zou worden voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Wrakingskamer
zaaknummer: C/15/333942 HA RK 22/194
Beslissing van 15 december 2022
Op het verzoek tot wraking ingediend door
[verzoeker]
verzoeker.
Het verzoek is gericht tegen:
mr. M.H. Affourtit-Kramer,
hierna: de rechter.

1.Procesverloop

1.1
Verzoeker heeft bij verzoekschrift, ontvangen op de rechtbank op 21 november 2022, de wraking verzocht van de rechter in de bij deze rechtbank, team Bestuursrecht Algemeen/VK aanhangige zaak met zaaknummer HAA 21/2295 (hierna te noemen: de hoofdzaak). De wederpartij in de hoofdzaak is het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schagen (gemachtigde: mr. [naam] ).
1.2
De rechter heeft niet in de wraking berust en heeft schriftelijk op het verzoek gereageerd.
1.3
Het verzoek is op 8 december 2022 behandeld op de openbare zitting van de wrakingskamer. Verzoeker, de rechter en de wederpartij in de hoofdzaak zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. Verzoeker is verschenen. De rechter en de wederpartij in de hoofdzaak hebben van de geboden gelegenheid geen gebruik gemaakt.
Het verzoek is vanwege de onderlinge samenhang gelijktijdig behandeld met het wrakingsverzoek van [verzoekers]
(gemachtigde: E. Stoop), dat is gericht tegen dezelfde rechter (C/15/333937 HA RK 22/193).

2.Het standpunt van verzoeker

2.1
Verzoeker heeft (samengevat) het volgende aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag gelegd. Tijdens de zitting heeft de rechter meegedeeld dat zij op www.ruimtelijkeplannen.nl naar de bestemmingsplankaart heeft gekeken en heeft meegedeeld wat zij daarop heeft gezien. Verzoeker is van mening dat de rechter de bestemmingsplankaart niet juist leest (uitlegt). Volgens verzoeker bleef de rechter tijdens de zitting zeer stellig bij haar standpunt dat haar lezing/uitleg van de kaart juist is. Indien de rechter hierbij blijft, zal dat in de hoofdzaak leiden tot een nadelige beslissing voor verzoeker. Dit duidt op vooringenomenheid van de rechter.

3.Het standpunt van de rechter

3.1
Het wrakingsverzoek moet worden afgewezen, omdat van partijdigheid of vooringenomenheid geen sprake is geweest. De rechter heeft aan het begin van de zitting met partijen de bestemmingsplankaart besproken en heeft partijen voorgehouden wat zij daarop had gezien. Verzoeker was verbaasd over de constatering van de rechter. De rechter heeft vervolgens gezegd dat zij na de zitting nog een keer goed op de kaart zou kijken, wat de rechter overigens altijd doet in raadkamer als partijen punten betwisten op zitting. Hierna heeft de rechter de zitting vervolgd, vragen gesteld, partijen op elkaar laten reageren en partijen aan het eind nog de gelegenheid gegeven om te pleiten. De rechter is aldus van mening dat zij de zaak onpartijdig heeft behandeld en verder kan behandelen.

4.De beoordeling

4.1
Op grond van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een rechter worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert (zogenaamde subjectieve toets). Daarnaast kan de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd zijn indien sprake is van feiten of omstandigheden die, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de rechter in de hoofdzaken, grond geven om te vrezen dat een rechter niet onpartijdig is, waarbij ook de (te vermijden) schijn van partijdigheid van belang is. Die feiten of omstandigheden moeten zwaarwegende redenen opleveren voor objectiveerbare twijfel aan de onpartijdigheid (zogenaamde objectieve toets). Het subjectieve oordeel van verzoeker is voor de beoordeling van beide toetsen wel belangrijk maar niet doorslaggevend.
4.2
De wrakingskamer stelt voorop dat de zittingsaantekeningen van de behandeling op 18 november 2022 in de hoofdzaak hebben te gelden als kenbron voor de beoordeling. Hieruit kan naar het oordeel van de wrakingskamer niet worden afgeleid dat de rechter zeer stellig bij haar standpunt bleef dat haar lezing/uitleg van de bestemmingsplankaart juist is. Sterker, uit de zittingsaantekeningen kan niet worden afgeleid dat de rechter zich hierover al een definitief oordeel heeft gevormd. Uit de zittingsaantekeningen blijkt dat de rechter haar lezing/uitleg van de bestemmingsplankaart heeft voorgehouden aan partijen om hen in de gelegenheid te stellen hierop te reageren. Ook als zij daarbij haar lezing/uitleg met stelligheid zou hebben voorgehouden, zoals verzoeker stelt, volgt hieruit geen vooringenomenheid. Desgevraagd kon verzoeker ter zitting niet aanwijzen waar de vooringenomenheid van de rechter toch uit zou blijken.
4.3
De wrakingskamer is dan ook van oordeel dat de rechter zich nog geen definitief oordeel heeft gevormd over de lezing/uitleg van de bestemmingsplankaart. Opgemerkt zij daarbij nog dat door de rechter genomen beslissingen, of in dit geval nog te nemen beslissingen, ook als deze in het nadeel van verzoeker uitvallen en zelfs als die beslissingen als onjuist zouden moeten worden aangemerkt, in het algemeen geen grond vormen om te veronderstellen dat de rechter een vooringenomenheid jegens verzoeker koestert of dat de vrees voor vooringenomenheid objectief gerechtvaardigd is, ook als tegen die beslissing geen hogere voorziening open staat. Wraking kan niet fungeren als rechtsmiddel tegen onwelgevallige (toekomstige, en dus nog onzekere) beslissingen. Vrees voor vooringenomenheid kan slechts objectief gerechtvaardigd zijn als in het licht van de feiten en omstandigheden van het geval de rechter een beslissing heeft genomen die zo onbegrijpelijk is, dat daarvoor redelijkerwijze geen andere verklaring is te geven dan dat deze door vooringenomenheid van de rechter is ingegeven. Naar het oordeel van de wrakingskamer is hiervan geen sprake.
4.4
De slotsom is dat niet is gebleken van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden. Het verzoek om wraking van de rechter moet daarom worden afgewezen.

5.Beslissing

De wrakingskamer:
  • wijst het verzoek tot wraking van de rechter af;
  • beveelt de griffier onverwijld aan verzoeker, de rechter en de wederpartij in de hoofdzaak een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden;
  • beveelt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Bellaart, voorzitter, mr. J.L. Roubos en mr. H. de Jong, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van mr. C.H. Gall, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 15 december 2022.
Bij afwezigheid van de griffier is deze uitspraak alleen ondertekend door de voorzitter.
griffier voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.