ECLI:NL:RBNHO:2022:11762

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 november 2022
Publicatiedatum
27 december 2022
Zaaknummer
10137741
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurachterstand en ontruiming van de woning wegens niet-betaalde huur en waarborgsom

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 18 november 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en [gedaagde 1], [gedaagde 2] en [gedaagde 3]. [Eiser] heeft [gedaagde 1] gedagvaard wegens huurachterstand en het niet betalen van de waarborgsom. De huurovereenkomst was ingegaan op 1 augustus 2022, maar [gedaagde 1] heeft geen huur betaald en ook de waarborgsom van € 2.400,00 niet voldaan. Tijdens de mondelinge behandeling op 4 november 2022 zijn geen van de gedaagden verschenen. [Eiser] heeft meerdere keren geprobeerd om [gedaagde 1] tot betaling aan te manen, maar zonder resultaat. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een huurachterstand van meer dan drie maanden is ontstaan, wat de ontruiming van de woning rechtvaardigt.

De kantonrechter heeft de vordering van [eiser] tot ontruiming van de woning toegewezen, met een termijn van 14 dagen na betekening van het vonnis. Daarnaast is [gedaagde 1] veroordeeld tot betaling van een gebruiksvergoeding van € 1.264,36 per maand voor elke maand dat de woning niet wordt ontruimd, en tot betaling van de huurachterstand van € 6.844,29, vermeerderd met wettelijke rente. De vorderingen tegen [gedaagde 2] en [gedaagde 3] zijn afgewezen, omdat niet voldoende bewijs is geleverd dat zij ook verantwoordelijk zijn voor de huurbetalingen. De proceskosten zijn voor rekening van [gedaagde 1].

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10137741 \ VV EXPL 22-132
Uitspraakdatum: 18 november 2022
Vonnis van de kantonrechter in kort geding in de zaak van:
[eiser]
wonende te [plaats]
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: O.L.J. Hazelzet
tegen

1.[gedaagde 1]

wonende (conform het BRP) te [plaats]
gedaagde sub 1
verder te noemen: [gedaagde 1]
procederend in persoon

2.[gedaagde 2]wonende te [plaats]

gedaagde sub 2
verder te noemen: gedaagde sub 2
niet verschenen

3.[gedaagde 3]wonende te [plaats]gedaagde sub 3verder te noemen: gedaagde sub 3niet verschenen

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft [gedaagde 1], gedaagde sub 2 en gedaagde sub 3 op 13 oktober 2022 gedagvaard.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 4 november 2022. Per e-mail d.d. 1 november 2022 heeft [gedaagde 1] om aanhouding van de zaak gevraagd. [eiser] heeft hiertegen bezwaar gemaakt waarna de kantonrechter heeft besloten de zitting door te laten gaan. Voorafgaand aan de zitting heeft [gedaagde 1] per e-mail d.d. 4 november 2022 nog laten weten dat zij niet naar de zitting kan komen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat [eiser] ter zitting, ter toelichting van zijn standpunt, naar voren heeft gebracht. Geen van de gedaagden is verschenen ter zitting.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft aan [gedaagde 1] per 1 augustus 2022 de woning, gelegen aan de [adres] [plaats] (hierna: de woning) verhuurd voor een huurprijs van € 1.200,00 per maand. Uit de huurovereenkomst volgt dat [gedaagde 1] ook een waarborgsom ad
€ 2.400,00 aan de voor [eiser] optredende makelaar, [bedrijf] Makelaars B.V., diende te voldoen uiterlijk op 31 juli 2022.
2.2.
In augustus en september 2022 is er tussen [eiser] en [gedaagde 1] veelvuldig per Whatsapp en e-mail contact geweest over de gebruikerskosten, het laten aansluiten van de CV, het afsluiten door [gedaagde 1] van contracten van gas en stroom en over de huurbetalingen.
2.3.
Per e-mail d.d. 4 oktober 2022 heeft [bedrijf] Makelaars B.V. aan [eiser] geschreven:
Mijn collega [betrokkene] heeft op de dag van de sleuteloverdracht de inspectie uitgevoerd en de sleutel overhandigd, hierbij heeft huurster nadrukkelijk gezegd dat zij de 1e maand huur en de borg overgemaakt had. Zoals helaas achteraf is gebleken was dat een glasharde leugen.
2.4.
Door en namens [eiser] is [gedaagde 1] meermaals aangemaand tot betaling van de vervallen huurtermijnen en de waarborgsom.

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter bij wijze van voorlopige voorziening:
I. [gedaagde 1] en gedaagde sub 2 hoofdelijk veroordeelt om de woning binnen drie dagen na betekening van dit vonnis met alle zich daarin van zijnentwege/harentwege bevindende personen en goederen te ontruimen en te verlaten en onder overgave van de sleutels en hetgeen daartoe verder behoort ter vrije en algehele beschikking van [eiser] te stellen;
II. [gedaagde 1] en gedaagde sub 2 hoofdelijk veroordeelt om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 8.023,98 vermeerderd met primair de contractuele rente van 1% per maand, subsidiair de wettelijke rente over € 6.000,00 vanaf 1 oktober 2022 tot de dag van algehele voldoening;
III. [gedaagde 1] en gedaagde sub 2 hoofdelijk veroordeelt om aan [eiser] te betalen aan huur/te vergoeden aan gebruiksvergoeding een bedrag van € 1.264,36 per maand, voor elke maand of gedeelte daarvan dat [gedaagde 1] en gedaagde sub 2 in gebreke zullen blijven de woning te ontruimen en ter beschikking van [eiser] te stellen vanaf 1 november 2022;
IV. gedaagde sub 3 veroordeelt om de ontruiming te gehengen en te gedogen en de woning met alle zich daarin van zijnentwege bevindende personen en goederen te ontruimen en te verlaten;
V. gedaagde sub 3 veroordeelt om aan [eiser] te betalen aan huur/te vergoeden aan gebruiksvergoeding een bedrag van € 1.264,36 per maand, voor elke maand of gedeelte daarvan dat gedaagde 3 na de datum van dit vonnis in gebreke zal blijven de woning te ontruimen en ter beschikking van [eiser] te stellen;
VI. [gedaagde 1], gedaagde 2 en gedaagde 3 hoofdelijk veroordeelt in de proceskosten.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat primair de ontruiming gerechtvaardigd is omdat er reeds meer dan drie maanden huurachterstand is ontstaan. [gedaagde 1] heeft nimmer de huur betaald noch de waarborgsom. Daarnaast houdt [gedaagde 1] haar hoofdverblijf niet in de woning terwijl dat op grond van de huurovereenkomst en de algemene voorwaarden wel verplicht is. Daarbij komt nog dat er een vermoeden is dat [gedaagde 1] de woning onderverhuurt aan gedaagde 3 zonder daar toestemming voor te hebben van [eiser]. Alle drie deze tekortkomingen in de nakoming van de overeenkomst tussen partijen rechtvaardigen de gevorderde ontruiming. Subsidiair vordert [eiser] ontruiming van de woning op grond van dwaling nu [gedaagde 1] vanaf het begin een verkeerde voorstelling van zaken heeft gegeven en [eiser] bij een juiste voorstelling van zaken de huurovereenkomst niet aangegaan was met [gedaagde 1]. [gedaagde 1] heeft gelogen over haar dienstverband bij het AMC en over het feit dat zij gehuwd was, aldus [eiser]. Omdat gedaagde 3 geen huurovereenkomst met [eiser] heeft en de woning illegaal onderhuurt, kan de ontruiming ook jegens hem worden toegewezen. Gedaagde sub 2 is aansprakelijk voor de verplichtingen voortvloeiend uit de huurovereenkomst omdat hij getrouwd is met [gedaagde 1] en daarom, indien hij in het gehuurde feitelijk zijn hoofdverblijf zou hebben, van rechtswege medehuurder is. Gelet daarop kunnen ook de vorderingen jegens gedaagde sub 2 worden toegewezen.
3.3.
Het gevorderde bedrag ad € 8.023,98 bestaat uit een bedrag van € 3.600,00 aan huurachterstand tot en met oktober 2022, € 2.400,00 aan waarborgsom, € 1.083,82 aan kosten voor het afsluiten door Liander, € 95,87 aan rente, € 485,00 aan buitengerechtelijke incassokosten vermeerderd met € 101,85 aan BTW en een bedrag van € 257,44 aan gebruikskosten wat betreft afval en rioolrechten.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde 1] betwist de vordering en heeft per e-mail aangevoerd dat zij de huur en de waarborgsom wel heeft betaald en dat zij nog wacht op de resultaten van een transactieonderzoek bij de bank. Gedaagde sub 2 en gedaagde sub 3 zijn niet verschenen en hebben geen verweer gevoerd.

5.De beoordeling

5.1.
[eiser] heeft de spoedeisendheid van de vordering voldoende onderbouwd en deze wordt ook niet betwist door gedaagden, zodat de vordering inhoudelijk kan worden beoordeeld.
5.2.
Verder is voor toewijzing van de vordering in dit kort geding vereist dat de aan die vordering ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden voldoende aannemelijk zijn en dat het ook in voldoende mate waarschijnlijk is dat die vordering in een nog te voeren gewone procedure (bodemprocedure) zal worden toegewezen. Voor nader onderzoek naar bepaalde feiten en omstandigheden of voor bewijslevering door bijvoorbeeld getuigen is in dit kort geding in beginsel geen plaats. Dat moet gebeuren in een eventuele bodemprocedure. De beoordeling in dit kort geding is dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
5.3.
Hoewel [gedaagde 1] heeft gesteld dat zij de huur en de waarborgsom heeft betaald, heeft zij dit niet nader onderbouwd en heeft zij nagelaten hier (voldoende) bewijs van over te leggen. Omdat [eiser] reeds meerdere malen om betalingsbewijzen heeft gevraagd en
[gedaagde 1] hier ruim de tijd voor heeft gehad, komt het verzoek van [gedaagde 1] om te wachten op de resultaten van het transactieonderzoek van de bank te laat. Zij had het transactieonderzoek al eerder kunnen en moeten laten uitvoeren. Het komt de kantonrechter onbegrijpelijk en onaannemelijk voor dat [gedaagde 1] – indien zowel de verhuurder als de makelaar hebben laten weten dat het geld niet ontvangen is – niet eerder bij de bank aan de bel heeft getrokken. Het gaat immers niet om een gering bedrag, dat, zoals [gedaagde 1] stelt, wel van haar rekening is afgeschreven. Gelet hierop heeft [gedaagde 1] onvoldoende gemotiveerd betwist dat zij de huur en de waarborgsom niet heeft betaald zodat aannemelijk is geworden dat er een huurachterstand van tenminste drie maanden is ontstaan. Dit rechtvaardigt de gevorderde ontruiming.
5.4.
Ook de vorderingen tot betaling van de huurachterstand, waarborgsom en de gebruikskosten kunnen worden toegewezen. Hetzelfde geldt voor de gebruiksvergoeding voor elke maand dat [gedaagde 1] de woning niet heeft ontruimd. De kosten van Liander voor de afsluiting zullen niet worden toegewezen nu niet is gebleken dat de woning reeds afgesloten is en dat deze kosten daadwerkelijk zijn gemaakt. Ook ziet de kantonrechter geen aanleiding om de contractuele rente van 1% toe te wijzen zodat de wettelijke rente over het openstaande bedrag zal worden toegewezen. [eiser] heeft verder aanspraak gemaakt op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat aan de vereisten zoals gesteld in artikel 6:96 BW is voldaan. Daarmee is de vergoeding verschuldigd en zal het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten jegens [gedaagde 1] worden toegewezen.
5.5.
Aan de vorderingen jegens gedaagde sub 2 en gedaagde sub 3 heeft [eiser] ten grondslag gelegd dat, indien gedaagde sub 2 zijn feitelijk hoofdverblijf heeft in de woning, hij van rechtswege medehuurder is omdat [gedaagde 1] en hij getrouwd zijn. Dit betekent dat hij hoofdelijk aansprakelijk is voor de verplichtingen voortvloeiend uit de huurovereenkomst. Ten aanzien van gedaagde sub 3 heeft [eiser] aangevoerd dat deze persoon op het adres staat ingeschreven terwijl er geen overeenkomst tussen partijen tot stand is gekomen zodat ook jegens hem de gevorderde ontruiming gerechtvaardigd is.
5.6.
De kantonrechter is van oordeel dat de hiervoor genoemde aan deze vorderingen ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden onvoldoende aannemelijk zijn om de vorderingen jegens gedaagde sub 2 en gedaagde sub 3 toe te kunnen wijzen. [eiser] spreekt zelf al van ‘als gedaagde sub 2 zijn feitelijk hoofdverblijf in de woning heeft’ maar dat daarvan sprake is, is niet gebleken. [eiser] heeft niets in het geding gebracht om deze stelling te staven. Daarnaast is niet (voldoende) aannemelijk geworden dat gedaagde sub 3 in de woning woont. Hoewel hij op het adres staat ingeschreven, heeft [eiser] geen nadere stukken in het geding gebracht ter onderbouwing van deze stelling. Gelet hierop is het niet in voldoende mate waarschijnlijk dat deze vorderingen in een nog te voeren gewone procedure (bodemprocedure) zullen worden toegewezen.
5.7.
De conclusie is dat de kantonrechter de vorderingen van [eiser] ten aanzien van [gedaagde 1] zal toewijzen als hierna bepaald en jegens gedaagde sub 2 en gedaagde sub 3 zal afwijzen. De kantonrechter ziet aanleiding de ontruimingstermijn vast te stellen op 14 dagen na betekening van het vonnis.
5.8.
Wat partijen verder nog naar voren hebben gebracht behoeft geen bespreking meer, nu dit in het licht van wat in dit vonnis is vastgesteld en overwogen, niet tot een andere beslissing kan leiden.
5.9.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde 1], omdat zij ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt [gedaagde 1] om de woning aan het adres Belvedere 60 in [plaats] binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis met alle zich daarin van harentwege bevindende personen en goederen te ontruimen en te verlaten en onder afgifte van de sleutels vrij en ter algehele beschikking van [eiser] te stellen;
6.2.
veroordeelt [gedaagde 1] tot betaling aan [eiser] van € 1.264,36 per maand aan gebruiksvergoeding, voor elke maand of gedeelte daarvan dat [gedaagde 1] in gebreke blijft met de veroordeling onder 6.1;
6.3.
veroordeelt [gedaagde 1] tot betaling aan [eiser] van € 6.844,29 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 6.000,00 vanaf 1 oktober 2022 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.4.
veroordeelt [gedaagde 1] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiser] tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 262,04
griffierecht € 86,00
salaris gemachtigde € 498,00 ;
6.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.6.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I. de Greef en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter