ECLI:NL:RBNHO:2022:11797

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 december 2022
Publicatiedatum
28 december 2022
Zaaknummer
C/15/314877 / HA ZA 21-183
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanneming van schilderwerk en tekortkomingen in de uitvoering

In deze zaak, die voor de Rechtbank Noord-Holland is behandeld, betreft het een geschil tussen een eiser en een gedaagde over de uitvoering van schilderwerk. De rechtbank heeft op 28 december 2022 een eindvonnis gewezen na een deskundigenbericht. De procedure begon met een tussenvonnis op 18 mei 2022, waarin de rechtbank een deskundige heeft benoemd om de kwaliteit van het schilderwerk te beoordelen. De deskundige concludeerde dat het schilderwerk op verschillende punten niet voldeed aan de eisen van goed vakmanschap. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde tekort was geschoten in de nakoming van de overeenkomst met de eiser, wat de eiser het recht gaf om de overeenkomst te ontbinden. De rechtbank stelde vast dat de eiser de overeenkomst op goede gronden had ontbonden en dat de gedaagde verplicht was om de aanneemsom terug te betalen. Daarnaast werd de gedaagde ook veroordeeld tot schadevergoeding voor de geleden schade door de tekortkomingen in de uitvoering van het schilderwerk. De rechtbank heeft de schade begroot op een totaalbedrag van € 15.647,55, en de gedaagde werd veroordeeld tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met wettelijke rente. Tevens werd de gedaagde in de proceskosten veroordeeld, die zijn begroot op € 4.256,64. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Handel, Kanton en Bewind
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: C/15/314877 / HA ZA 21-183
Vonnis van 28 december 2022
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats]
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
advocaat: mr. R.H.G. van Schaik te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
advocaat: mr. J.S. Kuiper te Rijswijk Zh.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 18 mei 2022;
- het deskundigenbericht van 17 augustus 2022;
- de conclusie na deskundigenbericht van [eiser] van 21 september 2022;
- de antwoordconclusie van [gedaagde] van 2 november 2022.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Bij tussenvonnis van 18 mei 2022 heeft de rechtbank een deskundigenbericht gelast, waarbij zij de benoemde deskundige heeft opgedragen een aantal vragen te beantwoorden. De deskundige heeft zijn onderzoek afgerond en in het deskundigenbericht als volgt antwoord gegeven op de gestelde vragen:
(…)
2.2.
Met inachtneming van het hiervoor weergegeven deskundigenoordeel en de reactie daarop van partijen in hun conclusies zal de rechtbank een beslissing nemen op de door [eiser] tegen [gedaagde] ingestelde vorderingen.
Tekortkoming van [gedaagde]
2.3.
Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de met [eiser] gesloten overeenkomst. De deskundige heeft in de hiervoor opgenomen tabel, die deel uitmaakt van de beantwoording van vraag 1, geconcludeerd dat het verrichte schilderwerk op een aanzienlijk aantal onderdelen niet aan de daaraan te stellen eisen van goed en deugdelijk vakmanschap voldoet.
Hierbij wordt opgemerkt dat dezelfde deskundige op 10 februari 2020 al een prestatiekeuring op verzoek van [eiser] naar het werk van [gedaagde] had uitgevoerd en dat de rechtbank de deskundige heeft opgedragen om in zijn aan de rechtbank uit te brengen rapportage in aanmerking te nemen dat op het moment van de eerste keuring van 10 februari 2020 het schilderwerk al twee jaar oud was. De deskundige heeft in de beantwoording van de aan hem gestelde vragen hieraan voldaan.
Voorts heeft de deskundige, zoals opgedragen, in zijn rapportage meegenomen dat houtrotherstel buiten de door [eiser] aan [gedaagde] gegeven opdracht valt.
Ook blijkt uit het rapport dat de deskundige in staat is geweest onderscheid te maken tussen de door [gedaagde] uitgevoerde werkzaamheden en de naderhand door de door [eiser] ingeschakelde derde ([H]) uitgevoerde werkzaamheden.
Anders dan [gedaagde] van mening lijkt te zijn, is de rechtbank van oordeel dat de tabel en de beantwoording van de vraag voldoende duidelijk is.
Verzuim van [gedaagde]
2.4.
Deze tekortkoming van [gedaagde] geeft [eiser] de bevoegdheid om de overeenkomst te ontbinden, met dien verstande dat deze bevoegdheid pas ontstaat, wanneer [gedaagde] in verzuim is. [1] In de meeste gevallen is voor het intreden van verzuim vereist dat [gedaagde] in gebreke is gesteld. [eiser] heeft aan [gedaagde] nooit een ingebrekestelling verzonden. Met [eiser] is de rechtbank echter van oordeel dat een ingebrekestelling in dit geval achterwege kon blijven en dat [gedaagde] ook zonder ingebrekestelling in verzuim is. De rechtbank neemt daarbij het volgende in aanmerking:
(i) [eiser] heeft bij [gedaagde] diverse malen telefonisch via WhatsApp en e-mail aangedrongen om alsnog na te komen.
(ii) De aan [gedaagde] hiervoor geboden termijnen zijn redelijk geweest. [gedaagde] heeft op 1 oktober 2017 aan [eiser] meegedeeld dat de werkzaamheden 12 tot 14 dagen zouden duren, dat partijen bij de overeenkomsten een duidelijke oplevertermijn hebben afgesproken (3 september 2017) en dat [eiser] na meer dan twee jaar vergeefs wachten op 12 februari 2020 en 22 april 2020 alsnog een termijn van 10 dagen heeft gegund om alsnog na te komen, althans om met een plan van aanpak te komen. [2] (iii) [gedaagde] heeft vanaf 24 januari 2020 alle communicatie met [eiser] verbroken.
Onder deze omstandigheden acht de rechtbank het naar maatstaven van redelijkheid onaanvaardbaar dat het ontbreken van een schriftelijke ingebrekestelling in de weg zou staan aan het verzuim van [gedaagde] en aan de bevoegdheid tot ontbinding van de overeenkomst door [eiser].
2.5.
[eiser] heeft op 8 juli 2020 daarom op goede gronden de aannemingsovereenkomst ontbonden. Deze ontbinding heeft tot gevolg dat [gedaagde] gehouden is de door [eiser] betaalde aanneemsom terug te betalen. [3] [eiser] heeft een bedrag van € 20.001,00 giraal en een bedrag van € 2.000,00 contant aan [gedaagde] betaald. De vordering tot (terug)betaling van het bedrag van
€ 22.001,00is dus toewijsbaar.
Geleden schade als gevolg van de tekortkoming
2.6.
De aan [gedaagde] toe te rekenen tekortkoming en het verzuim van [gedaagde] brengen ook mee dat [gedaagde] gehouden is de schade die [eiser] daardoor lijdt, te vergoeden. [4] Partijen verschillen van mening over de hoogte van de door [gedaagde] te vergoeden schade. De deskundige heeft, zoals opgedragen, in zijn rapport een schadebegroting opgenomen. Met inachtneming van het deskundigenoordeel en de opmerkingen daarover van partijen overweegt de rechtbank als volgt.
2.7.
[eiser] maakt aanspraak op
aanvullendeschadevergoeding. Aanvullende schadevergoeding is de vergoeding van schade die [eiser] heeft geleden als gevolg van de ondeugdelijkheid van de door [gedaagde] verrichte werkzaamheden, maar ziet niet op de kosten die [eiser] moet maken om al dan niet met inschakeling van een derde alsnog het afgesproken schilderwerk gedaan te krijgen.
2.8.
[eiser] begroot zijn schade in totaal op € 46.838,35. Dit bedrag valt uiteen in de volgens [eiser] reeds gemaakte kosten van € 21.365,75 en nog te maken kosten van
€ 22.500,-, alsmede materiaalkosten van € 1.700,-. [5]
De nog te maken kosten
De deskundige begroot de nog te maken kosten op
€ 8.943,92. De rechtbank schaart zich achter deze begroting van de deskundige, die door partijen inhoudelijk niet is weersproken. Dit bedrag zal worden toegewezen.
De reeds gemaakte kosten
2.9.
De deskundige heeft deze kosten niet opgenomen in de begroting of inhoudelijk besproken in zijn rapport. Wel heeft de deskundige duidelijk gemaakt dat de reeds door [eiser] gemaakte kosten niet in het door de deskundige begrote bedrag van € 8.943,92 zijn opgenomen. De rechtbank zal dit deel van de geleden schade daarom zelf begroten [6] aan de hand van de door [eiser] ter onderbouwing overgelegde facturen van [H]. [7] Hierbij neemt de rechtbank het volgende tot uitgangspunt:
(i) Aanvullende schadevergoeding ziet op vergoeding van schade als gevolg van de ondeugdelijke prestatie van [gedaagde] en niet op het alsnog gedaan krijgen van het afgesproken schilderwerk.
(ii) Herstel van kitwerk hoort daarom niet tot de te vergoeden schade, ook niet indien dit deel uitmaakte van de overeenkomst.
(iii) Houtrot valt buiten de overeenkomst.
Met inachtneming van het voorgaande overweegt de rechtbank als volgt.
2.10.
Verschillende facturen zien op het kaal branden van vaste kozijnen en het verwijderen van de oude beglazingskit. [8] Blijkens de op de facturen gegeven toelichting hechtte het kitwerk niet meer goed en moest dit worden vervangen. Omdat herstel van kitwerk niet tot de te vergoeden schade behoort, hoeven de hiermee gemoeid zijnde kosten niet door [gedaagde] te worden vergoed.
De in het kader van reparatie gemaakte kosten voor het kaal branden van de kozijnen komen wel voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat uit het antwoord van de deskundige op vraag 2 valt af te leiden dat ondergrondherstel geboden is en het kaal branden van de kozijnen maakt daar deel van uit. Omdat op de facturen niet is gespecificeerd welk bedrag ziet op het verwijderen van kitwerk en welk bedrag op het kaal branden van de kozijnen, zal de rechtbank laatstgenoemde kosten bij wijze van schatting vaststellen op 50% van het totaal in deze facturen in rekening gebrachte bedrag van € 2.261,75. Het aan de hand van deze facturen toe te wijzen bedrag is dan
€ 1.130,88.
2.11.
Factuur 65 ziet op het geheel schilderen, het herstel van houtrot en van oud kitwerk. De hiermee gemoeid zijnde kosten vallen niet onder de door [gedaagde] te vergoeden schade.
2.12.
Verschillende facturen zien het op “uitrepareren” van de kaal gemaakte kozijnen, schuren, plamuren, kitten, gronden en aflakken. [9] Hierbij is volgens de toelichting op de facturen gebruik gemaakt van verf en materiaal dat door [eiser] is aangeleverd. De kosten die zien op het repareren en kaal maken van de kozijnen dienen te worden vergoed. De kosten van het plamuren, kitten, gronden en aflakken niet, omdat deze kosten zien op het alsnog gedaan krijgen van het afgesproken schilderwerk.
Het factuurbedrag op de facturen is niet gespecificeerd. Daarom zal de rechtbank laatstgenoemde kosten bij wijze van schatting vaststellen op 50% van het totaal in deze facturen in rekening gebrachte bedrag van € 3.951,50. Het aan de hand van deze facturen toe te wijzen bedrag is dan
€ 1.975,75.
De rechtbank gaat er van uit dat de door [eiser] aangeleverde verf en materialen zijn gebruikt voor het alsnog gedaan krijgen van het afgesproken schilderwerk. De afzonderlijk gevorderde materiaalkosten van € 1.700,- zijn daarom niet toewijsbaar.
2.13.
De overige facturen zien op het kaal branden van kozijnen, deuren e.d. [10] Deze kosten komen geheel voor vergoeding in aanmerking. Het aan de hand van deze facturen toe te wijzen bedrag is
€ 3.597,-.
2.14.
De reeds gemaakte kosten die voor vergoeding in aanmerking komen zijn daarmee te begroten op € 6.703,63. [11] De totaal te vergoeden schade bedraagt daarmee € 15.647,55. [12] In het vonnis van 5 januari 2022 heeft de rechtbank al beslist dat aan kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid een bedrag van
€ 890,56toewijsbaar is.
2.15.
[eiser] vordert betaling van wettelijke rente over de toewijsbare bedragen. [eiser] heeft niet voldoende duidelijk gemaakt met ingang van welke datum hij rente vordert. De rechtbank zal de gevorderde rente toewijzen vanaf de dag van dagvaarding.
2.16.
[gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van [eiser] worden veroordeeld. Omdat een aanzienlijk deel van het gevorderde bedrag wordt afgewezen, begroot de rechtbank de proceskosten aan de zijde van [eiser] op basis van het toegewezen bedrag op:
- dagvaarding € 108,22
- griffierecht 952,00
- deskundige 1.393,92
- salaris advocaat
1.802,50(2,5 punten × tarief € 721,00)
Totaal € 4.256,64
2.17.
[eiser] maakt daarnaast aanspraak op vergoeding van de nakosten. Volgens vaste rechtspraak (zie HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853) levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten. De rechtbank zal daarom de nakosten niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 38.538,12 (achtendertigduizend vijfhonderdachtendertig euro en twaalf cent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van 26 maart 2021 tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 4.256,64,
3.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr L.J. Saarloos en in het openbaar uitgesproken op 28 december 2022.
type: WD
coll: LJS

Voetnoten

1.Artikel 6:265 lid 1 en 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
2.Productie 1 bij dagvaarding
3.Artikel 6:271 BW.
4.Artikel 6:74 lid 1 en 2 BW.
5.Akte overlegging productie tevens wijziging eis en de pleitnota alinea 4.2.
6.Artikel 6:97 BW
7.Productie 16 bij de hiervoor genoemde akte.
8.Facturen 20-20, 20-22, 20-23, 20-24, 20-25
9.Facturen 20-30, 20-32, 20-33, 21-12, 21-20 en 21-21
10.Facturen 21-09, 21-10, 21-11, 21-18 en 21-19
11.€ 1.130,88 + € 1.975,75 + € 3.597,-
12.€ 6.703,63 + € 8.943,92 (zie r.o. 2.8.)