ECLI:NL:RBNHO:2022:11845

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 december 2022
Publicatiedatum
30 december 2022
Zaaknummer
C/15/303373 / HA ZA 20-335
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van een overeenkomst met terugbetaling van aanneemsom en schadevergoeding na gebreken in de uitvoering

In deze bodemzaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 28 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser 1] c.s. en de besloten vennootschap Goed Verblijven B.V. De zaak betreft de ontbinding van een overeenkomst die op 13 juni 2017 werd gesloten voor de bouw van een aanbouw. De rechtbank oordeelde dat Goed Verblijven tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst, wat heeft geleid tot gebreken in de constructie van de aanbouw. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanbouw niet voldoet aan de eisen van sterkte en stabiliteit, en dat er onvoldoende standzekerheid is. De deskundige heeft geconstateerd dat de gebreken aan de aanbouw aan Goed Verblijven kunnen worden toegerekend, omdat het de verantwoordelijkheid van de opdrachtnemer was om een deugdelijk ontwerp te leveren.

De rechtbank heeft de overeenkomst ontbonden en Goed Verblijven veroordeeld tot terugbetaling van de aanneemsom van € 40.656,- aan [eiser 1] c.s., alsook tot betaling van € 20.844,- aan herstel- en meerkosten. Daarnaast is Goed Verblijven veroordeeld tot betaling van € 3.768,- voor vervangende woonruimte en € 3.091,40 aan kosten ter vaststelling van de aansprakelijkheid. De rechtbank heeft ook de kosten van het deskundigenbericht, vastgesteld op € 13.643,-, voor rekening van Goed Verblijven gesteld. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van de opdrachtnemer bij de uitvoering van bouwprojecten en de gevolgen van wanprestatie.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/303373 / HA ZA 20-335
Vonnis van 28 december 2022
in de zaak van

1.[eiser 1],

wonende te [plaats],
2.
[eiser 2],
wonende te [plaats],
eisers,
advocaat mr. D.J. Posthuma te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GOED VERBLIJVEN B.V.,
gevestigd te Elburg,
gedaagde,
advocaat mr. H.J. Smit te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [eiser 1] c.s. en Goed Verblijven genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 20 oktober 2021
  • het deskundigenbericht
  • de conclusie na deskundigenbericht van [eiser 1] c.s. tevens akte wijziging eis
  • de conclusie na deskundigenbericht van Goed Verblijven
  • de antwoordconclusie na deskundigenbericht van [eiser 1] c.s.
  • de conclusie van antwoord na deskundigenbericht van Goed Verblijven.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De vorderingen

Bij conclusie van antwoord na deskundigenbericht hebben [eiser 1] c.s. opnieuw hun eis gewijzigd.
Onder III primair wordt thans gevorderd:
Goed Verblijven te veroordelen tot betaling aan [eiser 1] c.s. van de herstel- dan wel meerkosten voor het laten uitvoeren van de geoffreerde werkzaamheden door een derde, welke door [eiser 1] c.s. worden begroot op € 143.042,41, nader op te maken bij staat, alsmede eventuele nader op te komen meerkosten nader op te maken bij staat en Goed Verblijven bij het in deze te wijzen eindvonnis reeds nu te veroordelen om een bedrag van € 61.500,- bij wijze van voorschot aan [eiser 1] c.s. te betalen;
Onder primair en subsidiair VI wordt thans gevorderd:
Te verklaren voor recht dat Goed Verblijven aansprakelijk is voor de door [eiser 1] c.s. geleden en te lijden schade als gevolg van het tekortschieten in de nakoming van de onder I bedoelde overeenkomst, ad € 51.081,50 en haar te veroordelen tot betaling van dit bedrag, althans een door de rechtbank in goede justitie te betalen bedrag, danwel te veroordelen tot betaling van de door [eiser 1] c.s. geleden en te lijden schade, nader op te maken bij staat.
Onder primair en subsidiair VIII wordt thans gevorderd:
Goed Verblijven te veroordelen tot betaling aan [eiser 1] c.s. van de kosten ter vaststelling van aansprakelijkheid ad € 762,30 en de kosten van Interplan en Faas & Van Iterson ter grootte van € 2.329,10, derhalve in totaal € 3.091,40.

3.De verdere beoordeling

3.1.
In het tussenvonnis van 26 mei 2021 heeft de rechtbank naar aanleiding van het verweer van Goed Verblijven dat [eiser 1] c.s. slechts drie wanden en een dak hadden aangekocht al geoordeeld dat [eiser 1] c.s. er op basis van de offerte van Goed Verblijven vanuit mochten gaan dat de aanbouw die Goed Verblijven zou bouwen met uitzondering van de door [eiser 1] c.s. zelf te plaatsen deuren en ramen wind- en waterdicht zou zijn en ook dat het dak en de buitenwanden geïsoleerd zouden zijn. Ook is in het eerste tussenvonnis al geoordeeld dat de constructie en de daarvoor eventueel benodigde constructietekeningen onder de overeengekomen werkzaamheden van Goed Verblijven vallen, behalve de betonvloer die niet in de offerte is opgenomen.
3.2.
In punt 4.28 van het eerste tussenvonnis heeft de rechtbank een aantal gebreken vastgesteld en geoordeeld dat vanwege die gebreken de door [eiser 1] c.s. gevorderde ontbinding zal worden toegewezen. Ook is overwogen dat dat leidt tot ongedaanmakings-verbintenissen, inhoudende dat Goed Verblijven de reeds betaalde aanneemsom aan [eiser 1] c.s. terug moet betalen en [eiser 1] c.s. de waarde van de huidige aanbouw aan Goed Verblijven vergoeden. In het tussenvonnis van 20 oktober 2021 heeft de rechtbank ir. G.W.N. Jol van Ebmc Nederland B.V. als deskundige benoemd en hem verzocht de waarde van de aanbouw te begroten. Ook is hem gevraagd de rechtbank in te lichten over de overige door [eiser 1] c.s. gestelde gebreken en over de in 4.31 van het eerste tussenvonnis door Goed Verblijven aan [eiser 1] c.s. gemaakte verwijten en in hoeverre die hebben bijgedragen aan de waardevermindering van de aanbouw.
3.3.
De deskundige heeft op 2 mei 2022 zijn deskundigenbericht uitgebracht. Beide partijen hebben na het deskundigenbericht een conclusie en een antwoordconclusie genomen waarin zij zich hebben uitgelaten over de conclusies van de deskundige en de reactie daarop van de wederpartij. De rechtbank zal daar – voor zover van belang – verderop in dit vonnis nader op ingaan. Daarbij wordt vooropgesteld dat de rechter de beslissing om de aangewezen deskundige te volgen in het algemeen niet verder behoeft te motiveren dan door aan te geven dat de door deze deskundige gebezigde motivering, zeker als deze vooral is gebaseerd op bijzondere kennis, ervaring en/of intuïtie, overtuigend voorkomt. De rechter zal op specifieke bezwaren van partijen tegen de zienswijze van de door hem aangewezen deskundige moeten ingaan, als deze bezwaren een voldoende gemotiveerde betwisting inhouden van de juistheid van deze zienswijze (Hoge Raad 5 december 2003, ECLI:NL:HR:2003:AN8478).
3.4.
Goed Verblijven heeft in haar uitgebreide (antwoord)conclusies na deskundigenbericht veel kritiek op de deskundige en ook op het tussenvonnis van 26 mei 2022 waarmee zij het niet eens is. Nog daargelaten dat de goede procesorde meebrengt dat het debat over stellingen en verweren waarop de rechter al heeft beslist niet steeds opnieuw gevoerd kan worden als een partij het met de genomen beslissingen niet mee eens is, ziet de rechtbank in hetgeen Goed Verblijven heeft aangevoerd ook geen reden terug te komen op haar overwegingen in het tussenvonnis. De rechtbank gaat dan ook voorbij aan het uitgebreide betoog van Goed Verblijven in punt 3 de conclusie na deskundigenbericht over de bouwkundige kennis van [eiser 1] c.s. De rechtbank heeft in het tussenvonnis van 26 mei 2021 al overwogen dat Goed Verblijven haar stelling dat [eiser 1] c.s. bouwkundig zijn onderlegd onvoldoende heeft onderbouwd. Goed Verblijven heeft dus niet voldaan aan haar stelplicht. Nadat dat is vastgesteld kan niet een partij niet alsnog met een nadere onderbouwing van een stelling komen. Dat is in deze fase van de procedure een gepasseerd station. De rechtbank laat die nadere onderbouwing in de conclusie na deskundigenbericht dan ook voor wat die is.
3.5.
Ook op andere punten gaat Goed Verblijven uit van andere uitgangspunten dan die zijn vastgesteld in het tussenvonnis van 26 mei 2021, waaronder dat [eiser 1] c.s. acteerde als hoofdaannemer en dat het ontbreken van tekeningen en berekeningen de schuld zou zijn van [eiser 1] c.s. In dat tussenvonnis is de inhoud van de overeenkomst uitgelegd en is onder meer in punt 4.8 vastgesteld dat [eiser 1] c.s. mochten verwachten dat Goed Verblijven zou zorgen voor een constructief deugdelijk werk, waarvoor Goed Verblijven zo nodig de constructieve berekeningen zou maken. Voor zover Goed Verblijven in haar conclusies na deskundigenbericht deze vaststellingen negeert, gaat de rechtbank om die reden voorbij aan de door Goed Verblijven gemaakte opmerkingen.
3.6.
Goed Verblijven verzoekt de rechtbank acht te slaan op hetgeen zij aan de deskundige in reactie op het conceptrapport heeft bericht, maar de rechtbank passeert dat verzoek. Het is aan (de advocaten van) partijen om in hun processtukken na deskundigenbericht voldoende duidelijk te maken welke bezwaren nog zijn blijven staan en waarom zij vinden dat de rechtbank daarop moet beslissen. Daar waar Goed Verblijven dit wel voldoende concreet heeft gedaan en het een relevant punt betreft, zal de rechtbank daarop in het navolgende ingaan.
3.7.
Vanaf pagina 48 van haar conclusie na deskundigenbericht komt Goed Verblijven met haar bezwaren tegen het deskundigbericht zelf. Op de opmerkingen die [eiser 1] c.s. daar maakt over de reactie van de deskundige op de pagina’s 1 en 2 gaat de rechtbank verder niet in, omdat er geen specifieke en gemotiveerde bezwaren tegen het deskundigenbericht naar voren worden gebracht, niet duidelijk wordt gemaakt welke conclusies Goed Verblijven aan de daar gemaakte opmerkingen verbindt dan wel de daar genoemde punten niet relevant zijn of niet aan de deskundige, maar aan de rechtbank zijn om over te oordelen. In haar beide conclusies na deskundigenbericht zelf merkt Goed Verblijven een aantal keer op dat de deskundige in zijn rapport in het geheel niet is ingegaan op het omvangrijke commentaar van Goed Verblijven op het concept deskundigenbericht. Die opmerking is in zoverre niet juist dat de deskundige op een groot aantal punten wel heeft gereageerd. Voor zover de deskundige op bepaalde opmerkingen van Goed Verblijven niet heeft gereageerd, had Goed Verblijven in haar conclusie concreet moeten noemen om welke opmerkingen het gaat, maar dat heeft Goed Verblijven niet gedaan. Daarom passeert de rechtbank dit verwijt. Ook gaat de rechtbank voorbij aan opmerkingen van Goed Verblijven die erop neerkomen dat alleen drie wanden en een dak zou worden geleverd. In het tussenvonnis van 26 mei 2021 heeft de rechtbank dat standpunt van Goed Verblijven al verworpen. Ten slotte betwist Goed Verblijven op meerdere onderdelen de bevindingen van de deskundige en onderbouwd die betwisting met een (veelal cijfermatige) technische uitwerking, waaronder met betrekking tot de schuifwerking van het dak en de belastbaarheid van de oudbouw. De rechtbank is niet toegerust die betwisting inhoudelijk te beoordelen, daarvoor is nu juist de deskundige vanwege zijn expertise benoemd. In elk geval geeft deze betwisting geen reden om te twijfelen aan de juistheid van het deskundigenonderzoek. Voor zover er in de conclusies na deskundigenbericht wel specifieke bezwaren staan die voldoende (begrijpelijk) gemotiveerd zijn, zal de rechtbank daarop hieronder bij de afzonderlijke vragen en antwoorden van de deskundige ingaan.
1a. Zijn er constructieve gebreken in het door Goed Verblijven gerealiseerde werk? 1b Zo ja welke en wat zijn de gevolgen daarvan? 1c Is volgens de deskundige sprake van een deugdelijke constructie van de aanbouw?
3.8.
Voordat de deskundige deze vragen beantwoordt, stelt hij vast dat er in de beginfase van het project ontwerpfouten zijn gemaakt. Er is geen goed technisch ontwerp gemaakt dat voldoet aan alle gestelde eisen. Het schetsontwerp van [eiser 1] c.s. was alleen esthetisch. De enige andere tekeningen die zijn gemaakt door Goed Verblijven zijn niet op werktekening niveau, maar op globaal definitief ontwerp niveau. Er is geen constructief overzicht en berekeningen en bouwkundige details ontbreken.
3.9.
In punt 4.8 van het tussenvonnis van 26 mei 2021 heeft de rechtbank al overwogen dat de constructie van de aanbouw en de eventueel daarvoor benodigde constructie-berekeningen van de aanbouw vallen onder de overeenkomst en daarmee zijn die verantwoordelijkheid van Goed Verblijven. Ook staat in de offerte dat het tekenwerk bij de prijs zit inbegrepen. De rechtbank ziet in het rapport van de deskundige en de opmerkingen van Goed Verblijven in de conclusies na het deskundigenrapport geen aanleiding op deze uitleg van de overeenkomst terug te komen. Dat volgens Goed Verblijven uit artikel 7:754 van het Burgerlijk Wetboek (BW) volgt dat het gebruikelijk is dat de opdrachtgever tekeningen en berekeningen laat uitvoeren is niet relevant. In dit geval zijn partijen overeengekomen dat niet [eiser 1] c.s. als opdrachtgever, maar Goed Verblijven als opdrachtnemer zou zorgen voor de tekeningen en berekeningen. Dat dat misschien anders is dan gebruikelijk, maakt niet dat de gemaakte afspraak niet zou gelden. Alle opmerkingen van Goed Verblijven in de conclusies die erop neerkomen of vanuit gaan dat de verantwoordelijkheid voor het ontwerp van de aanbouw bij [eiser 1] c.s. ligt, laat de rechtbank daarom voor wat ze zijn.
3.10.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de verantwoordelijkheid voor het technische ontwerp bij Goed Verblijven lag. Zij had een constructief ontwerp voor de aanbouw moeten maken met bijbehorende berekeningen en tekeningen, maar dat is – zo blijkt het uit deskundigenrapport – nagelaten. Fouten in de constructie van de aanbouw die daarvan het gevolg zijn komen dan ook voor rekening van Goed Verblijven.
3.11.
De deskundige stelt in zijn rapport vervolgens vast dat de aanbouw diverse constructieve tekortkomingen heeft en dat herstel nodig is. De koppeling met het bestaande huis is een onjuiste keuze, omdat de aanbouw daarvoor te groot is. De aanbouw moet zelfstandig staan. De sterkte en stabiliteit van de aanbouw voldoet niet en er is onvoldoende standzekerheid. De deskundige stelt in zijn rapport verder vast dat de constructieve opbouw van hout niet voldoende sterk en stabiel is en dat de dakconstructie niet voldoet op het gebied van afwatering. Deze gebreken zijn aan Goed Verblijven te verwijten, omdat ze betrekking hebben onderdelen die vielen onder de opdracht aan Goed Verblijven.
3.12.
Op de vraag of sprake is van een deugdelijke constructie van de aanbouw gaat de deskundige ook in op door hem geconstateerde gebreken aan de door [eiser 1] c.s. aangebrachte betonfundering. Hij schrijft dat op basis van de door [eiser 1] c.s. verstrekte informatie niet kan worden vastgesteld dat de betonfundering voldoet aan het Bouwbesluit. De begane grondvloer van de aanbouw is (aan de rand) ongewapend, ligt los op de funderingsbalken en heeft geen betondekking. De huidige betonconstructie is onvakkundig uitgevoerd en is niet in staat de belastingen van de opbouw op te nemen. Verder ontbreekt op diverse locaties beton, wordt de houten lat niet ondersteund en is de verankering/detaillering onjuist. Ook steekt de verwarmde vloer door tot in de buitenlucht wat een onjuiste constructie is, aldus nog steeds de deskundige. Verder onderzoek naar de fundering heeft de deskundige niet gedaan, omdat dat buiten het bestek van de opdracht van de rechtbank viel.
3.13.
Volgens [eiser 1] c.s. moeten de opmerkingen van de deskundige over de fundering en betonvloer buiten beschouwing worden gelaten, omdat die geen onderwerp van discussie waren en de deskundige geen onderzoek heeft gedaan, maar aannames doet. Goed Verblijven stelt in de antwoordconclusie na deskundigenbericht dat het van belang is om duidelijkheid te hebben of de betonfundatie voldoet. Als dat niet zo is, is het bouwwerk ondanks alles overbodig. De rechtbank overweegt dat voor zover uit deskundigenrapport blijkt dat er gebreken zijn aan de fundering en/of betonvloer die nadelige gevolgen hebben voor de constructie, isolatie, waterdichtheid of het herstel van de aanbouw daar niet aan voorbij kan worden gedaan. Voor zover herstel van de fundering en/of vloer nodig blijkt te zijn, komen de kosten daarvan in ieder geval voor rekening van [eiser 1] c.s. zelf. De rechtbank komt op dit punt terug in alinea 3.22.
2a Is er sprake van een gebrek met betrekking tot de stalen hoeklijnen (punt 4 in het rapport van Devente)? 2b Zo ja, waaruit bestaat dit gebrek?
3.14.
In het door [eiser 1] c.s. overgelegde rapport van Bouwkundig Teken- en Constructieburo Devente (hierna: Devente) is een aantal gebreken opgesomd waaronder een tekortkoming ten aanzien van de stalen hoeklijnen boven de schuifpui en een groot raam in de gevel. Die zijn volgens Devente niet voldoende geïsoleerd en het staal had om die reden thermisch verzinkt moeten worden uitgevoerd. De deskundige concludeert dat er voldoende ruimte is om de ligger te isoleren en er in die zin geen gebrek is, maar dat er een belangrijker probleem is waarom de hoeklijnen gebrekkig zijn. De hoeklijn op de as A2a-A3 rust bij onvermijdelijke doorbuiging op het kunststof kozijn, terwijl dat daar geen draagvermogen voor heeft. De draagconstructie van de hoek van het dak is niet logisch via de balklaag maar via de gelamineerde ligger. Als gevolg daarvan is onduidelijk wat de belasting is op de hoeklijn op de as 2a, aldus de deskundige.
3a Is de juiste houtsterkte gebruikt voor de dwarsligger? 3b Volgens de controleberekeningen van Steller is hiervoor een houtkwaliteit vereist van GL28h. Indien deze houtsterkte niet is gebruikt, wat heeft dit voor gevolg voor de constructie van de aanbouw?
3.15.
De deskundige concludeert dat niet kan worden vastgesteld dat de houtkwaliteit GL28 is, maar dat wel wordt voldaan aan GL24. Of ook de juiste houtkwaliteit is gebruikt kan echter niet worden vastgesteld, want dat is alleen te beoordelen na een analyse van andere relevante aspecten, zoals de doorbuiging en het afschot van het dak. De controleberekeningen van Steller omvatten niet een integrale controle van de gehele constructie terwijl dat essentieel is. Zijn enkele vermelding dat met houtkwaliteit GL28 de constructie zou voldoen en het afkeuren van de gebruikte liggers op basis van alleen dit criterium is volgens de deskundige onjuist. Omdat het afschot ontbreekt, voldoet het onderwerp sowieso niet en is een oplossing nodig waarbij de onderslagbalk ook aangepast zal moeten worden.
3.16.
Hoewel Goed Verblijven terecht lijkt te stellen dat in het Bouwbesluit 2012 geen specifieke eisen worden gesteld aan de doorbuiging, heeft de deskundige in zijn rapport (o.a. in paragraaf 8.2) voldoende toegelicht dat bij de beoordeling van de deugdelijkheid van een draagconstructie meer criteria relevant zijn dan alleen de houtsterkte en dat ook de doorbuiging daarbij relevant is. De rechtbank ziet in de opmerking van Goed Verblijven dan ook geen aanleiding om de conclusie van de deskundige dat de onderslagbalk niet voldoet niet te volgen.
3.17.
Goed Verblijven en de deskundige zijn het niet met elkaar eens over de vraag of de NEN 8700 in dit geval van toepassing is, waarbij het verschil van mening er vooral op ziet of hier sprake is van nieuwbouw of van verbouw van een bestaande constructie. De rechtbank overweegt dat uiteindelijk niet heel relevant is of de NEN 8700 nu wel of niet van toepassing is, omdat de deskundige heeft aangegeven dat het dakafschot moet worden aangepast. Hierdoor wordt de belasting op de onderslagbalk groter, met als gevolg dat de balk hoe dan ook niet voldoet, ook niet als wordt uitgegaan van GL28 en/of NEN 8700. Bovendien heeft de deskundige in zijn rapport aangegeven dat de marge tussen het wel of niet van toepassing zijn van de NEN 8700 zodanig gering is dat zij niet van invloed is op zijn analyse en de uitkomsten van het rapport.
4a In hoeverre hebben [eiser 1] c.s. ondeugdelijk verricht of door derden laten verrichten met betrekking tot de kozijnen (ramen en deuren) en de binnenafwerking in de aanbouw, zie punt 4.31 van het tussenvonnis van 26 mei 2021? 4b Indien [eiser 1] c.s. één of meer van deze onderdelen niet correct heeft laten uitvoeren door derden, wat heeft dit tot gevolgen gehad?4c Is hierdoor schade opgetreden aan de aanbouw? 4d Waar bestaat die uit? 4e Hoe kan die worden verholpen? 4f Wat zijn daarvan de herstelkosten?
3.18.
De deskundige houdt bij zijn beantwoording de nummering aan van de opsomming 1 tot en met 6 in punt 4.31 van het tussenvonnis van 26 mei 2021. Hij beantwoordt vraag 4a en 4b vervolgens als volgt.
Ad 1. Aan de buitenzijde achter de buitenbeplanking is waterkerende en damp-open spinvisfolie aangebracht. Dampremmende folie aan de binnenzijde van de gevelelementen ontbreekt. Het gevolg daarvan is dat het vocht in de binnenlucht het dauwpunt kan bereiken in de wand, in het hout en binnen de isolatie. Bij de opname is geen schade gezien, maar dat betekent niet dat de situatie in orde is.
Ad 2. De door [eiser 1] c.s. aangebrachte PUR afwerking aan de binnenzijde in de hoeken van de stijlen en kozijnen heeft nauwelijks een bijdrage en is niet bedoeld voor dergelijke toepassingen. Bovendien is juist van belang dat het vocht wordt gekeerd aan de buitenzijde van de wand en het kozijn. Daarnaast is er een schuimband (compriband) aangebracht door de monteur van de kunststof kozijnen, in opdracht van de eigenaar. De compriband is aan de buitenzijde goed zichtbaar, maar een klacht van Goed Verblijven kan de deskundige hier niet aan verbinden. De compriband is op een aantal plaatsen onderbroken en soms tamelijk veel gezwollen, zodat dit een oorzaak vormt voor het indringen van water (bij wind).
Ad 3. Er dringt water binnen rondom de kozijnen en er zijn tekortkomingen. Er is een goede waterkerende koppeling nodig rondom de kozijnen maar het DPC-folie, zoals Goed Verblijven stelt, is daarvoor niet de oplossing en het ontbreken daarvan is ook niet aanwijsbaar als oorzaak voor waterindringing.
Ad. 4. De noodzakelijke koppeling tussen kozijnen en de gevelconstructie ontbreekt, maar DPC-folie, zoals Goed Verblijven stelt, is hiervoor geen oplossing. De deskundige verwijst naar het voorgaande punt (ad 3.). De deskundige wijst als oorzaak aan het niet goed aansluiten op diverse locaties van de door Goed Verblijven aangebrachte damp-open folie op de houten stijlen. Dit geldt met name daar waar er geen knel-lat is gebruikt maar louter niet-verbindingen en waartussen de folie duidelijk openingen had door bolling of wijking.
Ad. 5. [eiser 1] c.s. hebben twee ramen geplaatst in de achtergevel. Bij het rechter kozijn ontbreken raamdorpelstenen of waterslag. De plaatsing van de kunststofkozijnen is in orde. Er is een (normale) kans dat de aansluiting van het kozijn met het metselwerk enige water kan doorlaten en zeker een kans dat de ontbrekende waterslag bij één raam dat doet. Het is onvermijdelijk dat er vocht in de luchtspouw komt en dat vindt een weg omlaag tot in de binnenconstructie en binnenruimte. Voor zover waargenomen en ingeschat vindt dit nog nauwelijks plaats. De gevel is daarvoor kennelijk voldoende gesloten en ook de gevelopeningen (kozijnaansluitingen e.d.) zijn kennelijk nog voldoende waterdicht. Bij de opname zijn geen lekkagesporen aangetroffen, aldus de deskundige.
Ad. 6. De deskundige verwijst naar zijn beantwoording bij punt 5 hiervoor en schrijft dat de situatie inmiddels is gewijzigd.
3.19.
Op vraag 4c en 4d antwoordt de deskundige bij punt 1 dat er geen of nauwelijks nadelige gevolgen zijn, omdat kennelijk de toegepaste materialen tot op heden voldoende in staat zijn gebleven om (nog) niet te zijn aangetast. Bij punt 2 (de kozijnen) schrijft de deskundige het volgende. Omdat de dakrand een overstek heeft biedt dat tot op zekere hoogte beschutting tegen neerslag. Als gevolg van de gebrekkige compriband-uitvoering zal ongetwijfeld sprake zijn geweest van inwatering bij ongunstige omstandigheden, met name in de hoeken van de gevelsparingen. De vurenhouten stijlen en regels van de gevelelementen zijn tot nu toe voldoende bestand geweest tegen die omstandigheden. Materialen zoals spaanplaat zijn dat niet en er zijn aangetaste platen. Bij punt 3 verwijst de deskundige naar punt 2, bij punt 4, naar punt 3 en bij punten 5 en 6 schrijft de deskundige dat er tot op heden geen sprake van opgetreden schade is.
3.20.
De vraag naar herstel (vragen 4e en 4f) is volgens de deskundige niet goed te beantwoorden, omdat voorbij wordt gegaan aan het gebrekkige ontwerp. De oorsprong van de problematiek ligt niet in tekortkomingen van de realisatie, maar in het ontwerp. Voor vakkundige oplossingen moeten eerst de tekortkomingen in het ontwerp worden opgelost, aldus de deskundige. Hij gaat hierop in bij de beantwoording van vraag 8.
5a Is de aanbouw slooprijp en zo ja, hoe komt de deskundige tot deze conclusie? 5b In welke mate daagt aan deze conclusie bij dat [eiser 1] c.s. ondeugdelijk werk hebben verricht of laten verrichten?
3.21.
De deskundige concludeert dat er mogelijkheden zijn om de opbouw te handhaven en herstel te plegen zonder sloop, mits de betonnen onderconstructie en de daarop geplaatste vloerrand inclusief de houten lat, voldoet. Dat is echter niet vastgesteld maar valt buiten het onderzoek. Ervan uitgaande dat de fundering niet voldoet en er aanpassingen nodig zijn, zijn er volgens de deskundige oplossingen te bedenken waarbij de fundering wordt gehandhaafd en de begane grondvloer met omranding wellicht wordt aangepast.
3.22.
De rechtbank leidt hieruit af dat het niet nodig is de gehele aanbouw te slopen vanwege gebreken aan de fundering en/of begane grondvloer. De opmerking van Goed Verblijven dat het hele bouwwerk door de gebreken aan de fundering overbodig is en – zo begrijpt de rechtbank – vanwege die gebreken hoe dan ook gesloopt moet worden volgt de rechtbank niet. Volgens de deskundige zijn er ook als de huidige door [eiser 1] c.s. aangebrachte fundering niet voldoet daarvoor oplossingen mogelijk. Hiervoor heeft de rechtbank in punt 3.13 al overwogen dat de kosten daarvan voor rekening van [eiser 1] c.s. komen. Dat deze kosten volgens de deskundige aanzienlijk kunnen zijn, afhankelijk van de daadwerkelijke staat van de betonnen vloer, komt voor rekening en risico van [eiser 1] c.s., omdat zij zelf opdracht aan een derde hebben gegeven voor het realiseren van de vloer. Overigens stellen [eiser 1] c.s. dat (de fundering van de) betonnen vloer goed is en dat eventuele problemen op hun kosten zullen worden vergoed. Op de opmerking van [eiser 1] c.s. dat zij niet goed kunnen overzien of de oplossingen van de deskundige voor hen acceptabel zijn, zal de rechtbank voor zover nodig ingaan bij de bespreking van de door de deskundige voorgestelde oplossingen.
6a Moeten bij sloop de kozijnen en deuren in de aanbouw als verloren worden beschouwd? 6b en wordt bij sloop de betonnen vloer beschadigd en moet deze worden hersteld? 6c Moet bij sloop de keuken worden gesloopt en opnieuw gemonteerd? 6d In hoeverre wordt de tuin bij het uitvoeren van de sloop- en bouwwerkzaamheden vernield?
3.23.
De deskundige heeft in zijn rapport de vragen 6a t/m 6c niet beantwoord uitgaande van sloop van de aanbouw, maar uitgaande van de situatie dat de aanbouw wordt hersteld. De beantwoording van deze vragen is dus relevant in het kader van herstelmogelijkheden en -werkzaamheden van de aanbouw. In dat geval hoeven de kozijnen niet als verloren te worden beschouwd, wordt de betonnen vloer niet beschadigd mits tijdelijke bouwplaten op de vloer worden gelegd en kan de keuken eenvoudig worden omtimmerd met een tijdelijke beplating van hechthout/underlayment of OSB-plaat. Vernieling van de tuin is volgens de deskundige niet aan de orde, omdat die hoofdzakelijk bestaat uit een min of meer gevlakt maaiveld.
3.24.
[eiser 1] c.s. zijn het niet eens met de conclusie van de deskundige dat de kozijnen en deuren niet als verloren hoeven te worden beschouwd. De rechtbank gaat aan deze kritiek voorbij. Uit het rapport van de deskundige blijkt niet dat demontage van de kozijnen en deuren nodig is vanwege (herstel van de) gebreken aan de kant van Goed Verblijven. Demontage van de kozijnen en deuren is volgens de deskundige nodig om een duurzame bouwkundig waterdichte aansluiting van de kozijnen en puien te realiseren. Uit de beantwoording van vraag 4 blijkt dat dit noodzakelijk is omdat een goede waterkerende koppeling tussen de gevel en de kozijnen ontbreekt. Dit deel van de werkzaamheden valt buiten de opdracht van Goed Verblijven en komt voor rekening van [eiser 1] c.s.
3.25.
Hetzelfde geldt voor de opmerkingen van [eiser 1] c.s. over de betonnen vloer. Uit de beantwoording van vraag 6b blijkt dat de vloer niet wordt beschadigd als gevolg van werkzaamheden aan de opbouw, omdat het gebruikelijk is dat er tijdelijke bouwplaten ter bescherming van de vloer worden gelegd. Wel is onduidelijk of de betonconstructie sterk genoeg is voor de noodzakelijke constructieve steunpunten onder de dragende kolommen. Ook is onduidelijk of op die punten vloerverwarmingselementen aanwezig zijn. Deze gesignaleerde risico’s liggen echter binnen de risicosfeer van [eiser 1] c.s. omdat de vloer (exclusief de hard houtenlat) buiten de opdracht van Goed Verblijven valt. De kosten voor dit deel van de (eventueel) benodigde werkzaamheden, komen dan ook voor rekening van [eiser 1] c.s. Zie hiervoor ook punt 3.13 en 3.22 van dit vonnis.
3.26.
De rechtbank gaat ten slotte ook voorbij aan de enkele stelling van [eiser 1] c.s. dat de tuin wel is ingericht en beschadigd zal raken door bouwverkeer, omdat dit bezwaar onvoldoende gemotiveerd is. Het had op de weg van [eiser 1] c.s. gelegen om deze stelling nader te onderbouwen, bijvoorbeeld met foto’s.
7. Wat is de waarde van het door Goed Verblijven gerealiseerde werk indien deze niet slooprijp is.
3.27.
De rechtbank heeft de deskundige in het vonnis meegegeven dat hij bij de bepaling van de waarde in ieder geval rekening moet houden met de omvang van de op Goed Verblijven onder de overeenkomst rustende verplichtingen zoals die door de rechtbank in het vonnis zijn vastgesteld en met de door de rechtbank vastgestelde gebreken in het werk en de door de deskundige geconstateerde gebreken.
3.28.
De deskundige merkt eerst op dat deze vraag pas kan worden beantwoord als er een herstelplan is, maar schrijft ook dat de huidige opbouw uiteraard een bepaalde waarde heeft, omdat een nieuw uitvoerende partij vermoedelijk gebruik maakt van de al gemaakte aanbouw en daarmee bepaalde kosten niet meer hoeft te maken. De deskundige schat in dat de waarde van de basis wellicht in de orde van grootte van € 10.000,- is, maar voegt daar aan toe dat dat niet meer dan een schot voor de boeg is.
3.29.
[eiser 1] c.s. stellen dat de waardebepaling van de deskundige niet is onderbouwd en een slag in de lucht is. Goed Verblijven merkt op dat de deskundige de waarde wel heeft onderbouwd, maar met twee maten meet, omdat hij bij de oplossing wel kijkt naar het huidige prijspeil en bij de waardebepaling niet en hij er bovendien aan voorbij gaat dat [eiser 1] c.s. al ruim vier jaar gebruik maken van de aanbouw.
3.30.
Uit de beantwoording van de vraag blijkt dat de deskundige de waarde heeft geschat op basis van de besparingen bij het herstel, omdat bepaalde onderdelen blijven staan en opnieuw gebruikt kunnen worden. Dat betekent dat de kosten van het herstel zoals dat volgens de deskundige zou moeten plaatsvinden lager zijn. De waarde van het bouwwerk is daarmee dus verdisconteerd in de bij vraag 8d begrootte herstelkosten. Anders dan Goed Verblijven meent, kan niet gezegd worden dat [eiser 1] c.s. al ruim 4 jaar ongestoord woongenot hebben van de uitbouw. Daarvoor is de staat waarin de aanbouw verkeert te slecht: het dak moet gestut worden met meerdere stutpalen, de aanbouw kan niet worden afgemaakt en het dak moet regelmatig worden leeggepompt. De rechtbank zal daarom niet ook nog een waarde toekennen aan de huidige aanbouw.
8a Zijn de door de rechtbank vastgestelde en door de deskundige geconstateerde constructieve gebreken in het door Goed Verblijven gerealiseerde werk herstelbaar onder behoud van het huidige open karakter van de aanbouw? 8b en zo ja, hoe komt de deskundige tot deze conclusie? 8c wat en hoe moet dit worden hersteld? 8d en wat zijn de herstelkosten (aan te geven per herstelpost)?
3.31.
De deskundige beantwoordt vraag 8a bevestigend. Vervolgens beschrijft hij in antwoord op de vragen 8b en 8c op bladzijde 163 tot en met 177 hoe het herstel volgens hem zou kunnen plaatsvinden, waarbij het huidige casco wordt gebruikt als basis. De kosten van de door de deskundige voorgestelde oplossing voor zover betrekking hebbend op Goed Verblijven begroot hij in antwoord op vraag 8d op € 61.500,- (prijspeil 2022). In die begroting heeft de deskundige, zo schrijft hij onder meer op bladzijde 161 van zijn rapport, de kosten begroot van het herstel dat voor rekening van Goed Verblijven komt.
3.32.
Goed Verblijven maakt bezwaar tegen de door de deskundige aangedragen oplossing en de kosten daarvan. De voorgestelde oplossing is buiten proportioneel en de deskundige gaat teveel mee met de wensen van [eiser 1] c.s. Ook wordt de ontwerpfase ten onrechte bij Goed Verblijven gelegd terwijl dat de verantwoordelijkheid van [eiser 1] c.s. is, aldus Goed Verblijven. [eiser 1] c.s. merken op dat de beantwoording van de vragen 8a t/m 8c vooral is gebaseerd op een mening van de deskundige die hij wel onderbouwt, maar dat het altijd maar de vraag is of de partij die daadwerkelijk het herstel moet gaan verzorgen zich daar ook in kan vinden. De door de deskundige geraamde herstelkosten zijn niet onderbouwd en er is geen bouwkostendeskundige geraadpleegd. De kosten zijn daarom niet te controleren. Pas als het herstel is gedaan, zal blijken wat de daadwerkelijke kosten zijn. [eiser 1] c.s. vorderen daarom betaling van het door de deskundige begrootte bedrag als voorschot en eventuele meerkosten nader op te maken bij staat. Verder kunnen [eiser 1] c.s. niet goed overzien wat de oplossingen van de deskundige betekenen voor de hoogte van het plafond. Een verlaging van twee tot drie centimeter zou voor hen acceptabel zijn, maar een verlaging van tien centimeter zeker niet.
3.33.
De rechtbank overweegt dat geen van partijen concreet heeft gesteld dat de door de deskundige voorgestane oplossingen op zich niet uitvoerbaar zouden zijn. De opmerking van Goed Verblijven dat de door de deskundige beschreven oplossingen zwaar overdreven en te duur zijn en zijn gebaseerd op verkeerde uitgangspunten is niet concreet gemaakt en gemotiveerd. Voor zover Goed Verblijven in het algemeen doelt op de vele punten van kritiek in haar reactie op het conceptrapport en de conclusies na deskundigenbericht had het op haar weg gelegen concreet te maken welk bezwaar zij heeft tegen welke door de deskundige geopperde oplossing. Dat de beantwoording van de deskundige van de vragen 8a t/m 8c is gebaseerd op de mening van de deskundige, zoals [eiser 1] c.s. opmerken, is nu juist waarom de rechtbank een deskundige heeft benoemd. De door de deskundige voorgestane oplossingen berusten immers in belangrijke mate op kennis en ervaring van de deskundige. Niet verlangd kan worden dat de op grond hiervan begrote kosten door de deskundige verder worden onderbouwd met bijvoorbeeld offertes. Voldoende is dat in het rapport duidelijk is gemaakt welke kostenposten de deskundige in aanmerking heeft genomen en voor welk bedrag. Wat betreft de opmerking van [eiser 1] c.s. over de hoogte van het plafond, merkt de rechtbank op dat [eiser 1] c.s. een verlaging van het plafond met tien centimeters niet acceptabel vinden, maar daarbij niet duidelijk hebben gemaakt dat dit het geval gaat zijn met de door deskundige uitgewerkte oplossing. De rechtbank gaat daarom aan dit bezwaar voorbij.
9a Moeten bij het uitvoeren van de herstelwerkzaamheden van de aan Goed Verblijven te wijten gebreken de ramen en deuren als verloren worden beschouwd of zijn deze herbruikbaar? 9b Is het bij het uitvoeren van deze herstelwerkzaamheden nodig om de keuken te slopen en te monteren en is hierbij herstel van de betonvloer nodig? 9c In hoeverre wordt de tuin vernield als gevolg van de te verrichten herstelwerkzaamheden van de aan Goed Verblijven te wijten gebreken?
3.34.
De deskundige verwijst hier naar zijn antwoorden op vraag 6, zie hiervoor vanaf punt 3.23.
10 Zijn er nog andere punten die de deskundige naar voren wil brengen, die relevant kunnen zijn voor de beoordeling van dit geschil?
3.35.
De deskundige gaat in antwoord op vraag 10 in op een aantal onderwerpen, die naar het oordeel van de rechtbank voor de beoordeling van het geschil verder niet relevant zijn.
Conclusie van de rechtbank na het deskundigenrapport
3.36.
Hoewel het deskundigenrapport bepaald niet makkelijk leest en zeer uitvoerig is, is de uiteindelijke beantwoording van de door de rechtbank gestelde vragen betreft voldoende begrijpelijk en ook heeft de deskundige voldoende duidelijk gemaakt hoe hij tot zijn conclusies is gekomen. De motivering van de deskundige komt de rechtbank ondanks de hierboven besproken bezwaren van partijen overtuigd voor en de rechtbank zal de zienswijze van de deskundige dan ook volgen.
3.37.
De rechtbank komt op grond van het rapport tot het oordeel dat de aanbouw naast de in het tussenvonnis van 26 mei 2021 vastgestelde gebreken diverse constructieve tekortkomingen heeft die hersteld moeten worden. De belangrijkste zijn dat de sterkte en stabiliteit van de aanbouw niet voldoen en er onvoldoende standzekerheid is. De constructieve opbouw van hout is niet voldoende sterk en stabiel en de dakconstructie voldoet niet op het gebied van afwatering. Deze tekortkomingen kunnen aan Goed Verblijven worden toegerekend, ook als deze het gevolg zijn van het ontbreken van een deugdelijk ontwerp met tekeningen en berekeningen, omdat dat – zo heeft de rechtbank al meermaals overwogen – in dit geval onder de opdracht aan Goed Verblijven viel. Uitzondering vormen de (eventuele) tekortkomingen aan de fundering en de vloer. Die komen voor rekening van [eiser 1] c.s. zelf en voor zover herstel daarvan nodig is, zijn de kosten daarvan dan ook voor [eiser 1] c.s. [eiser 1] c.s. onderschrijven dit uitgangspunt in punt 31 van hun conclusie na deskundigenbericht. Andere werkzaamheden aan de aanbouw die door [eiser 1] c.s. zelf zijn uitgevoerd of die zij door een derde hebben laten uitvoeren zijn volgens de deskundige weliswaar niet steeds deugdelijk verricht, maar hebben (nog) niet tot schade geleid. De in punt 4.31 van het tussenvonnis van 26 mei 2021 door Goed Verblijven aan [eiser 1] c.s. gemaakte verwijten doen dus niet af aan de geconstateerde tekortkomingen aan de zijde van Goed Verblijven en zijn voor dit geschil verder niet van invloed, behalve dat eventueel noodzakelijk herstel daarvan niet voor rekening van Goed Verblijven komt. De deskundige heeft dat herstel om die reden ook niet meegenomen in zijn kostenbegroting.
3.38.
In het tussenvonnis van 26 mei 2021 heeft de rechtbank al overwogen dat de overeenkomst vanwege de door Goed Verblijven gepleegde wanprestatie zoals onder I primair gevorderd zal worden ontbonden en dat Goed Verblijven gehouden is de schade die [eiser 1] c.s. als gevolg van de wanprestatie lijden te vergoeden. De ontbinding leidt tot ongedaanmakingsverbintenissen. Dat betekent dat Goed Verblijven de door [eiser 1] c.s. betaalde aanneemsom van € 40.656,- zal moeten terugbetalen. De vordering onder II primair zal daarom ook worden toegewezen, inclusief de gevorderde wettelijke rente. Anders dan gevorderd zal de ingangsdatum van de wettelijke rente niet worden bepaald op de dag dat de aanneemsom door [eiser 1] c.s. is betaald, maar op de datum van dit vonnis, omdat de ontbinding pas ingaat op de datum van dit vonnis en geen terugwerkende kracht heeft. De terugbetalingsverplichting voor Goed Verblijven ontstaat dus ook pas per datum van dit vonnis.
3.39.
Omdat het niet nodig is gebleken de aanbouw te slopen, zijn [eiser 1] c.s. op grond van artikel 6:271 BW in beginsel gehouden de waarde van het huidige werk aan Goed Verblijven te vergoeden. Hiervoor heeft de rechtbank in punt 3.30 echter al overwogen dat de waarde die de deskundige heeft begroot is verdisconteerd in de lagere herstelkosten. De aanbouw is weliswaar al ruim vier jaar in gebruik bij [eiser 1] c.s., maar gelet op de ernst en omvang van de gebreken, waardoor er vier stempels in de aanbouw staan en er regelmatig moeten er vele liters regenwater van het dak worden gepompt. De afbouw van de aanbouw is gestaakt. Door dit alles is naar het oordeel van de rechtbank van daadwerkelijk woon
genotgeen sprake, terwijl [eiser 1] c.s. daar op grond van de overeenkomst wel recht op hadden. De rechtbank zal daarom geen afzonderlijke waarde toekennen aan het huidige werk.
3.40.
De deskundige begroot de kosten van het herstel van de aanbouw dat voor rekening van Goed Verblijven komt op € 61.500,-, waarbij hij rekent met het prijspeil in 2022. Dit bedrag is volgens [eiser 1] c.s. te laag en zij vorderen na wijzigingen van eis verwijzing naar de schadestaatprocedure, zodat de daadwerkelijke schade na herstel kan worden vastgesteld.
3.41.
De rechtbank overweegt dat de rechter die een veroordeling tot schadevergoeding uitspreekt, voor zover dit mogelijk is, de schade begroot in het vonnis. Indien begroting in het vonnis niet mogelijk is, spreekt de rechter een veroordeling uit tot schadevergoeding op te maken bij staat. In dit geval kan de rechtbank de schade in dit vonnis begroten op basis van het deskundigenbericht, waarbij de deskundige de kosten begroot naar het prijspeil in 2022. Dat de daadwerkelijke herstelkosten van de door de deskundige aangedragen oplossing nu niet exact zijn vast te stellen, is onvoldoende om de zaak naar de schadestaatprocedure te verwijzen.
3.42.
In het tussenvonnis van 26 mei 2021 heeft de rechtbank al overwogen dat [eiser 1] c.s. recht hebben op vergoeding van de extra kosten die meer zijn dan de oorspronkelijke aanneemsom die Goed Verblijven zal moeten terugbetalen. De herstelkosten om een aanbouw te krijgen conform de inhoud van de tussen partijen gesloten overeenkomst begroot de rechtbank op € 61.500,-. Dat zijn niet alleen de extra kosten, maar de totale kosten waarmee een deugdelijke aanbouw kan worden verkregen. Op dat bedrag moet de door Goed Verblijven terug te betalen aanneemsom van € 40.656,- nog in mindering worden gebracht. De extra kosten die [eiser 1] c.s. moeten maken als gevolg van de wanprestatie van Goed Verblijven bedragen dus € 20.844,-. Deze kosten acht de rechtbank ook nog redelijk in verhouding tot de oorspronkelijke aanneemsom. Goed Verblijven zal worden veroordeeld om dit bedrag aan [eiser 1] c.s. te betalen.
Overige schade
3.43.
[eiser 1] c.s. stellen dat zij als gevolg van de noodzakelijke herstelwerkzaamheden € 51.081,50 extra schade lijden vanwege kosten voor het opnieuw aanschaffen van ramen en deuren die als verloren moeten worden beschouwd, het slopen en monteren van de keuken, de opslag van meubels, herstel van de betonnen vloer en de tuin en het huren van tijdelijke woonruimte voor de duur van twee maanden.
3.44.
Uit het deskundigenbericht blijk dat de ramen en deuren kunnen worden hergebruikt. Dit is dus geen schadepost. Volgens de deskundige hoeft de keuken ook niet gesloopt te worden, maar kan de keuken eenvoudig worden omtimmerd met een tijdelijke beplating van hechthout/underlayment. Ook deze gevorderde kosten zullen worden afgewezen. Dat geldt ook voor de gevorderde kosten voor herstel van de betonnenvloer. Hiervoor is in punt 3.25 al overwogen dat uit het deskundigenbericht blijkt dat de fundering en de vloer als gevolg van herstelwerkzaamheden aan de opbouw niet worden beschadigd. Voor zover er al herstelwerkzaamheden aan de fundering en/of vloer moeten plaatsvinden, is dat het gevolg van gebreken aan de fundering en/of betonvloer zelf en die werkzaamheden vielen buiten de opdracht aan Goed Verblijven. Eventuele kosten wegens herstel van de vloer komen dus voor rekening van [eiser 1] c.s. zelf.
3.45.
Kosten van herstel van de tuin komen ook niet voor vergoeding in aanmerking. De deskundige heeft in zijn rapport opgemerkt dat de tuin niet zal worden beschadigd bij de herstelwerkzaamheden, omdat sprake is van een min of meer gevlakt maaiveld. Hiervoor is al overwogen dat [eiser 1] c.s. onvoldoende onderbouwd hebben dat de tuin wel was ingericht. Voor zover zij dat na bezichtiging door de deskundige hun tuin alsnog hebben ingericht, komen de kosten van herstel daarvan alsnog voor hun eigen rekening. Zij wisten immers op dat moment al dat er nog werkzaamheden aan de aanbouw verrichten zouden moeten worden. De gevorderde herstelkosten van de tuin zullen dus ook worden afgewezen.
3.46.
De rechtbank wijst de gevorderde huur van vervangende woonruimte voor de duur van twee maanden ad € 3.768,00 toe. [eiser 1] c.s. hebben deze kosten voldoende gespecificeerd in productie 18 bij dagvaarding en bijgewerkt in productie 25. Productie 18 bevat een folder met daarin opgenomen de prijzen van een vakantiechalet. Goed Verblijven heeft deze schadepost en de noodzaak van verblijf elders tijdens de herstelwerkzaamheden onvoldoende gemotiveerd betwist.
3.47.
De kosten voor de opslag van meubels ad € 3.296,00 worden afgewezen, omdat deze post niet is onderbouwd door [eiser 1] c.s. Bovendien stellen [eiser 1] c.s. zelf dat zij gedurende de herstelwerkzaamheden niet in de woning kunnen verblijven. De meubels kunnen dan worden opgeslagen in het voorhuis. Het betreffen dus geen noodzakelijk te maken kosten.
3.48.
Verder stellen [eiser 1] c.s. dat er een kostenpost moet worden opgenomen voor het maken van de benodigde tekeningen / berekeningen en eventuele leges voor de vergunningsaanvraag. De deskundige geeft aan dat deze kosten niet volledig zijn opgenomen in zijn beraming, omdat kennelijk ieder voor ogen had om met een beperkt ontwerppakket te volstaan. Er is bij punt 7c en 7d in de kostenberaming wel tweemaal een post voor engineering opgenomen, met de verwachting dat de gekozen uitvoerende partij zelf in staat is om dat vakkundig te doen, op basis van het aangegeven alternatief en na de voorzet in het deskundigenbericht, zo schrijft de deskundige. Deze redenering van de deskundige wordt door de rechtbank gevolgd, zodat de rechtbank geen aanvullend bedrag voor het maken van tekeningen/berekeningen opneemt. Dat er leges zijn verschuldigd als gevolg van de herstelwerkzaamheden, is onvoldoende onderbouwd door [eiser 1] c.s., zodat deze post om die reden wordt afgewezen.
3.49.
Volgens [eiser 1] c.s. is Goed Verblijven ook aansprakelijk voor de schade die zij lijden doordat de materialen die bij de afbouwwerkzaamheden zijn gebruikt, zijn vernietigd als gevolg van de aan Goed Verblijven toe te rekenen gebreken en tekortkomingen (de lekkages, instabiliteit), waaronder isolatie en beplating. Goed Verblijven betwist dat dit schade betreft waarvoor zij aansprakelijk gehouden kan worden. Deze schade komt niet voor rekening van Goed Verblijven omdat uit het deskundigenbericht blijkt dat er het nodige aan te merken valt op de door [eiser 1] c.s. aangebrachte binnenafwerking (isolatie en beplating) en deze bovendien ook deels ontbreekt. Omdat de binnenafwerking volgens de overeenkomst door [eiser 1] c.s. zelf (correct) zou moeten worden aangebracht, maar dat niet of onvoldoende is gebeurd, dient zij de kosten voor dit herstel zelf te dragen en kan zij dit herstel niet op kosten van Goed Verblijven (laten) verrichten.
Kosten ter vaststelling aansprakelijkheid
3.50.
[eiser 1] c.s. vorderen betaling van een bedrag van € 3.091,40 aan kosten ter vaststelling van de aansprakelijkheid van Goed Verblijven. Dit bedrag bestaat uit € 762,30 aan kosten van Bouwkundig Teken- en Constructieburo Devente en € 2.329,10 aan kosten van Interplan en Faas & Van Iterson. Deze gevorderde kosten zijn niet (voldoende) door Goed Verblijven betwist en komen op grond van artikel 6:96 BW voor vergoeding in aanmerking. De vordering zal dus worden toegewezen.
Exoneratiebeding
3.51.
In punt 4.42 van het tussenvonnis van 26 mei 2021 is opgemerkt dat Goed Verblijven een beroep doet op het exoneratiebeding in artikel 9 van haar algemene voorwaarden. Goed Verblijven stelt dat zij op grond van lid 2 en 3 van dat artikel niet aansprakelijk is voor gevolgschade en voor (directe) schade die het gefactureerde bedrag te boven gaat. In het tussenvonnis is overwogen dat de rechtbank pas na het deskundigenbericht over dit verweer kan beslissen. Partijen hebben zich zoals besproken tijdens de mondelinge behandeling in de akte na deskundigenbericht over dit verweer en het voorkomen van exoneratiebedingen op de grijze lijst van artikel 6:237 BW uitgelaten.
3.52.
De rechtbank overweegt het volgende. Artikel 6:233 onder a BW bepaalt dat een beding in de algemene voorwaarden vernietigbaar is als het, gelet op de aard en de overige inhoud van de overeenkomst, de wijze waarop de voorwaarden zijn tot stand gekomen, de wederzijds kenbare belangen van partijen en de overige omstandigheden van het geval, onredelijk bezwarend is voor de wederpartij. Artikel 6:233 onder a BW wordt voor transacties tussen ondernemers en consumenten nader uitgewerkt in artikel 6:236 BW (zwarte lijst) en 6:237 BW (grijze lijst). Indien een beding in strijd is met artikel 6:236 of 6:237 BW is het vernietigbaar. Bedingen op de grijze lijst worden vermoed onredelijk bezwarend te zijn. Dit is een weerlegbaar vermoeden. Het is aan de gebruiker om aan te tonen dat de aansprakelijkheidsbeperking in een gegeven geval niet onredelijk bezwarend is.
3.53.
Het exoneratiebeding komt voor op de grijze lijst in artikel 6:237 onder f BW en wordt dus vermoed onredelijk bezwarend te zijn. Vast staat dat [eiser 1] c.s. consumenten zijn, zodat hen een beroep op dit artikel toekomt.
3.54.
Goed Verblijven stelt ter weerlegging van het vermoeden dat de exoneratie in verhouding tot het factuurbedrag niet onredelijk bezwarend is, omdat:
  • [eiser 1] c.s. verkeerd heeft voorgelicht bij de aanvang van het bouwen waarin deze toentertijd beweerde dat het bouwwerk vergunningvrij gebouw kon worden. Deze misleiding heeft ertoe geleid dat er geen constructieve- en bouwbesluit berekeningen zijn gemaakt met deze rechtszaak tot gevolg
  • [eiser 1] c.s. hebben geen architect ingeschakeld, Goed Verblijven moest het zelf maar uitzoeken;
  • [eiser 1] c.s. hebben geen constructeur ingeschakeld, Goed Verblijven leverde slechts 3 wanden en een dak;
  • [eiser 1] c.s. hebben de verantwoordelijkheid op zich genomen om de bouwactiviteiten te realiseren en te coördineren van hun eigen bouwwerk en stelden zich op als hoofdaannemer. [eiser 1] c.s. stelden zich hiermee professioneel en deskundig op.
3.55.
De rechtbank overweegt dat de argumenten van Goed Verblijven vrijwel allemaal in het tussenvonnis van 26 mei 2021 en eerder in dit vonnis al zijn verworpen. In het tussenvonnis van 26 mei 2021 is al geoordeeld dat niet gebleken is dat [eiser 1] c.s. (voldoende) deskundig zijn op bouwkundig gebied. Ook is al overwogen dat het (risico van het) niet maken van constructieve berekeningen en tekeningen voor rekening van Goed Verblijven komt. Overigens kan Goed Verblijven de verantwoordelijkheid voor een deugdelijke constructie hoe dan ook niet afschuiven op [eiser 1] c.s. Als tekeningen of berekeningen noodzakelijk waren voor een deugdelijke constructie, had Goed Verblijven [eiser 1] c.s. moeten vragen om die tekeningen en berekeningen en had zij niet zonder daarover te beschikken mogen beginnen met bouwen. Het standpunt dat Goed Verblijven niet meer hoefde te leveren dan drie wanden en een dak is in 4.2 tot en met 4.10 van het tussenvonnis van 26 mei 2021 tot slot ook al verworpen.
3.56.
Goed Verblijven heeft kortom geen feiten of omstandigheden genoemd die afzonderlijk en/of tezamen het vermoeden hebben weerlegd dat het exoneratiebeding van artikel 9 algemene voorwaarden onredelijk bezwarend jegens [eiser 1] c.s. is. Aan Goed Verblijven komt dan ook om deze reden geen beroep toe op het exoneratiebeding.
Samengevat
3.57.
De rechtbank wijst de primaire vordering van [eiser 1] c.s. onder punt I (de ontbinding van de overeenkomst) en II (terugbetaling gefactureerde bedrag) toe en wijst onder punt III een bedrag toe van € 20.844,00 (herstel- en meerkosten). De primair eveneens onder punt III gevorderde verwijzing naar de schadestaat wordt afgewezen. Aan de subsidiaire vorderingen onder punt IV en V komt de rechtbank niet toe, omdat de gevorderde ontbinding onder punt I wordt toegewezen. De onder punt VI gevorderde verklaring voor recht wordt afgewezen, omdat daar geen belang bij bestaat omdat Goed Verblijven in deze procedure wordt veroordeeld in de door [eiser 1] c.s. als gevolg van het tekort schieten in de nakoming van de overeenkomst geleden schade. De eveneens in punt VI opgenomen vordering tot betaling van een schadevergoeding wordt (immers) toegewezen tot een bedrag van € 3.768,00 (vervangende woonruimte). De vorderingen onder VII (buitengerechtelijke kosten) en VIII (kosten vaststelling aansprakelijkheid) en IX (proceskosten) worden hierna behandeld.
Kosten deskundige
3.58.
Goed Verblijven zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het deskundigenbericht dienen te dragen, welke kosten door de rechtbank worden vastgesteld op een bedrag van € 13.643,-, inclusief btw. Dit bedrag is reeds door Goed Verblijven als voorschot voldaan en aan de deskundige uitbetaald.
Buitengerechtelijke kosten
3.59.
[eiser 1] c.s. gesteld buitengerechtelijke kosten gemaakt te hebben en hebben vergoeding daarvan gevorderd. Voldaan dient te worden aan het vereiste dat alleen redelijke kosten die in redelijkheid zijn gemaakt kunnen worden toegewezen. In dit geval is niet gebleken dat niet aan dit vereiste is voldaan, zodat de rechtbank de gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten ad € 1.185,- zal toewijzen.
Proceskosten
3.60.
Goed Verblijven zal de als het in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld als hierna vermeld. De kosten aan de zijde van [eiser 1] c.s. worden begroot op:
- griffierecht € 1.639,00
- salaris advocaat
€ 4,425,00(2,5 punten × tarief € 1.770,00)
totaal € 6.064,00
Nakosten
3.61.
[eiser 1] c.s. vorderen daarnaast veroordeling van Goed Verblijven in de nakosten. Volgens vaste rechtspraak (zie HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853) levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten. De rechtbank zal daarom de nakosten niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
ontbindt de tussen [eiser 1] c.s. en Goed Verblijven gesloten overeenkomst d.d. 13 juni 2017,
4.2.
veroordeelt Goed Verblijven tot (terug)betaling aan [eiser 1] c.s. van € 40.656,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van dit vonnis tot de dag van algehele voldoening,
4.3.
veroordeelt Goed Verblijven tot betaling aan [eiser 1] c.s. van € 20.844,- aan herstel-, dan wel meerkosten voor het laten uitvoeren van de geoffreerde werkzaamheden door een derde,
4.4.
veroordeelt Goed Verblijven tot betaling aan [eiser 1] c.s. van een schadevergoeding van € 3.768,00,
4.5.
veroordeelt Goed Verblijven tot betaling aan [eiser 1] c.s. van € 3.091,40 aan kosten ter vaststelling van de aansprakelijkheid,
4.6.
bepaalt dat Goed Verblijven de kosten van het deskundigenbericht, vastgesteld op € 13.643,-, dient te dragen,
4.7.
veroordeelt Goed Verblijven tot betaling aan [eiser 1] c.s. van € 1.185,-
aan buitengerechtelijke kosten,
4.8.
veroordeelt Goed Verblijven in de proceskosten, aan de zijde van [eiser 1] c.s. tot op heden begroot op € 6.064,00, te voldoen binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
4.9.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.10.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.K. Korteweg en in het openbaar uitgesproken op 28 december 2022. [1]

Voetnoten

1.type: 977