ECLI:NL:RBNHO:2022:11846

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 december 2022
Publicatiedatum
30 december 2022
Zaaknummer
C/15/274626 / HA ZA 18-370
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing schadevergoeding en vorderingsrecht in civiele procedure tussen Blue Harbor Group Ltd en Azure Naval Architects B.V.

In deze civiele procedure heeft de Rechtbank Noord-Holland op 21 december 2022 uitspraak gedaan in de zaak tussen Blue Harbor Group Ltd en Azure Naval Architects B.V. Blue Harbor, vertegenwoordigd door advocaat mr. T. van der Valk, vorderde schadevergoeding van Azure, vertegenwoordigd door advocaat mr. G.C. Endedijk. De rechtbank heeft de vorderingen van Blue Harbor afgewezen, omdat zij geen zelfstandig vorderingsrecht heeft. De rechtbank oordeelde dat de vorderingen van Blue Harbor uit hoofde van lastgeving niet konden worden toegewezen, aangezien de derde partij, Spider Investment Ltd., geen schade had geleden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eigendom van het motorjacht 'Renegade' was overgedragen van Spider Investment aan Blue Harbor, maar dat dit niet betekende dat Blue Harbor automatisch recht had op schadevergoeding. De rechtbank benadrukte dat de contractuele verplichtingen en rechten alleen gelden tussen de partijen bij de overeenkomst, en dat de juridische entiteiten niet zonder meer vereenzelvigd kunnen worden. De rechtbank heeft ook de proceskosten aan de zijde van Azure begroot op € 25.940,50, en bepaald dat de door Blue Harbor gestorte zekerheid kan worden aangewend voor de voldoening van deze kosten. Het vonnis is openbaar uitgesproken en de kostenveroordeling is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/274626 / HA ZA 18-370
Vonnis van 21 december 2022
in de zaak van
de rechtspersoon naar het recht van de plaats harer vestiging
BLUE HARBOR GROUP LTD,
gevestigd en kantoorhoudende te Roadtown, Tortola (Britse Maagdeneilanden),
eiseres,
advocaat mr. T. van der Valk te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AZURE NAVAL ARCHITECTS B.V,
statutair gevestigd te Heemstede en kantoorhoudende te Haarlem,
gedaagde,
advocaat mr. G.C. Endedijk te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Blue Harbor en Azure genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 29 juni 2022
  • de akte na tussenvonnis van Blue Harbor van 27 juli 2022
  • de akte van Azure van 27 juli 2022
  • de akte na tussenvonnis van Blue Harbor van 24 augustus 2022
  • de antwoordakte van Azure van 24 augustus 2022.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In het tussenvonnis van 2 februari 2022 heeft de rechtbank overwogen dat er drie overeenkomsten tot stand zijn gekomen waarin (nadere) afspraken zijn gemaakt over de refit van het motorjacht “ Renegade” (hierna: het schip). De eerste twee overeenkomsten zijn gesloten tussen Azure en Spider Investment Ltd. (hierna: Spider Investment) en de derde overeenkomst tussen Azure en Blue Harbor. Tussen de tweede en de derde overeenkomst is de eigendom van het schip door Spider Investment overgedragen aan Blue Harbor.
2.2.
In het tussenvonnis is verder overwogen dat de bij de derde overeenkomst gewijzigde algemene voorwaarden, waaronder de verhoogde aansprakelijkheidsdekking, geen terugwerkende kracht hebben en niet van toepassing zijn op de eerste en tweede overeenkomst. Tot slot is overwogen dat op grond van de toepasselijke algemene voorwaarden de vorderingsrechten van Blue Harbor zijn vervallen, met uitzondering van het verwijt ten aanzien van het niet passende verlengstuk. Het verwijt dat Blue Harbor Azure in dat kader maakt, is dat de tekeningen die Azure op basis van twee scans en beschikbare bouwtekeningen heeft gemaakt niet bruikbaar waren voor het vervaardigen van het verlengstuk dat aan het schip zou worden bevestigd. Het op basis van die tekeningen gemaakte verlengstuk paste niet (goed) op het schip.
2.3.
In genoemd tussenvonnis is ook vastgesteld dat de opdracht tot het maken van de tekeningen onder de eerste overeenkomst viel. Omdat Azure tijdens de mondelinge behandeling van 16 december 2021 had aangevoerd dat Blue Harbor niet bevoegd was om een vordering uit hoofde van de eerste overeenkomst in te stellen, omdat niet Blue Harbor, maar Spider Investment de contractspartij bij die overeenkomst was, heeft de rechtbank Blue Harbor in de gelegenheid gesteld bij akte op dat verweer te reageren.
2.4.
Nadat beide partijen zich bij akte over het verweer van Azure hadden uitgelaten, heeft de rechtbank in het tussenvonnis van 29 juni 2022 geoordeeld dat Blue Harbor geen zelfstandig vorderingsrecht heeft wat de tekeningen voor het verlengstuk betreft, omdat geen geldige contractsoverneming van de vorderingsrechten van Spider Investment door Blue Harbor heeft plaatsgevonden, maar dat Blue Harbor uit hoofde van lastgeving wel bevoegd is om in deze procedure op eigen naam de vordering van Spider Investment in te stellen. Verder heeft de rechtbank in dat tussenvonnis in punt 2.25 overwogen dat Spider Investment op het moment dat de in deze procedure gevorderde schade zich voordeed geen eigenaar meer was van het schip en dat Blue Harbor nog geen eigenaar was toen de (veronderstelde) beroepsfout door Azure werd gemaakt. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld te reageren op de vraag welke partij schade heeft geleden als zou komen vast te staan dat Azure jegens Spider Investment tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen onder de eerste overeenkomst.
2.5.
Partijen hebben over en weer bij akte en antwoordakte gereageerd. Blue Harbor heeft daarin aangegeven dat zij met Spider Investment nog geen afspraken heeft gemaakt over de vraag of de schade als gevolg van gebrekkig werk van Azure onder de eerste overeenkomst uiteindelijk voor rekening van Blue Harbor zal komen of voor rekening van Spider Investment. Indien nodig kan Spider Investment de schade van Blue Harbor vergoeden en omgekeerd is dat ook mogelijk. Voor een dergelijke afspraak was tot het tussenvonnis van 2 februari 2022 geen aanleiding. Bovendien is het belang van Spider Investment en Blue Harbor uiteindelijk hetzelfde. De overdracht van het schip was puur administratief en de uiteindelijk belanghebbende van het schip was en is de heer [betrokkene]. Als Azure wegkomt met wanprestatie onder de eerste overeenkomst door haar laat aangevoerde formele verweer dat Blue Harbor geen vorderingsrecht heeft c.q. geen schade heeft geleden is dat in strijd met de afspraken onder de derde overeenkomst en naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar, aldus nog steeds Blue Harbor.
2.6.
De rechtbank overweegt als volgt. In het tussenvonnis van 29 juni 2022 is al overwogen dat Blue Harbor geen zelfstandig vorderingsrecht heeft. Voor zover zij in deze procedure (mede) namens zichzelf vergoeding van schade vordert, zal de vordering om die reden worden afgewezen.
2.7.
Voor zover Blue Harbor uit hoofde van lastgeving op eigen naam de vordering van Spider Investment heeft ingesteld zal ook die vordering worden afgewezen. Azure heeft in haar akte van 27 juli 2022 ten aanzien van alle schadeposten waarvan vergoeding wordt gevorderd gemotiveerd betwist dat de betreffende schade door Spider Investment is geleden en gesteld dat het uitsluitend schade van Blue Harbor betreft. Blue Harbor heeft dat niet weersproken. Zij heeft in haar antwoordakte slechts herhaald dat Spider Investment en Blue Harbor nog geen afspraken hebben gemaakt over wie de schade uiteindelijk zal dragen en dat Spider Investment indien nodig de schade van Blue Harbor kan vergoeden. Niet gesteld of gebleken is dat er inmiddels wel afspraken zijn gemaakt of dat Blue Harbor Spider Investment aansprakelijk heeft gesteld voor door haar geleden schade. Bij die stand van zaken kan de rechtbank niet anders vaststellen dan dat Spider Investment (in ieder geval op dit moment) geen schade heeft geleden en dus geen recht heeft op betaling van een schadebedrag door Azure. Dat het uiteindelijke belang van Spider Investment en Blue Harbor hetzelfde is, omdat de overdracht van de eigendom puur administratief was en de heer [betrokkene] de uiteindelijk belanghebbende is, doet daar niet aan af. Juridisch zijn Spider Investment, Blue Harbor en [betrokkene] verschillende entiteiten met ieder een eigen vermogen en die kunnen niet zonder meer vereenzelvigd worden.
2.8.
Blue Harbor betoogt dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is als het formele verweer dat Blue Harbor geen vorderingsrecht heeft, althans Spider Investment geen schade heeft geleden ertoe leidt dat Azure wegkomt met haar wanprestatie onder de eerste overeenkomst. De rechtbank merkt hierover op dat Azure niet “zomaar” wegkomt met (mogelijke) wanprestatie. Uitgangspunt is immers dat overeenkomsten in beginsel alleen voor partijen bij die overeenkomst rechten en verplichtingen laten ontstaan. In dit geval tussen Azure en Spider Investment. Dat de UBO van zowel Spider Investment als Blue Harbor de heer [betrokkene] is, is onvoldoende reden om een uitzondering op dit uitgangspunt te maken. Herhaald wordt dat indien Blue Harbor (of Spider Investment) heeft nagelaten om haar vorderingsrechten onder de verschillende overeenkomsten tijdig zeker te stellen, dat voor haar risico dient te komen (zie hiervoor ook punt 4.11 van het tussenvonnis van 2 februari 2022). Er is dan ook geen reden om het feit dat de schade en het vorderingsrecht niet in één hand liggen op basis van artikel 6:248 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht te zetten, zoals Blue Harbor betoogt. De arresten waarnaar Blue Harbor in haar akte van 27 juli 2022 heeft verwezen, zien op andere gevallen en zijn voor deze zaak niet relevant.
2.9.
Blue Harbor zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Azure worden begroot op:
- griffierecht 3.946,00
- salaris advocaat
21.994,50(5,5 punt × tarief € 3.999,00)
Totaal € 25.940,50
2.10.
Volgens vaste rechtspraak (zie HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853) levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten (voor zover nakosten worden gemaakt). De rechtbank zal daarom de nakosten niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden.
2.11.
In het vonnis in incident van 25 november 2020 is – kort gezegd – bepaald dat Blue Harbor voor een bedrag van € 25.154 zekerheid moet stellen voor de proceskosten van Azure door storting van dat bedrag op de derdengeldrekening van de advocaat van Azure. Nu hiervoor is overwogen dat Blue Harbor de proceskosten van Azure moet vergoeden, zal de rechtbank – als gevorderd – bepalen dat voor de voldoening van die proceskosten de aangehouden zekerheid aangewend kan worden.
2.12.
De jongste rechter, ten overstaan van wie de mondelinge behandeling op 16 december 2021 is gehouden, heeft dit vonnis niet mede kunnen wijzen om organisatorische redenen.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
wijst de vorderingen af,
3.2.
veroordeelt Blue Harbor in de proceskosten, aan de zijde van Azure tot op heden begroot op € 25.940,50,
3.3.
bepaalt dat voor de voldoening van de proceskosten de door Blue Harbor gestorte en op de derdengeldrekening van de advocaat van Azure aangehouden zekerheid aangewend kan worden,
3.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling en de bepaling onder 3.3 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.K. Korteweg, mr. Th.S. Röell en mr. W.S.J. Thijs en in het openbaar uitgesproken op 21 december 2022. [1]

Voetnoten

1.type: 977